Commentaar van art. 145^3, WIB 92

B. Persoonlijke bijdragen voor aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood

Art. 145/3, WIB 92

I. Wettekst

145/3/0

II. KB/WIB 92

145/3/1

III. Inleiding

145/3/2-7

IV. Algemeen

145/3/8-12

V. Aard van de bijdragen

145/3/13

VI. Voorwaarden voor de toepassing van de belastingvermindering

145/3/14

VII. Jaarlijkse vermelding op de individuele loonfiches

145/3/15

VIII. Beperking van de totale maximumtoekenning

145/3/16-17

IX. Bijdragen van aanvullende verzekering gestort in Frankrijk, het Groot-Hertogdom Luxemburg en Nederland

145/3/18-20

X. Beperking van de voorschotten op en de inpandgevingen van contracten

145/3/21

I. WETTEKST

Nummer 145/3/0

Art. 145/3 [De tekst van art. 145/3, WIB 92, is van toepassing met ingang van aj. 1994]. - De in artikel 145/1, 1°, vermelde persoonlijke bijdragen komen voor vermindering in aanmerking op voorwaarde dat ze definitief zijn gestort aan een in België gevestigde verzekeringsonderneming of instelling voor sociale voorzieningen en dat de wettelijke en extra-wettelijke toekenningen naar aanleiding van de pensionering, uitgedrukt in jaarlijkse renten, niet meer bedragen dan 80 pct. van de laatste normale brutojaarbezoldiging en worden berekend naar de normale duur van een beroepswerkzaamheid. Een indexering van de rente is toegelaten.

De grens van 80 pct. wordt overeenkomstig artikel 59, derde lid, beoordeeld.

De Koning bepaalt de voorwaarden en de wijze van toepassing van deze bepaling, inzonderheid wat de voorschotten op contracten en de inpandgevingen van contracten betreft.

II. KB/WIB 92

Nummer 145/3/1

Afdeling XIII - Werkgeversbijdragen voor aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood

(Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 59, tweede en vierde lid)

Art. 34. - Voor de toepassing van de artikelen 52, 3°, b en 5°, en 59, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en van deze afdeling, wordt verstaan :

1° onder normale brutojaarbezoldiging : het totale brutobedrag van al de sommen die, vóór aftrek van de verplichte inhoudingen ter uitvoering van de sociale wetgeving of van een ermede gelijkgesteld wettelijk of reglementair statuut, aan de werknemer anders dan uitzonderlijk of toevallig toegekend of betaald zijn gedurende een bepaald jaar;

2° onder laatste normale brutojaarbezoldiging : de brutojaarbezoldiging die gelet op de vorige bezoldigingen van de werknemer als normaal kan worden beschouwd en die hem betaald of toegekend werd gedurende het laatste jaar vóór zijn oppensioenstelling waarin hij een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad,

3° onder normale duur van een beroepswerkzaamheid : 40 jaar of voor beroepen waarvoor de betrokken werkgever en werknemer aantonen dat de volledige loopbaan minder of meer dan 40 jaar bestrijkt, het aantal jaren van die volledige loopbaan.

Art. 35. - § 1. De werkgeversbijdragen voor aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood vermeld in artikel 52, 3°, b, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, worden van de belastbare inkomsten afgetrokken zoals bepaald in dat artikel, onder de volgende voorwaarden :

1° de bijdragen moeten worden gestort aan een levensverzekeringsonderneming of een pensioenfonds met maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer in België of aan een inrichting in België van een dergelijke onderneming of fonds met maatschappelijke zetel of voornaamste inrichting in het buitenland en zulks ter uitvoering van :

- ofwel een reglement van groepsverzekering dat beantwoordt aan de voorwaarden gesteld door de reglementering betreffende de controle van zulke reglementen;

- ofwel een verzekeringscontract betreffende de toekenning van extra-wettelijke voordelen aan werknemers bedoeld bij de reglementering inzake het rust- en overlevingspensioen der werknemers;

- ofwel het reglement van een pensioenfonds opgericht ten bate van het personeel van de onderneming en ingeschreven op de Controledienst voor de Verzekeringen of erkend bij koninklijk besluit;

2° de persoonlijke bijdragen vermeld in artikel 145/1, 1°, van hetzelfde Wetboek die door de werkgever op de bezoldigingen van de werknemer zijn ingehouden, moeten jaarlijks worden ingeschreven op de individuele loonfiches vermeld in artikel 92, eerste lid, onder een afzonderlijke rubriek, met vermelding van naam en adres van de onderneming of het fonds waaraan zij zijn gestort;

3° voorschotten op contracten en inpandgevingen van contracten mogen slechts worden toegestaan om het de werknemer mogelijk te maken in België gelegen onroerende goederen die belastbare inkomsten opbrengen te verwerven, te bouwen, te verbeteren, te herstellen of te verbouwen en op voorwaarde dat de voorschotten en leningen terugbetaald worden zodra de voormelde goederen uit het vermogen van de werknemer verdwijnen;

4° de beperking vermeld in 3° moet in de reglementen van groepsverzekering, de verzekeringscontracten en de pensioenreglementen zijn ingeschreven;

5° de overdraagbaarheidscoëfficiënt van de toekenningen waarin de reglementen van groepsverzekering, de verzekeringscontracten en de pensioenreglementen voorzien ten gunste van de langstlevende echtgenoot, mag niet meer bedragen dan 80 pct.

§ 2. De bijdragen vermeld in § 1 mogen slechts van de belastbare inkomsten worden afgetrokken gedurende de normale duur van de beroepswerkzaamheid van elke werknemer en in zover, per werknemer, de genoemde bijdragen, verhoogd met de persoonlijke bijdragen vermeld in artikel 145/1, 1°, van hetzelfde Wetboek :

1° jaarlijks niet hoger zijn dan de bedragen verschuldigd krachtens reglementen van groepsverzekering, verzekeringscontracten of pensioenreglementen die op eenzelfde wijze voor het gehele personeel van de onderneming of voor een bijzondere categorie van dat personeel van toepassing zijn;

2° toekenningen vestigen die, winstdeelnemingen inbegrepen, gelijk staan met een jaarrente waarvan het bedrag, aangevuld met het wettelijk pensioen, niet hoger is dan 80 pct. van de normale brutojaarbezoldiging van de werknemers tijdens het betreffende jaar, vermenigvuldigd met een breuk met als teller het in de onderneming werkelijk gepresteerde en het er nog te presteren aantal jaren van de normale duur van de beroepswerkzaamheid en als noemer het aantal jaren van de normale duur van de beroepswerkzaamheid.

Om na te gaan of deze begrenzing in acht genomen is, moeten toekenningen in kapitaal in rente worden omgezet met de gegevens van de volgende tabel, zo nodig aangepast om rekening te houden met de overdraagbaarheid of de indexering van de rente.

Tabel die, zonder rekening te houden met overdraagbaarheid of indexering van de rente, voor onderscheiden leeftijden bij aanvang van de rente, het nodig geachte kapitaal vermeldt voor een per twaalfden na vervallen termijn betaalbare rente van 1 frank.

Leeftijd bij de aanvang van de rente

Kapitaal in frank nodig voor een jaarrente van 1 frank

40 jaar en minder

17,7063

41 jaar

17,5247

42 jaar

17,3371

43 jaar

17,1434

44 jaar

16,9436

45 jaar

16,7376

46 jaar

16,5254

47 jaar

16,3069

48 jaar

16,0821

49 jaar

15,8510

50 jaar

15,6137

51 jaar

15,3701

52 jaar

15,1203

53 jaar

14,8644

54 jaar

14,6025

55 jaar

14,3347

56 jaar

14,0612

57 jaar

13,7820

58 jaar

13,4974

59 jaar

13,2077

60 jaar

12,9130

61 jaar

12,6137

62 jaar

12,3100

63 jaar

12,0023

64 jaar

11,6908

65 jaar en meer

11,3761

§ 3. De in § 2, 2° bepaalde grens geldt niet voor bijdragen die gestort zijn om :

1° een ontoereikendheid van vroegere stortingen aan te vullen die voortvloeit uit een verhoging van de bezoldigingen of een verbetering van de gevestigde toekenningen;

2° voor werknemers die bij de onderneming gepresteerd hebben vóór er een in § 1, 1°, vermeld verzekerings- of pensioenstelsel werd ingevoerd, voor het aldus gepresteerde aantal jaren van de normale duur van de beroepswerkzaamheid, de ontbrekende stortingen te compenseren;

3° werknemers die bij de onderneming een onvolledige loopbaan hebben, een pensioen toe te kennen berekend in verhouding tot een langere duur van beroepswerkzaamheid dan die welke zij bij de onderneming zullen vervullen, op voorwaarde dat die bijdragen slaan op maximaal 10 jaar van een vroeger werkelijk uitgeoefende beroepswerkzaamheid of op maximaal 5 jaar van een tot de normale pensioenleeftijd nog uit te oefenen beroepswerkzaamheid en dat het aldus in aanmerking genomen totaal aantal jaren het aantal jaren van de normale duur van hun beroepswerkzaamheid niet overtreft;

4° een verhoging toe te staan van de uitgestelde renten binnen de grens van 2 pct. per jaar te rekenen vanaf hun aanvang, evenals van de lopende renten, zonder dat die verhoging meer bedraagt dan die welke wordt verkregen door die renten te indexeren overeenkomstig de regeling die geldt voor de indexering van de pensioenen van de overheidssector.

Afdeling XXVbis. - Persoonlijke bijdragen voor aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood

(Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 145/3, derde lid)

Art. 63/1. -De persoonlijke bijdragen voor aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood bedoeld in artikel 145/3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 worden voor de vermindering van het lange termijnsparen in aanmerking genomen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 34 en 35.

III. INLEIDING

Nummer 145/3/2

Art. 145/3, WIB 92, beoogt de persoonlijke bijdragen voor aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood die worden gestort met het oog op het vestigen van een rente of van een kapitaal bij leven of bij overlijden en die door de werkgever op de bezoldigingen zijn ingehouden (persoonlijke bijdragen in een groepsverzekering of een pensioenfonds) [Overeenkomstig de art. 107, 108 en 127, W 28.12.1992 worden alle vanaf 1.1.1993 aan pensioenfondsen gestorte bijdragen aan de jaarlijkse taks op de verzekeringscontracten (4,4 %) onderworpen. Die speciale taks, die de werknemer op zijn bijdrage in een pensioenfonds verschuldigd is, mag als een integrerend bestanddeel van die bijdrage beschouwd worden].

Nummer 145/3/3

Met ingang van aj. 1994 komen de in 145/3/2 vermelde persoonlijke bijdragen in aanmerking voor een belastingvermindering in het kader van het lange termijnsparen (cf. art. 145/1, 1°, WIB 92).

Nummer 145/3/4

Voorheen waren de bijdragen in kwestie opgenomen in art. 52, 9°, WIB 92, waardoor zij als beroepskosten aftrekbaar waren. Overeenkomstig art. 51, WIB 92, werden zij van het belastbare beroepsinkomen afgetrokken voor toepassing van de forfaitaire beroepskosten, zodat de berekeningsgrondslag van die forfaitaire kosten met het bedrag van die bijdragen verminderd werd.

Nummer 145/3/5

De aftrek van die bijdragen werd evenwel slechts aanvaard onder de voorwaarden en binnen de grenzen gesteld in art. 59, WIB 92, die zowel van toepassing waren op de werknemersbijdragen als op de werkgeversbijdragen, en die o.m. bepaalden dat de wettelijke en extra-wettelijke toekenning naar aanleiding van de pensionering, uitgedrukt in jaarlijkse renten, niet meer mochten bedragen dan 80 % van de laatste normale brutojaarbezoldiging bij een volledige loopbaan.

Nummer 145/3/6

Met ingang van aj. 1994 :

1° zijn de persoonlijke bijdragen niet meer aftrekbaar van het belastbare beroepsinkomen maar geven recht op een belastingvermindering voor het lange termijnsparen (art. 145/1, 1°, WIB 92);

2° blijven de werkgeversbijdragen als beroepskosten aftrekbaar bij de werkgever (art. 52, 3°, b, WIB 92 zie commentaar op art. 59, WIB 92).

Nummer 145/3/7

Aangezien art. 145/3, eerste lid, WIB 92, slechts de weergave is van het eerste lid van art. 59, WIB 92, en art. 145/3, tweede lid, WIB 92, bepaalt dat de grens van 80 % overeenkomstig art. 59, derde lid, WIB 92, beoordeeld wordt, moeten de werkgeversbijdragen en de werknemersbijdragen, zoals voorheen, samen in aanmerking worden genomen om uit te maken of de in 145/3/5 beoogde grens van 80 % is overschreden of niet. Hetzelfde geldt voor de door de werkgever ten laste genomen pensioenen (zoals bijvoorbeeld de pensioenen gevormd door middel van een bedrijfsleidersverzekering).

IV. ALGEMEEN

Nummer 145/3/8

De persoonlijke bijdragen voor aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood met het oog op het vestigen van een rente of van een kapitaal bij leven of bij overlijden en die door de werkgever op de bezoldigingen zijn ingehouden. komen onder bepaalde voorwaarden in aanmerking voor de in art. 145/1, 1°, WIB 92, bedoelde belastingvermindering.

De persoonlijke bijdragen die een vennootschap in het kader van een groepsverzekering of een pensioenfonds inhoudt op de bezoldigingen van haar bestuurders of werkende vennoten, worden gelijkgesteld met persoonlijke bijdragen die door een werkgever zijn ingehouden [Die persoonlijke bijdragen komen derhalve ook in aanmerking voor de in art. 145/1, 1°, WIB 92, bedoelde belastingvermindering. In voorkomend geval moeten hierna onder "de werkgever" en "de werknemer" ook "de vennootschap" en "de bestuurder" of "de werkend vennoot" worden verstaan].

Nummer 145/3/9

De bovenbedoelde bijdragen komen krachtens art. 145/3, eerste lid, WIB 92, voor belastingvermindering bij de werknemer, bestuurder of werkend vennoot in aanmerking op voorwaarde :

1° dat zij

- definitief worden gestort;

- aan een in België gevestigde verzekeringsonderneming of instelling voor sociale voorzieningen, en

2° dat de wettelijke en extra-wettelijke toekenningen naar aanleiding van de pensionering, uitgedrukt in jaarlijkse renten - waarvan een indexering is toegelaten :

- niet meer bedragen dan 80 % van de laatste normale brutojaarbezoldiging;

- worden berekend naar de normale duur van een beroepswerkzaamheid.

Nummer 145/3/10

Ter uitvoering van art. 145/3, derde lid, WIB 92, worden de toepassingsvoorwaarden en -wijze m.b.t. die belastingvermindering bepaald in art. 63/1, KB/WIB 92 en de art. 34 en 35, KB/WIB 92, waarnaar voormeld art. 63/1, KB/WIB 92, verwijst.

Nummer 145/3/11

De in 145/3/9, 2°, eerste gedachtenstreep, gestelde beperking tot 80 % moet ingevolge art. 145/3, tweede lid, WIB 92, worden beoordeeld ten opzichte van het totale bedrag :

1° van de wettelijke pensioenen;

2° van de op jaarbasis berekende extra-wettelijke pensioenen, en

3° van de pensioenen die met werkgevers- of persoonlijke bijdragen zijn gevormd of die door de werkgever ter uitvoering van een contractuele verplichting zijn toegekend.

Nummer 145/3/12

De uitkeringen op grond van individuele levensverzekeringscontracten en van pensioensparen worden voor de beoordeling van deze beperking tot 80 % niet in aanmerking genomen.

V. AARD VAN DE BIJDRAGEN

Nummer 145/3/13

De bedoelde persoonlijke bijdragen zijn die welke, contractueel en periodiek door bemiddeling van de werkgever op de bezoldigingen van de werknemers worden ingehouden ter uitvoering van :

- ofwel een reglement van groepsverzekering [Zie de woordenlijst in 59/7 voor de verklaring van dit begrip] dat beantwoordt aan de voorwaarden gesteld door de reglementering betreffende de controle van zulke reglementen [Die controle wordt uitgevoerd door de Controledienst voor de Verzekeringen (CDV)];

- ofwel een verzekeringscontract betreffende de toekenning van extra-wettelijke voordelen [Zie de woordenlijst in 59/7 voor de verklaring van dit begrip] aan werknemers bedoeld bij de reglementering inzake het rust- en overlevingspensioen der werknemers;

- ofwel het reglement van een pensioenfonds opgericht ten bate van het personeel van de onderneming en ingeschreven bij de Controledienst voor de Verzekeringen (CDV) of erkend bij KB (cf. KB's van 14 en 15.5.1985 betreffende de private voorzorgsinstellingen - BS 7.6.1985).

Het betreft dus bijdragen die ofwel ingevolge "contracten C" [Zie de woordenlijst in 59/7 voor de verklaring van dit begrip] van een groepsverzekering, ofwel aan een geregistreerd of erkend pensioenfonds [Zie de woordenlijst in 59/7 voor de verklaring van dit begrip] gestort worden.

Bijdragen of bijdragegedeelten die, zelfs door tussenkomst van de werkgever via inhoudingen op de bezoldigingen, met het oog op het waarborgen van ziekte- of invaliditeitsrisico's gestort worden, komen hier echter niet in aanmerking.

VI. VOORWAARDEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE BELASTINGVERMINDERING

Nummer 145/3/14

Voor de toepassing van de belastingvermindering op de hier bedoelde persoonlijke bijdragen in een groepsverzekering of een pensioenfonds moet a priori voldaan zijn aan de in 59/9 e.v. besproken voorwaarden betreffende de gelijkaardige werkgeverstoelagen en inzonderheid inzake :

1° de definitieve storting van de bijdragen (zie 59/11);

2° aan een verzekeringsonderneming of pensioenfonds in België (zie 59/12 tot 16).

Bovendien moeten die bijdragen periodiek en contractueel gestort zijn door bemiddeling van de werkgever via inhoudingen op de bezoldigingen van de werknemers en moeten ze jaarlijks door de werkgever op de individuele loonfiches worden vermeld.

VII. JAARLIJKSE VERMELDING OP DE INDIVIDUELE LOONFICHES

Nummer 145/3/15

Art. 35, § 1, 2°, KB/WIB 92, bepaalt dat de persoonlijke op de bezoldigingen van de werknemer ingehouden bijdragen in een groepsverzekering of een pensioenfonds jaarlijks onder een afzonderlijke rubriek moeten voorkomen op de individuele loonfiches die de werkgever moet opmaken, met vermelding van de naam en het adres van de verzekeringsonderneming of het pensioenfonds waaraan zij zijn gestort. Voor werknemers betreft het de fiches 281.10 (zie ook 57/7 tot 9). Voor bestuurders en werkende vennoten moeten de bijdragen worden vermeld respectievelijk op de fiches 281.20 en 281.21.

VIII. BEPERKING VAN DE TOTALE MAXIMUMTOEKENNING

Nummer 145/3/16

Voor de toekenningen die door - voor de belastingvermindering in aanmerking komende - persoonlijke bijdragen van de aangesloten werknemer kunnen worden verzekerd, geldt dezelfde beperking als voor de toekenningen die door werkgeverstoelagen verzekerd zijn (zie mutatis mutandis 59/18 tot 65).

De beperking tot het bedrag van de totale maximumtoekenning geldt voor het geheel van de voordelen die worden opgebouwd, respectievelijk uitgekeerd in twee of drie stelsels samen, bijvoorbeeld een werknemer die een groepsverzekering heeft met werkgevers- en persoonlijke bijdragen, maar aan wie de werkgever ook een extra-wettelijk pensioen (zonder fondsvorming en met of zonder bedrijfsleidersverzekering) heeft toegezegd (zie ook 145/3/9, 2°, en 59/19).

Nummer 145/3/17

Er wordt verwezen naar 59/82 tot 95 inzake de beperkingen op de aftrek van de werkgeverstoelagen en op de belastingvermindering voor de persoonlijke bijdragen van de werknemers, in het bijzonder naar 59/95 voor de aanrekening van de bijdragen - in de gevallen waarin zowel werkgeverstoelagen als persoonlijke bijdragen worden gestort - wanneer de grenzen van de maximale toekenningen worden overschreden.

IX. BIJDRAGEN VAN AANVULLENDE VERZEKERING GESTORT IN FRANKRIJK, HET GROOT-HERTOGDOM LUXEMBURG EN NEDERLAND

Nummer 145/3/18

Om een toestand te verhelpen die als een hinderpaal voor de mobiliteit van de arbeidskrachten binnen de Europese Gemeenschappen zou kunnen worden ervaren en om ter zake tot een juiste wederkerigheid in de Frans-Belgische verhoudingen te komen, is beslist de belastingvermindering toe te staan voor de persoonlijke bijdragen van aanvullende verzekering die aan in Frankrijk gevestigde kassen worden gestort door werknemers van Franse nationaliteit die hun werkzaamheden in België, in filialen of dochtermaatschappijen van Franse ondernemingen uitoefenen.

De belanghebbenden moeten het bewijs van de werkelijke aard van de bedoelde bijdragen leveren (zie 145/3/13).

Nummer 145/3/19

Om dezelfde redenen is het bepaalde in 145/3/18 eveneens van toepassing op onderdanen van het Groot-Hertogdom Luxemburg die hun werkzaamheden in België, in filialen of dochtermaatschappijen van Luxemburgse ondernemingen uitoefenen.

Nummer 145/3/20

Aan inwoners van België die de Nederlandse nationaliteit bezitten en in België in een dienstbetrekking werkzaam zijn, is de vermindering toegestaan voor de premies voor een aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood die in het kader van een groepsverzekering door bemiddeling van de werkgever bij wege van inhouding op het loon aan een in Nederland gevestigde verzekeringskas worden betaald.

De belanghebbenden moeten het bewijs van de werkelijke aard van de bedoelde premies leveren.

X. BEPERKING VAN DE VOORSCHOTTEN OP EN DE INPANDGEVINGEN VAN CONTRACTEN

Nummer 145/3/21

Ter zake wordt verwezen naar 59/96 tot 106.