Parlementaire vraag nr. 8133 van mevrouw Muriel Gerkens van 19.01.2016

Mondelinge parlementaire vraag nr. 8133 van mevrouw Muriel Gerkens dd. 19.01.2016

Kamer, Integraal verslag – Commissie voor de Financiën, 2014-2015, CRIV 54 COM 311 dd. 19.01.2016, blz. 26

Het fiscaal statuut van studenten en van leerlingen met een leerovereenkomst

VRAAG (van mevrouw Gerkens)

Voor sommige ouders van kinderen met een leerovereenkomst is de belastingadministratie overgegaan tot een aanpassing van de aanslag. Volgens de administratie is een leerovereenkomst geen overeenkomst voor tewerkstelling van studenten in de zin van de wet op de arbeidsovereenkomst, en is artikel 143 van het WIB 1992, waarin bepaald wordt dat de bezoldigingen van studenten tot een bedrag van 2.590 euro niet meegerekend worden bij de vaststelling van het nettobedrag van de bestaansmiddelen, niet van toepassing op de ouders van leerlingen met een leerovereenkomst. Volgens de beroepsonderwijsinstellingen is een leerling met een leerovereenkomst niet meer ten laste van zijn ouders zodra zijn netto-inkomen het door de belastingadministratie vastgestelde bedrag overschrijdt; het plafond is vastgesteld op 3.120 euro netto per jaar als de leerling ten laste is van beide ouders en op 4.500 euro als hij ten laste is van een alleenstaande ouder. Bevestigt u die interpretatieverschillen? Als dat inkomen in aanmerking wordt genomen, zullen de ouders dat bedrag niet meer kunnen meenemen in de aftrekbare beroepskosten voor woonwerkverkeer, voor de verplaatsingen naar het bedrijf waarmee het leercontract werd gesloten. Kan de leerling verplaatsingskosten aftrekken? Moet dat verschil niet worden weggewerkt? Zo niet, hoe verantwoordt u dat onderscheid?

ANTWOORD (van de Minister van Financiën)

De inkomsten uit studentenarbeid onder een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten worden voor het aanslagjaar 2016 tot een bedrag van 2.600 euro niet in aanmerking genomen voor het vaststellen van het nettobedrag van de inkomsten. Daar een bezoldiging voortvloeiend uit een leercontract niet hetzelfde is als inkomsten uit studentenarbeid onder een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten, wordt die opgenomen in het nettobedrag van de inkomsten. Als een student zowel via een leercontract als een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten bezoldigd wordt, zal de bezoldiging die ontvangen wordt ter uitvoering van de tewerkstellingsovereenkomst tot een bedrag van 2.600 euro vrijgesteld worden. Daar de leerjongens zich in een andere situatie bevinden dan de studenten, is er geen sprake van discriminatie.

CONCLUSIE (van mevrouw Gerkens)

Leerjongens zijn jongeren die een opleiding volgen, net zoals de normale studenten, en vaak uit gezinnen met de laagste inkomens stammen. Ik betwist dat die jongeren die een werkstage volgen niet meer ten laste zijn en dat hun ouders geen aanspraak meer kunnen maken op ondersteuning aangezien het over alternerend leren gaat. Zou u niet kunnen onderzoeken of er sprake van discriminatie is?