Parlementaire vraag nr. 941 van de heer Steven Matheï van 21.03.2022
Kamer, Vragen en Antwoorden, 2021-2022, QRVA 55/083 d.d. 21.04.2022, blz. 263
Receptiekosten - Aftrekbaarheid
VRAAG (van de heer Matheï)
Artikel 49 van het WIB92 bevat de voorwaarden voor de aftrekbaarheid van beroepskosten in de inkomstenbelasting. Dit wordt verder uitgewerkt in de hierop volgende artikels. Zo bepaalt artikel 53, 8°, WIB92 dat 50 % van de beroepsmatig gedane receptiekosten niet worden aangemerkt als beroepskosten. Artikel 53, 8°bis WIB92 bepaalt dat 31 % van de beroepsmatig gedane restaurantkosten niet kunnen worden aangemerkt als beroepskosten. Op dit laatste artikel bestaat er evenwel een uitzondering voor de restaurantkosten van vertegenwoordigers van de voedingssector. Deze kunnen wel worden aangemerkt als beroepskosten. Voor wat betreft de btw-wetgeving geldt een andere regeling. Kosten van spijzen en dranken die de belastingplichtige heeft gemaakt met publicitair doel zijn niet onderworpen aan een aftrekbeperking en derhalve volledig aftrekbaar (btw-beslissing E.T.124.247 van 13 mei 2015). In antwoord op een parlementaire vraag van 14 maart 2018 gaf toenmalig minister van Financiën Van Overtveldt aan dat de kosten van spijzen en dranken die hoofdzakelijk en rechtstreeks tot doel hebben om de verkoop van welbepaalde producten of diensten te bevorderen, inzake inkomstenbelasting volledig aftrekbaar zijn. De aftrekbaarheid werd aldus op een gelijke manier behandeld inzake btw en inkomstenbelasting.
De interpretatie van 2018 werd later ongedaan gemaakt. In een antwoord op schriftelijke vraag nr. 61 van collega Leen Dierick van 3 oktober 2019 gaf toenmalig minister van Financiën De Croo aan dat het Hof van Cassatie 22 februari en 22 maart 2019 arresten had geveld waarin wordt gesteld dat receptiekosten steeds voor 50 % aftrekbaar zijn, ongeacht of die uitgaven een publicitair doel hebben. Hij gaf aan dat bij het standpunt van zijn voorganger bijgevolg niet kon bijtreden. Dit antwoord werd door de administratie verder verduidelijkt in een circulaire (circulaire 2020/C/42 over receptiekosten gemaakt ter gelegenheid van een publicitair evenement). Er is bijgevolg terug een verschillende benadering tussen inkomstenbelasting en btw voor wat betreft de kwalificatie van kosten van spijzen en dranken als beroepskosten. Wordt overwogen om de aftrekbeperking zoals deze geldt in het WBTW terug toe te passen op de inkomstenbelasting zodat kosten van spijzen en dranken, die worden gemaakt bij de uitoefening van de beroepswerkzaamheid, aftrekbaar zijn als beroepskosten? Zo ja, hoe zal dit gebeuren? Zo nee, waarom niet?
ANTWOORD (van de Minister van Financiën)
De aftrekbeperking tot 50 % van receptiekosten in de inkomstenbelastingen vindt zijn oorsprong in de wet van 7 december 1988 houdende hervorming van de inkomstenbelasting en wijziging van de met het zegel gelijkgestelde taksen. De wetgever heeft die aftrekbeperking toen ingevoerd om de voortdurende uitbreiding van die kosten (samen met de restaurantkosten en de kosten van relatiegeschenken) tegen te gaan. Ze maakte ook deel uit van de budgettaire compensaties om de toenmalige hervorming budgettair neutraal te houden. Inmiddels heeft het Hof van Cassatie herhaaldelijk bevestigd dat de omstandigheid dat receptiekosten hoofdzakelijk of bijkomstig een publicitair doel hebben, geen afbreuk doet aan hun aard van receptiekosten en dus ook niet aan de toepasselijkheid van de in artikel 53, 8°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bepaalde aftrekbeperking tot 50 % (zie de arresten van 19 februari en 19 maart 2019 en 2 januari 2020). In die omstandigheden zie ik geen reden om terug te komen op het standpunt dat in de administratieve circulaire nr. 2020/C/42 van 17 maart 2020 is opgenomen.