Parlementaire vraag nr. 260 van de heer Capoen van 26.01.1993
VRAAG 93/260
Vraag nr. 260 van de heer Capoen dd. 26.01.1993
Bull. nr. 728, pag. 1698
Belastingtarief - Vennootschap in vereffening - Vennootschapsbelasting
Krachtens de artikels 96 tot 115 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 blijven de bepalingen van deze wetsartikelen van toepassing op de vennootschappen in vereffening, zelfs wanneer de ontbinding een einde aan de exploitatie heeft gesteld. Dit houdt in dat dergelijke vennootschappen verder belastbaar blijven in de gewone vennootschapsbelasting.
De vraag wordt gesteld of het tarief van de vennootschapsbelasting voor vennootschappen in vereffening voor het aanslagjaar 1992 éénvormig 39 pct. bedraagt, of dat een vermindering van het basistarief toepasselijk is zoals dit voor vennootschappen met een belastbare aanslagbasis van minder dan 13.000.000 frank het geval is.
Blijkens informatie, vertrekt in de nrs. 8 tot 12 van de administratieve circulaire nr. Ci.RH.421/438.231 van 13 april 1992 worden vennootschappen in vereffening niet van de verminderde tarieven uitgesloten indien zij althans niet vallen onder de drie categorieën van vennootschappen opgesomd in het nr. 10 van dezelfde circulaire.
Is deze zienswijze juist ?
ANTWOORD
De bepalingen van artikel 215, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zijn in beginsel eveneens van toepassing voor vennootschappen die vanaf 1 januari 1990 in vereffening zijn gesteld.
Om uit te maken of het bedoelde verminderde tarief van toepassing is - en inzonderheid of de dividenduitkering al dan niet hoger is dan 13 pct. van het gestorte kapitaal - moet evenwel rekening worden gehouden met :
Vraag nr. 260 van de heer Capoen dd. 26.01.1993
Bull. nr. 728, pag. 1698
Belastingtarief - Vennootschap in vereffening - Vennootschapsbelasting
Krachtens de artikels 96 tot 115 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 blijven de bepalingen van deze wetsartikelen van toepassing op de vennootschappen in vereffening, zelfs wanneer de ontbinding een einde aan de exploitatie heeft gesteld. Dit houdt in dat dergelijke vennootschappen verder belastbaar blijven in de gewone vennootschapsbelasting.
De vraag wordt gesteld of het tarief van de vennootschapsbelasting voor vennootschappen in vereffening voor het aanslagjaar 1992 éénvormig 39 pct. bedraagt, of dat een vermindering van het basistarief toepasselijk is zoals dit voor vennootschappen met een belastbare aanslagbasis van minder dan 13.000.000 frank het geval is.
Blijkens informatie, vertrekt in de nrs. 8 tot 12 van de administratieve circulaire nr. Ci.RH.421/438.231 van 13 april 1992 worden vennootschappen in vereffening niet van de verminderde tarieven uitgesloten indien zij althans niet vallen onder de drie categorieën van vennootschappen opgesomd in het nr. 10 van dezelfde circulaire.
Is deze zienswijze juist ?
ANTWOORD
De bepalingen van artikel 215, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zijn in beginsel eveneens van toepassing voor vennootschappen die vanaf 1 januari 1990 in vereffening zijn gesteld.
Om uit te maken of het bedoelde verminderde tarief van toepassing is - en inzonderheid of de dividenduitkering al dan niet hoger is dan 13 pct. van het gestorte kapitaal - moet evenwel rekening worden gehouden met :
- Eensdeels de bedragen die op grond van artikel 209, eerste lid, van voormeld wetboek, als uitgekeerd dividend worden aangemerkt;
- Anderdeels het gestorte kapitaal dat, mede gelet op de bepalingen van artikel 209, tweede lid, van hetzelfde wetboek, bij het begin van het belastbare tijdperk nog niet is of nog niet geacht wordt te zijn terugbetaald.