Parlementaire vraag nr. 1632 van de heer Stefaan Van Hecke van 10.05.2017
Kamer, Vragen en Antwoorden, 2016-2017, QRVA 54/137 dd. 28.11.2017, blz. 335
Zesde staatshervorming - Gevolgen herberekening belastingen
VRAAG (van de heer Van Hecke)
Door de overdracht van bepaalde bevoegdheden naar de Gewesten (via de zesde staatshervorming), worden bepaalde belastingverminderingen (pensioensparen, hypothecaire aftrek, enz.) niet meer in rekening gebracht om de gemiddelde aanslagvoet te bepalen. Als gevolg hiervan is de gemiddelde aanslagvoet voor de meeste burgers gestegen (zowel in de personenbelasting als in de belasting der niet-inwoners). Hierdoor riskeerden veel werknemers die in 2016 een onverwachte, niet jaarlijks terugkerende vergoeding kregen zwaarder belast te worden. Het gaat onder meer om werknemers die ontslagen werden en een opzeggingsvergoeding ontvingen, werknemers die hun loon van december - voor het eerst - in december en niet in januari van het jaar daarop ontvingen, enz. Dit laatste zou onder meer voor heel wat federale ambtenaren het geval zijn. Hiervoor bestaat een specifiek code, namelijk code 1247, waardoor bepaalde ontvangsten (bijvoorbeeld het loon van de maand december dat voor het eerst in december van hetzelfde jaar wordt uitbetaald) worden belast aan de gemiddelde aanslagvoet van dat aanslagjaar in plaats van aan het tarief van de hoogste schijf. Door de recente wijziging van de wijze waarop de gemiddelde aanslagvoet wordt berekend, valt deze gemiddelde aanslagvoet in het aanslagjaar 2017 hoger uit dan de jaren voordien en moet de belastingplichtige meer betalen dan diegene die een paar jaar eerder gebruik maakte van code 1247.
1. Sinds wanneer zijn u en uw diensten op de hoogte van dit probleem?
2. Om hoeveel belastingplichtigen gaat het, die op deze manier getroffen worden in het aanslagjaar 2017?
3. Welke maatregelen werden op voorhand getroffen om de gevolgen van deze andere berekening te vermijden of te compenseren?
4. Voorziet u nog bijkomende acties om voor (een deel van) de gedupeerden tot een oplossing te komen? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u?
ANTWOORD (van de Minister van Financiën)
1., 3. en 4. De gemiddelde aanslagvoet voor het aanslagjaar 2017 is berekend volgens de regels die werden vastgelegd door de wet van 8 mei 2014 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevolge de invoering van de Gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting als bedoeld in titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, tot wijziging van de regels op het stuk van de belasting van niet-inwoners en tot wijziging van de wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de zesde staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. Om de gemiddelde aanslagvoet als bedoeld in artikel 171, 5° en 6°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) te berekenen, wordt er rekening gehouden met de belasting die verschuldigd is bij toepassing van de artikelen 130 tot 145 en 146 tot 154, WIB 92, verminderd met de andere federale belastingverminderingen, zoals de belastingverminderingen voor pensioensparen, kosten kinderoppas, giften, overwerk, enz. De Gewestelijke belastingverminderingen worden niet in rekening gebracht. De wetgever heeft op die manier willen vermijden dat de Gewestelijke fiscale regels een impact zouden hebben op de belasting Staat (Parl. St. 53 3427/001, p. 61-62). Het principe dat de impact van de Gewestelijke belastingregels op de belastbare grondslag en de belasting Staat zo veel mogelijk moet worden beperkt, is één van de basisideeën achter de voormelde wet van 8 mei 2014. Immers, indien het toegelaten zou zijn dat de Gewestelijke belastingverminderingen in mindering zouden mogen worden gebracht om de gemiddelde aanslagvoet te bepalen, dan zou dit zonder meer leiden tot discriminaties die bij de Grondwet verboden zijn. Een opzegvergoeding zou dan aan verschillende federale belastingtarieven worden onderworpen volgens het Gewest waar hij woont. Datzelfde principe werd door de wetgever ook aangehaald om de evaluatie of de toepassing van het huwelijksquotiënt of de afzonderlijke aanslag voordeliger is, op het niveau van de belasting Staat te laten gebeuren (Parl. St. 53 3427/001, p. 34-35). Bovendien leidt de uitsluiting van de Gewestelijke belastingverminderingen ook tot een meer gelijke behandeling van de belastingplichtigen inzake de afzonderlijke belastingheffing (waaronder de belastingheffing op opzegvergoedingen). Op die manier wordt bijvoorbeeld vermeden dat de ene belastingplichtige op een zelfde opzegvergoeding merkbaar minder belastingen betaalt dan zijn collega om de reden dat hij toevallig het jaar voordien zijn dak heeft geïsoleerd en de andere niet. Voor inkomsten als vermeld in artikel 171, 5° en 6°, WIB 92 die in 2014 of 2015 werden betaald of toegekend, zijn de Gewestelijke belastingverminderingen overeenkomstig artikel 72, derde lid, van de voormelde wet van 8 mei 2014 ook in rekening gebracht om de gemiddelde aanslagvoet te bepalen waartegen die inkomsten worden belast. Deze tijdelijke uitzondering werd in de wet ingevoegd bij amendement en zou aanvankelijk enkel worden toegepast voor uitkeringen in het kader van een collectief ontslag. De indieners van het amendement wilden op die manier vermijden dat de belastingplichtigen die het slachtoffer waren geworden van collectief ontslag, netto minder opzegvergoeding zouden krijgen dan eerder was overeengekomen in het kader van het sociaal plan (Parl. St. 53 3427/002, p. 7-8).
Op voorstel van een aantal parlementsleden werd de uitzondering veralgemeend tot alle in 2014 en 2015 verkregen of behaalde inkomsten die tegen een gemiddelde aanslagvoet worden belast (Parl. St. 53 3427/005, p. 2). Voor 2014 en 2015 zijn de afwijkingen in de belastingverminderingen tussen de Gewesten nog verwaarloosbaar. Vanaf het inkomstenjaar 2016 geldt de uitzondering echter niet meer. Sinds de Zesde Staatshervorming maken de Gewesten volop gebruik van hun bevoegdheden op het vlak van de personenbelasting. De regels inzake de Gewestelijke belastingverminderingen verschillen dan ook meer en meer van Gewest tot Gewest, vooral op het vlak van de voordelen voor het verwerven of behouden van de eigen woning. Gelet op die evolutie, zouden de principes dat de impact van de Gewestelijke belastingregels op de belasting Staat moet worden beperkt en dat op het vlak van de federale belastingheffing alle belastingplichtigen, ongeacht het Gewest waar ze gelokaliseerd zijn, op dezelfde manier moeten worden behandeld, niet langer gerespecteerd worden als men zou blijven rekening houden met de Gewestelijke belastingvermindering om de gemiddelde aanslagvoet te bepalen. Dergelijke regeling zou ingaan tegen de Grondwet.
2. Het aantal belastingplichtigen die voor het aanslagjaar 2017 inkomsten hebben die tegen een gemiddelde aanslagvoet worden belast en ook Gewestelijke belastingverminderingen genieten, kan enkel worden vastgesteld op basis van de gegevens uit de inkohieringen voor dat aanslagjaar. De betrokken aangiften daarvoor moeten nog worden ingediend.