Parlementaire vraag nr. 647 van de heer Steven Matheï van 28.09.2021

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2021-2022, QRVA 55/068 d.d. 04.11.2021, blz. 161

Crowdleningen

VRAAG (van de heer Matheï)

Artikel 21, eerste lid, 13° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB92) bepaalt dat een kredietgever die een lening aangaat ter financiering van een crowdfundingproject van een startende onderneming op een door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) erkend crowdfundingplatform kan genieten van een vrijstelling van roerende voorheffing op de interesten van de lening tot een bedrag van 15.830 euro (aanslagjaar 2021-2024). Deze kredietgever moet een natuurlijk persoon zijn die deze lening voor minimaal vier jaar afsluit buiten zijn beroepswerkzaamheid. De lening moet afgesloten zijn op basis van een jaarlijks te betalen interestvoet en mag niet afgesloten worden ter herfinanciering van een andere lening. Bovendien moet de lening afgesloten worden op een door de FSMA erkend crowdfunding platform. De begunstigde onderneming mag geen eenmanszaak zijn, mag maximum 48 maanden ingeschreven zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) of gelijkaardig register in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER) en moet beantwoorden aan de definitie van kleine vennootschap zoals opgenomen in het Wetboek vennootschappen en verenigingen. Bovendien mag het jaargemiddelde van het personeelsbestand niet meer dan 50 werknemers bedragen, de jaaromzet niet groter zijn dan 9.000.000 euro (exclusief btw) en het balanstotaal niet meer den 4.500.000 euro bedragen. Wanneer aan alle voorwaarden voldaan wordt, moet er geen roerende voorheffing worden betaald op eerste schijf van 15.830 euro (aanslagjaar 2021-2024) van de interesten die jaarlijks worden ontvangen uit deze leningen. De vrijstelling is bijgevolg afhankelijk van het interestpercentage dat feitelijk wordt verleend. Het belastingvoordeel kan dus per persoon sterk verschillen.

1. Hoeveel belastingplichtigen maakten gebuikt van deze maatregel in respectievelijk aanslagjaar 2017, 2018, 2019 en 2020, per provincie?

2. Wat was het gemiddeld vrijgesteld bedrag in respectievelijk aanslagjaar 2017, 2018, 2019 en 2020, per provincie?

3. Wat was het laagste vrijgesteld bedrag in respectievelijk aanslagjaar 2017, 2018, 2019 en 2020?

4. Wat was het hoogste vrijgesteld bedrag in respectievelijk aanslagjaar 2017, 2018, 2019 en 2020?

5. Wat was de mediaan van het vrijgesteld bedrag in respectievelijk aanslagjaar 2017, 2018, 2019 en 2020, per provincie?

6. Zijn er uitwassen vast te stellen bij het gebruik van deze maatregel? Zo ja, welke maatregelen worden genomen om dit tegen te gaan? Zo nee, op basis van welke informatie kan men concluderen dat er geen uitwassen zijn vast te stellen?

7. Kunt u verduidelijken of de informatie van de aangiftes van deze vrijstelling ook wordt gedeeld met de FSMA? Zo ja, welke informatie wordt gedeeld en waarom? Zo nee, waarom niet en acht u dit wenselijk?

ANTWOORD (van de Minister van Financiën)

1. De onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal belastingplichtigen in de drie gewesten die de code inzake de "leningen aan startende kleine vennootschappen" - vak XIII, punt D, van de aangifte personenbelasting hebben ingevuld:

Aanslagjaar

Brussel

Vlaanderen

Wallonië

Totaal

2017

30

42

42

114

2018

46

87

86

219

2019

64

138

127

329

2020

53

184

123

360

2 tot 5. Op grond van de gegevens waarover de Administratie beschikt, kunnen geen statistieken over het vrijgesteld bedrag voor dit soort leningen getrokken worden.

6. Op basis van de informatie waarover de Administratie beschikt, kan geen besluit worden getrokken over de vraag of er uitwassen bestaan of niet. Slechts een controle op individuele basis zou een dergelijke misbruik aan het licht kunnen brengen.

7. Tot op heden wordt er geen informatie uitgewisseld met de FSMA, onder andere wegens het gebrek aan bruikbare gegevens.