Parlementaire vraag nr. 418 van de heer de Clippele van 05.02.1993
VRAAG 93/418/2
Vraag nr. 418 van de heer de Clippele dd. 05.02.1993
Bull. nr. 728, blz. 1706
Taxatie volgens tekenen en indiciën - Bewijsmiddel van de administratie - Tegenbewijs van de belastingplichtige
VRAAG
De wet van 28 december 1990 voegde aan artikel 341 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 een tweede lid toe waardoor sommige documenten die de aankoop of verkoop moeten bewijzen van sommige effecten, niet meer tegen de Administratie van de directe belastingen zouden kunnen worden tegengeworpen om een belastingheffing volgens tekenen en indiciën te verhinderen. Die documenten zouden slechts dan bewijskracht hebben als ze de vermelding "op naam" dragen en opgesteld zijn ten name van de belastingplichtige of van de persoon van wie hij de rechthebbende is.
De toepassing van die bepaling lijkt tot zware onrechtvaardigheden aanleiding te geven. Stel dat iemand sedert jaren eigenaar is van een aantal kasbons ter waarde van 3 miljoen frank. Hij koopt een woning van 3 miljoen frank zonder een lening aan te gaan en om de prijs te betalen verkoopt hij zijn kasbons. Wij houden geen rekening met zijn inkomen omdat hij het volledig aan zijn levensonderhoud besteedt.
Als hij de verkoop van de kasbons alleen met een verkoopdocument kan bewijzen, moet de administratie met die verkoop geen rekening houden, wat betekent dat ze mag belasten op een inkomen van 3 miljoen frank telkens wanneer de kasbons aan toonder zijn of wanneer het verkoopdocument de vermelding "op naam" niet draagt.
ANTWOORD
1. Het antwoord is bevestigend voor zover het tegenbewijs waarvan sprake is in artikel 341, 2de lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (verder WIB 1992) enkel en alleen wordt geleverd door een verkoopdocument dat de vermelding "op naam" niet draagt en dat niet is opgesteld ten name van de belastingplichtige of van de persoon van wie hij de rechthebbende is.
2. De wetgever heeft duidelijk de bedoeling gehad naamloze documenten betreffende aan- of verkoop van roerende waarden en andere financiële instrumenten op zich alle bewijskracht te ontnemen om te vermijden dat ze worden gebruikt door andere personen dan diegenen die de verrichtingen werkelijk hebben uitgevoerd (zie Gedr. stuk, Senaat, zitting 1990-1991, nr. 1166-2, blz. 44. Niettemin kan niet worden gesteld dat de bepaling van artikel 341, 2de lid, WIB 1992 een sanctie zou betekenen voor het bezit van effecten aan toonder, vermits zij geenszins belet dat, bij gebreke van documenten op naam, met andere bewijsmiddelen het bezit en de verkoop van roerende waarden of financiële instrumenten worden aangetoond.
Vraag nr. 418 van de heer de Clippele dd. 05.02.1993
Bull. nr. 728, blz. 1706
Taxatie volgens tekenen en indiciën - Bewijsmiddel van de administratie - Tegenbewijs van de belastingplichtige
VRAAG
De wet van 28 december 1990 voegde aan artikel 341 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 een tweede lid toe waardoor sommige documenten die de aankoop of verkoop moeten bewijzen van sommige effecten, niet meer tegen de Administratie van de directe belastingen zouden kunnen worden tegengeworpen om een belastingheffing volgens tekenen en indiciën te verhinderen. Die documenten zouden slechts dan bewijskracht hebben als ze de vermelding "op naam" dragen en opgesteld zijn ten name van de belastingplichtige of van de persoon van wie hij de rechthebbende is.
De toepassing van die bepaling lijkt tot zware onrechtvaardigheden aanleiding te geven. Stel dat iemand sedert jaren eigenaar is van een aantal kasbons ter waarde van 3 miljoen frank. Hij koopt een woning van 3 miljoen frank zonder een lening aan te gaan en om de prijs te betalen verkoopt hij zijn kasbons. Wij houden geen rekening met zijn inkomen omdat hij het volledig aan zijn levensonderhoud besteedt.
Als hij de verkoop van de kasbons alleen met een verkoopdocument kan bewijzen, moet de administratie met die verkoop geen rekening houden, wat betekent dat ze mag belasten op een inkomen van 3 miljoen frank telkens wanneer de kasbons aan toonder zijn of wanneer het verkoopdocument de vermelding "op naam" niet draagt.
1. | Is die interpretatie juist ? |
2. | Zo ja, is dat geen te zware sanctie voor het bezit van effecten aan toonder ? |
1. Het antwoord is bevestigend voor zover het tegenbewijs waarvan sprake is in artikel 341, 2de lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (verder WIB 1992) enkel en alleen wordt geleverd door een verkoopdocument dat de vermelding "op naam" niet draagt en dat niet is opgesteld ten name van de belastingplichtige of van de persoon van wie hij de rechthebbende is.
2. De wetgever heeft duidelijk de bedoeling gehad naamloze documenten betreffende aan- of verkoop van roerende waarden en andere financiële instrumenten op zich alle bewijskracht te ontnemen om te vermijden dat ze worden gebruikt door andere personen dan diegenen die de verrichtingen werkelijk hebben uitgevoerd (zie Gedr. stuk, Senaat, zitting 1990-1991, nr. 1166-2, blz. 44. Niettemin kan niet worden gesteld dat de bepaling van artikel 341, 2de lid, WIB 1992 een sanctie zou betekenen voor het bezit van effecten aan toonder, vermits zij geenszins belet dat, bij gebreke van documenten op naam, met andere bewijsmiddelen het bezit en de verkoop van roerende waarden of financiële instrumenten worden aangetoond.