Parlementaire vraag nr. 1543 van de heer Van der Maelen van 24.01.2007

Parlementaire vraag nr. 1543 van de heer Van der Maelen dd. 24.01.2007


Vragen en Antwoorden, Kamer, 2006-2007, nr. 162, blz. 31613-31614

Behoud van vrijstellingen van waardeverminderingen of voorzieningen

VRAAG

Luidens artikel 27 van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, blijft de vrijstelling van elke in de artikelen 22 tot 26 vermelde waardevermindering of voorziening behouden zolang de belastingplichtige aantoont dat het verlies of de kost waaraan die waardevermindering of voorziening beantwoordt, "waarschijnlijk" blijft; bij gebrek aan verantwoording bij het verstrijken van enig belastbaar tijdperk wordt de waardevermindering of voorziening als een winst van dat tijdperk beschouwd.

De algemene juridische vraagt rijst echter hoe die zogenaamde blijvende "waarschijnlijkheid" in de praktijk moet worden uitgelegd en onderzocht door de belastingambtenaren.

1. Heeft die waarschijnlijkheid uitsluitend betrekking op de "hoegrootheid" van het bedrag van het verlies of de kost zelf, dan wel louter en alleen op het feit dat de "waarschijnlijkheid" op zich?

2. Is het effectief zo dat van zodra die "waarschijnlijkheid" telkens jaarlijks vaststaat, dat alle eerder door de belastingadministraties aangenomen bedragen aan voorzieningen of waardeverminderingen nooit meer kunnen worden betwist?

3. Werd hieromtrent al rechtspraak geveld?

4. Kunt u zowel in het kader van de beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het vertrouwensbeginsel, als in het licht van de bepalingen van de artikelen 48 en 361 WIB 1992, de artikelen 22 tot 27 van het KB/WIB 1992 en het grondwettelijk annualiteitsbeginsel van de belastingen uw huidige interpretatie meedelen ?

ANTWOORD (vice-eersteminister en minister van Financiën, 12.04.2007)

Ik kan het geachte lid meedelen dat een voorheen met belastingvrijstelling aangelegde waardevermindering of voorziening voor risico's en kosten als bedoeld in artikel 48, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992) als winst moet worden aangemerkt van het belastbare tijdperk tijdens hetwelk blijkt dat de desbetreffende waardevermindering of voorziening niet langer voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 48, WIB 1992 en in de artikelen 22 tot en met 27, van het koninklijk besluit tot uitvoering van het WIB 1992.

De "waarschijnlijkheid" heeft zowel betrekking op de hoegrootheid van het bedrag van het verlies of de kost als op de "waarschijnlijkheid" van het feit zelf. Beide elementen moeten elk jaar worden nagezien.