Artikel 366, WIB 92
Art. 366, tweede lid en derde lid, treedt in werking voor alle of bepaalde categorieën van houders van een ondernemingsnummer, evenals voor natuurlijke personen, op een datum respectievelijk te bepalen door de Koning, en ten laatste op 01.01.2028 (art. 35 en 222, W 12.05.2024 - B.S. 30.05.2024; Numac: 2024003880)
De belastingschuldige, alsmede zijn echtgenoot op wiens goederen de aanslag wordt ingevorderd of de medeschuldenaar zoals bedoeld in artikel 2 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, kan tegen het bedrag van de gevestigde aanslag, opcentiemen, verhogingen en boeten inbegrepen, schriftelijk bezwaar indienen bij de adviseur-generaal van de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen in wiens ambtsgebied de aanslag, de verhoging en de boete zijn gevestigd.
Wanneer het bezwaarschrift is verzonden aan een andere ambtenaar van de administratie belast met de vestiging van de inkomstenbelastingen dan deze bedoeld in het eerste lid, aan een ambtenaar van de administratie belast met de inning en de invordering van de inkomstenbelastingen of aan de fiscale bemiddelingsdienst bedoeld in artikel 116 van de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV), blijft het bewaarschrift geldig ingediend vanaf de datum van ontvangst door die ambtenaar of die dienst.
De in het tweede lid bedoelde ambtenaar of bedoelde dienst verzendt het bezwaarschrift onmiddellijk door aan de in het eerste lid bedoelde adviseur-generaal en stelt de bezwaarindiener hiervan in kennis.