Artikel 275^3, WIB 92
Art. 275^3, § 1, achtste lid, is van toepassing 10 dagen na publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad (25.07.2022) (art. 37, W 05.07.2022 - B.S. 15.07.2022; Numac: 2022032714)
§ 1. De universiteiten en hogescholen die bezoldigingen uitbetalen of toekennen aan assistentonderzoekers en "het Federaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Fonds fédéral de la Recherche scientifique - FFWO/FFRS", het "Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek- Vlaanderen - FWO", het "Fonds de la Recherche scientifique - FNRS - FRS-FNRS" die bezoldigingen uitbetalen of toekennen aan postdoctorale onderzoekers en die krachtens artikel 270, eerste lid, 1°, bedrijfsvoorheffing op die bezoldigingen verschuldigd zijn, worden vrijgesteld van het storten aan de Schatkist, van 80 % van die bedrijfsvoorheffing, op voorwaarde dat ze op die bezoldigingen 100 % van die bedrijfsvoorheffing inhouden. De in dit lid bedoelde instellingen wenden de sommen die zij krachtens dit artikel niet moeten doorstorten, niet aan ter financiering van het onderzoek dat de vrijstelling van de doorstortingsverplichting heeft doen ontstaan.
Eenzelfde vrijstelling van storting van de bedrijfsvoorheffing ten belope van 80 % van die bedrijfsvoorheffing wordt ook toegekend aan de wetenschappelijke instellingen die daartoe worden erkend bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en die bezoldigingen uitbetalen of toekennen ofwel aan assistent-onderzoekers ofwel aan postdoctorale onderzoekers. De in dit lid bedoelde instellingen wenden de sommen die zij krachtens dit artikel niet moeten doorstorten, niet aan ter financiering van het onderzoek dat de vrijstelling van de doorstortingsverplichting heeft doen ontstaan.
Dezelfde vrijstelling van storting als in het tweede lid wordt ook toegekend:
1° aan ondernemingen die bezoldigingen uitbetalen of toekennen aan onderzoekers die aan onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma's werken ter uitvoering van samenwerkingsovereenkomsten afgesloten met in het eerste en tweede lid bedoelde universiteiten of hogescholen, gevestigd in de Europese Economische Ruimte, of erkende wetenschappelijke instellingen. Die vrijstelling geldt enkel voor de bedrijfsvoorheffing op de bezoldigingen die in het kader van het onderzoeks- of ontwikkelingsproject of -programma uitbetaald zijn tijdens de duurtijd van dat project voorzover die betrekking hebben op een effectieve tewerkstelling in het onderzoeksproject;
2° aan vennootschappen die onder de definitie van "Young Innovative Company" vallen en die bezoldigingen uitbetalen of toekennen aan wetenschappelijk personeel dat als werknemer door deze vennootschap wordt tewerkgesteld. Onder Young Innovative Company wordt verstaan een vennootschap die onderzoeksprojecten uitvoert en, aan het einde van het belastbare tijdperk, aan de volgende voorwaarden voldoet:
a) het gaat om een kleine vennootschap, zoals bedoeld in artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen zoals het bestond voor te zijn gewijzigd door de wet van 18 december 2015 tot omzetting van Richtlijn 2013/34/EU van 26 juni 2013 van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad;
b) ze bestaat sinds minder dan 10 jaar voor 1 januari van het jaar waarin de vrijstelling van storting van de bedrijfsvoorheffing wordt toegekend;
c) ze is niet opgericht in het kader van een concentratie, een herstructurering, een uitbreiding van een vroegere activiteit of een overname van dergelijke activiteiten;
d) ze heeft uitgaven gedaan op het vlak van onderzoek en ontwikkeling die minstens 15 % van de totale kosten van het voorgaande belastbaar tijdperk vertegenwoordigen.
3° aan ondernemingen die bezoldigingen uitbetalen of toekennen aan onderzoekers die zijn tewerkgesteld in onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma's en die een in § 2, 1° of 2°, bedoeld diploma hebben.
Wanneer de vennootschap aan het einde van een belastbaar tijdperk niet meer voldoet aan alle voorwaarden om een Young Innovative Company te zijn, mag de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing niet meer worden toegepast op de bezoldigingen betaald of toegekend vanaf de eerstvolgende maand.
Het wetenschappelijk personeel als bedoeld in het derde lid, 2°, bestaat uit de onderzoekers, de onderzoekstechnici en de projectbeheerders inzake onderzoek en ontwikkeling, met uitsluiting van het administratief en commercieel personeel.
Eenzelfde vrijstelling van storting van de bedrijfsvoorheffing ten belope van 80 % van die bedrijfsvoorheffing wordt toegekend aan ondernemingen die bezoldigingen uitbetalen of toekennen aan onderzoekers die zijn tewerkgesteld in onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of - programma's en die een in § 2, 3° of 4°, bedoeld diploma hebben.
Het totale bedrag van de vrijstelling van storting van de bedrijfsvoorheffing die toegekend wordt aan de ondernemingen die bezoldigingen uitbetalen of toekennen aan onderzoekers die zijn tewerkgesteld in onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma's en die een in § 2, 3° of 4°, bedoeld diploma hebben, is evenwel beperkt tot 25 % van het totale bedrag van de vrijstelling van storting van de bedrijfsvoorheffing voor de ondernemingen die bezoldigingen uitbetalen of toekennen aan onderzoekers die zijn tewerkgesteld in onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma's en die een in § 2, 1° of 2°, bedoeld diploma hebben.
Het percentage van de in het zevende lid bedoelde beperking wordt evenwel verdubbeld voor de vennootschappen die (...) als kleine vennootschappen worden aangemerkt voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbaar tijdperk waarin de bezoldigingen zijn betaald.
Om de in de voorgaande leden bedoelde vrijstelling van storting van de bedrijfsvoorheffing te verkrijgen, moet de werkgever tot staving van zijn aangifte in de bedrijfsvoorheffing op de door de Koning bepaalde wijze het bewijs leveren dat de werknemers in hoofde van wie de vrijstelling wordt gevraagd, gedurende de periode waarop die aangifte in de bedrijfsvoorheffing betrekking heeft, effectief werden tewerkgesteld:
- ofwel als assistent-onderzoekers of postdoctorale onderzoekers als bedoeld in het eerste en tweede lid;
- ofwel als onderzoekers voor de verwezenlijking van de in het derde lid, 1°, beoogde onderzoeksprojecten;
- ofwel als wetenschappelijk personeel in een vennootschap die een Young Innovative Company is;
- ofwel als onderzoekers voor de verwezenlijking van de in het derde lid, 3°, en zesde lid, beoogde onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma's.
Eenzelfde bezoldiging of eenzelfde deel ervan kan slechts in aanmerking komen voor één van de in deze paragraaf bedoelde vrijstellingen van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.
De in dit artikel bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing kan niet worden toegepast op de bedrijfsvoorheffing die aanvullend bovenop de bedrijfsvoorheffing die reglementair minimaal verschuldigd is, wordt ingehouden.
§ 2. De in § 1, derde lid, 3°, en zesde lid, bedoelde diploma's zijn:
1° ofwel, een diploma van doctor in de toegepaste wetenschappen, in de exacte wetenschappen, in de geneeskunde, in de diergeneeskunde of in de farmaceutische wetenschappen, of van burgerlijk ingenieur;
2° ofwel, een diploma van master of een gelijkwaardig diploma in de studiegebieden of combinaties van studiegebieden van:
a) voor de Vlaamse gemeenschap:
- wetenschappen;
- toegepaste wetenschappen;
- toegepaste biologische wetenschappen;
- geneeskunde;
- diergeneeskunde;
- farmaceutische wetenschappen;
- biomedische wetenschappen;
- industriële wetenschappen en technologie;
- nautische wetenschappen;
- biotechniek;
- architectuur;
- productontwikkeling;
b) voor de Franstalige Gemeenschap:
- wetenschappen;
- ingenieur;
- landbouwkunde en biologisch ingenieur;
- geneeskunde;
- dierengeneeskunde;
- biomedische en farmaceutische wetenschappen;
- architectuur en urbanisme;
- industriële wetenschappen;
- industriële landbouwwetenschappen.
3° ofwel, een diploma van academische bachelor of een gelijkwaardig diploma in de studiegebieden of combinaties van studiegebieden bedoeld in de bepaling onder 2°;
4° ofwel, een diploma van professionele bachelor of een gelijkwaardig diploma in de studiegebieden of combinaties van studiegebieden van:
a) voor de Vlaamse gemeenschap:
- biotechniek;
- gezondheidszorg;
- industriële wetenschappen en technologie;
- nautische wetenschappen;
- handelswetenschappen en bedrijfskunde, evenwel beperkt tot de opleidingen die in hoofdzaak zijn gericht op informatica en innovatie;
b) voor de Franstalige Gemeenschap:
- paramedisch;
- techniek, evenwel beperkt tot de opleidingen die in hoofdzaak gericht zijn op biotechniek, industriële wetenschappen, technologie, nautische wetenschappen, productontwikkeling en informatica.
§ 3. Onder onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten of -programma's als bedoeld in § 1 worden verstaan de projecten of programma's die tot doel hebben:
a) fundamenteel onderzoek: experimentele of theoretische activiteiten die voornamelijk worden verricht om nieuwe kennis te verwerven over de fundamentele aspecten van verschijnselen en waarneembare feiten, zonder dat hiermee een rechtstreekse praktische toepassing of gebruik wordt beoogd;
b) industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de vervaardiging van onderdelen van complexe systemen, die noodzakelijk is voor industrieel onderzoek, met name voor de validering van generale technologieën, met uitzondering van prototypes;
c) experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere kennis en vaardigheden voor plannen, schema"s of ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procedés of diensten. Hieronder kan tevens de conceptuele formulering en het ontwerp van alternatieve producten, procedés of diensten worden verstaan en het vastleggen van informatie daarover. Deze activiteiten kunnen tevens het maken van ontwerpen, tekeningen, plannen en andere documentatie omvatten, mits zij niet voor commercieel gebruik zijn bestemd.
De ontwikkeling van commercieel bruikbare prototypes en proefprojecten valt eveneens onder experimentele ontwikkeling indien het prototype noodzakelijkerwijs het commerciële eindproduct is en de productie ervan te duur is om alleen voor demonstratie en validatiedoeleinden te worden gebruikt.
Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante werkzaamheden, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden.
De projecten of programma's als bedoeld in het eerste lid komen enkel in aanmerking wanneer ze zijn aangemeld bij de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid met opgave van:
1° de identificatie van de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing;
2° de beschrijving van het project of programma waarbij wordt aangetoond dat het fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling tot doel heeft;
3° de verwachte aanvangsdatum en de vooropgestelde einddatum van het project of programma.
De schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing kan aan de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid vragen of de voorgelegde onderzoeks- en/of ontwikkelingsprojecten of -programma's vallen binnen het toepassingsgebied van de §§ 2 en 3 van dit artikel. De Overheidsdienst geeft een bindend advies op deze vraag. De Koning bepaalt de procedure en de modaliteiten van de aanvraag en de verstrekking van dit advies.
De Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid geeft op vraag van de Federale Overheidsdienst Financiën een bindend advies over de aanvragen betreffende de toepassing van de voorwaarden in §§ 2 of 3 en zendt een kopie van dit advies naar de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing. De Koning bepaalt de procedure en de modaliteiten van dit advies.
§ 4. De Koning kan de voorwaarden en de wijze bepalen waarop de in § 1, tweede lid, bedoelde wetenschappelijke instellingen worden erkend.