Parlementaire vraag nr. 480 van mevrouw Kattrin Jadin van 26.07.2011
Parlementaire vraag nr. 480 van mevrouw Kattrin Jadin dd. 26.07.2011
Vragen en Antwoorden, Kamer 2010-2011, nr. 40 van 15.09.2011, blz. 55
Personenbelasting
Ttoekenningsvoorwaarden van de verhoogde belastingvermindering
Belastingvrije som
VRAAG
Ik werd onlangs benaderd door de regionaal secretaris van het ACV (Eupen - Kelmis) met betrekking tot de correcte toepassing van een nieuwe fiscale maatregel uit 2010. Sinds 2010 kunnen personen die onderworpen zijn aan de personenbelasting immers, mits zij aan bepaalde voorwaarden voldoen, de kosten voor de opvang van inwonende ouders, grootouders, broers en zusters van 65 jaar of ouder fiscaal aftrekken. In de belastingaangifte komt deze aftrek in de rubriek Gezinslasten op bladzijde 2, Vak II, punt 4 a) van het voorbereidend document. De bedoeling van deze lovenswaardige maatregel bestaat erin om het voor personen die onderworpen zijn aan de personenbelasting financieel aantrekkelijk te maken om oudere familieleden die dagelijks aanzienlijke hulp nodig hebben, in hun vertrouwde omgeving op te vangen. Verscheidene personen die mogelijk onder deze maatregel vallen, willen echter niet dat hun familieleden gebruik maken van dit fiscale voordeel, ook al voldoen die laatsten schijnbaar aan alle voorwaarden die het fiscaal recht op dat vlak voorschrijft. Het betreft ouderen die tijdens hun leven al hun woning aan hun kinderen hebben geschonken en bij notariële akte het recht hebben verkregen om levenslang in het onroerend goed te blijven wonen. Een aantal notarissen is in casu echter van mening dat het levenslang recht van bewoning vervalt als men aanspraak maakt op het genoemde fiscale voordeel. Volgens de belastingdienst is daar evenwel niets van aan en kan men ook in dat geval van het fiscale voordeel gebruik maken. Kunt u het standpunt van de FOD Financiën in dit verband meedelen, zodat de vele oudere inwoners van mijn streek kunnen worden gerustgesteld?
ANTWOORD (van de heer Reynders, Vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen).
Opdat een belastingplichtige aanspraak kan maken op de in artikel 132, eerste lid, 7°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde verhoogde toeslag op de belastingvrije som voor de tenlasteneming van een ascendent of zijverwant tot de tweede graad, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
i. de ascendent of zijverwant tot de tweede graad moet op 1 januari van het aanslagjaar de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt en deel uitmaken van het gezin waarvan de belastingplichtige het gezinshoofd is;
ii. de ascendent of zijverwant tot de tweede graad mag in het belastbare tijdperk geen bestaansmiddelen hebben gehad die meer dan 1.800 euro netto bedragen (vóór indexering); om het nettobedrag van zijn of haar bestaansmiddelen vast te stellen moet geen rekening worden gehouden met de door hem of haar verkregen pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen bedoeld in artikel 34 van voormeld wetboek, tot een brutobedrag van 14.500 euro per jaar (vóór indexering);
iii. de ascendent of zijverwant tot de tweede graad mag geen bezoldigingen genieten die voor de belastingplichtige beroepsinkomsten zijn. De vraag of een ascendent of zijverwant deel uitmaakt van het gezin van de belastingplichtige moet geval per geval worden beoordeeld aan de hand van het geheel van de feitelijke omstandigheden. De omstandigheid dat de ascendent of zijverwant zijn of haar woning reeds bij leven aan de belastingplichtige heeft overgedragen met voorbehoud van een levenslang recht van bewoning, vormt op zich geen beletsel voor de toekenning van de vorenbedoelde toeslag op de belastingvrije som, zolang aan de hiervoor aangehaalde voorwaarden is voldaan. De vraag of de toekenning van die toeslag op de belastingvrije som het verlies van het levenslange recht van bewoning tot gevolg kan hebben, valt buiten mijn bevoegdheid.