Artikel 248, WIB 92
Art. 248, § 1, tweede lid, 1°, b), en nieuw derde lid, is van toepassing op de bezoldigingen die worden betaald of toegekend vanaf 01.04.2022 (art. 7 en 9, W 28.03.2022 - B.S. 31.03.2022; Numac: 2022031434)
§ 1. De belasting betreffende de niet in de artikelen 232 tot 234 vermelde inkomsten, is gelijk aan de verschillende voorheffingen en aan de in artikel 301 vermelde bijzondere aanslag, die op die inkomsten betrekking hebben.
Met betrekking tot de belastingplichtigen vermeld in artikel 227, 1°, is het eerste lid eveneens van toepassing:
1° in afwijking van artikel 232:
a) op de winst of de baten behaald of verkregen door vennoten of leden van een vennootschap of een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid als vermeld in artikel 229, § 3;
b) op de bezoldigingen verkregen uit hoofde van een werkzaamheid uitgeoefend aan boord van een zeeschip door een zeeman die geen inwoner is van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte en niet is ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 1bis, eerste lid, 1°, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij;
c) op de bezoldigingen van seizoenarbeiders in de land- of tuinbouw, op voorwaarde dat de belastingplichtige en, desgevallend, zijn echtgenoot in het betrokken belastbare tijdperk geen andere in artikel 232, vermelde inkomsten heeft of hebben behaald of verkregen en de belastingplichtige aan zijn werkgever een door de fiscale administratie van zijn woonstaat uitgereikte woonplaatsverklaring heeft bezorgd;
2° op de inkomsten van onroerende goederen waarop artikel 232, tweede lid, van toepassing is.
Voor de toepassing van het tweede lid 1°, b), wordt onder een zeeschip een in artikel 1.1.1.3, § 1, 7°, van het Belgisch Scheepvaartwetboek bedoeld zeeschip verstaan dat is ingericht voor het vervoer van goederen, lading of personen of het verlenen van bijstand op zee.
Voor de toepassing van het tweede lid, 1°, c, wordt verstaan onder bezoldigingen van seizoenarbeiders in de land- of tuinbouw:
- de bezoldigingen voor prestaties als gelegenheidswerker in de land- of tuinbouw als bedoeld in artikel 8bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
- de eindejaarspremie en de getrouwheidspremie die door het Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf worden toegekend aan de in het eerste streepje bedoelde gelegenheidswerkers;
- de bezoldigingen voor prestaties als arbeider in de land- of tuinbouw ingevolge een contract van bepaalde duur of voor een duidelijk omschreven werk van maximaal zes opeenvolgende kalenderweken onmiddellijk aansluitend op een tewerkstelling als gelegenheidsarbeider in de land- of tuinbouw bij dezelfde werkgever;
- het vakantiegeld dat betrekking heeft op de in het derde streepje bedoelde periode van aansluitende tewerkstelling.
De minister bevoegd voor Financiën of zijn gedelegeerde bepaalt hoe op de in artikel 57 bedoelde fiche wordt vermeld dat de fiche bezoldigingen van seizoenarbeiders in de land- of tuinbouw als bedoeld in het tweede lid, 1°, c, betreft.
De belastingplichtige bezorgt de in het tweede lid, 1°, c, bedoelde woonplaatsverklaring aan zijn werkgever uiterlijk op de dag van de eerste betaling door die werkgever van bezoldigingen van seizoenarbeiders in de land- of tuinbouw. De werkgever houdt dit document ter beschikking van de fiscale administratie. De minister bevoegd voor Financiën of zijn gedelegeerde bepaalt hoe op de in artikel 57 bedoelde fiche wordt vermeld dat de woonplaatsverklaring aan de werkgever werd bezorgd.
§ 2. Evenwel kunnen de in artikel 227, 1°, vermelde belastingplichtigen die inkomsten verkrijgen als bedoeld in ofwel artikel 228, § 2, 8° en 9°, k, met uitsluiting van de in artikel 232, eerste lid, 2°, c, vermelde inkomsten, ofwel in artikel 229, § 3, ervoor opteren om § 1, eerste lid, niet toe te passen voor die inkomsten. Deze keuze is definitief, onherroepelijk en bindend voor de belastingplichtige. In dat geval worden de voormelde inkomsten toegevoegd aan de artikel 232, eerste lid, 2°, vermelde inkomsten om het nettobedrag te bepalen en de belasting te berekenen.
De in artikel 227, 1°, vermelde belastingplichtigen die bezoldigingen hebben verkregen als bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, c, en inwoners zijn van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, kunnen ervoor opteren om paragraaf 1, eerste lid, niet toe te passen.
§ 3. De in artikel 227 beoogde belastingplichtigen die inkomsten verkrijgen zoals bedoeld in artikel 228, § 3, kunnen er ook voor opteren om § 1 niet op die inkomsten toe te passen. Die keuze is definitief, onherroepelijk en bindend voor de belastingplichtige. In dat geval worden voormelde inkomsten toegevoegd aan de, naargelang het geval, in artikel 232, 233 of 234 bedoelde inkomsten om het netto bedrag te bepalen en de belasting te berekenen.