Commentaar van art. 316, WIB 92

Art. 316, WIB 92

I. WETTEKST

316/0

II. ALGEMEEN

316/1

A. Welke inlichtingen?

316/2

B. Statuten van personenvennootschappen

316/3

III. OPROEPING VAN DE BELASTINGPLICHTIGE

316/4-6

A. Mondelinge uitleg

316/4

B. Overleggen van boeken of bescheiden

316/5

C. Praktische werkwijze

316/6

IV. VRAGEN OM INLICHTINGEN

316/7-13

A. Vragenlijst

316/7-8

B. Antwoord van de belastingplichtige

316/9-13

I. WETTEKST

Nummer 316/0

Art. 316. - Onverminderd het recht van de administratie tot het vragen van mondelinge inlichtingen, is eenieder die onderhevig is aan de personenbelasting, de vennootschapsbelasting, de rechtspersonenbelasting of de belasting van niet-inwoners verplicht de administratie, op haar verzoek, binnen een maand na de datum van verzending van de aanvraag, welke termijn wegens wettige redenen kan worden verlengd, schriftelijk alle inlichtingen te verstrekken die van hem worden gevorderd met het oog op het onderzoek van zijn fiscale toestand.

II. ALGEMEEN

Nummer 316/1

Art. 316, WIB 92 handelt over de inlichtingen die de belastingplichtige mondeling of schriftelijk moet verstrekken en die kunnen worden aangewend om zijn fiscale toestand te onderzoeken.

A. WELKE INLICHTINGEN?

Nummer 316/2

Art. 316, WIB 92, maakt het mogelijk van de belastingplichtige alle inlichtingen te vorderen met het oog op het onderzoek van zijn fiscale toestand.

Deze inlichtingen mogen betrekking hebben op alle categorieën van inkomsten die bijdragen tot de vorming van de belastbare grondslag (inkomsten uit onroerende goederen, beroepsinkomsten, diverse inkomsten en in bepaalde gevallen, roerende inkomsten).

Tijdens de voorbereidende werkzaamheden van de W 20.11.1962 (zie zitting 1961-1962, Kamer, doc. 264/42, blz. 211, en Senaat, doc. 366, blz. 291) werd een amendement verworpen dat beoogde de te verstrekken schriftelijke inlichtingen te beperken tot die welke : "in het kader van de beroepswerkzaamheid van de belastingplichtige behoren, geen buitensporige opzoekingen of prestaties noodzakelijk maken en die van hem worden gevorderd met het oog op het onderzoek van zijn fiscale toestand".

De Minister van Financiën heeft evenwel verklaard dat de Regering het vragen van overdreven inlichtingen uit den boze acht (Kamer, zitting 1961-1962, doc. 264/42, blz. 211) en dat de administratie slechts een goed overwogen en gematigd gebruik mag maken van de bevoegdheid die haar is verleend (zie Senaat, zitting 1961-1962, doc. 366, blz. 292). Het is overigens niet aanvaardbaar dat de administratie zulkdanige opzoekingen en zoveel werk zou vragen, dat ze voor de belastingplichtige ongehoord tijdverlies en kosten zouden medebrengen (Parlementaire handelingen, Kamer, 15.6.1962, blz. 85).

De gepastheid van het vragen van bepaalde inlichtingen moet dus in het licht van de feitelijke omstandigheden eigen aan elk geval worden beoordeeld (PV nr. 384 van 14.9.1984, gesteld door Hr. Cardoen, Bull.VA nr. 52 van 30.10.1984, Kamer, zitting 1983-1984, blz. 4493, Bull. 635, blz. 148). De vragenlijsten moeten bovendien aan ieder geval worden aangepast en het versturen van algemene vragenlijsten moet worden vermeden.

B. STATUTEN VAN PERSONENVENNOOTSCHAPPEN

Nummer 316/3

Het verdient aanbeveling aan een personenvennootschap de volledige tekst van haar statuten te vragen, aangezien zij dikwijls talrijke gegevens bevatten -andere dan die welke, overeenkomstig art. 7, SWHV moeten voorkomen in het uittreksel dat in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd- die voor de regeling van de fiscale toestand van de vennootschap nuttig en zelfs noodzakelijk zijn. In de praktijk zal het overleggen van die tekst de vennootschap ervan ontslaan later te moeten antwoorden op vragen die betrekking hebben op het ene of het andere punt van haar statuten.

III. OPROEPING VAN DE BELASTINGPLICHTIGE

A. MONDELINGE UITLEG

Nummer 316/4

Art. 316, WIB 92 bepaalt o.m. dat een belastingplichtige kan worden uitgenodigd mondelinge uitleg te verstrekken, doch preciseert niet dat dergelijke uitleg te zijnen huize moet worden ingewonnen.

Hieruit vloeit voort dat de aanslagambtenaar de belastingplichtige mag uitnodigen op zijn kantoor om inlichtingen te komen verstrekken.

B. OVERLEGGEN VAN BOEKEN OF BESCHEIDEN

Nummer 316/5

De aanslagambtenaar mag niet eisen dat de boeken en bescheiden van de belastingplichtige naar het kantoor zouden worden gebracht (zie 315/9), of, a fortiori, dat ze er eenvoudig zouden worden afgegeven met het oog op een latere bespreking (PV nr. 120 van Van Damme, Bull.VA nr. 28, Kamer, zitting 1961-1962, blz. 1365 - Bull. 389, blz. 1477).

Daarentegen mag hij de belastingplichtige uitnodigen zich op het kantoor met bepaalde bescheiden aan te melden om te vermijden dat hij, na de mondelinge uitleg te hebben gekregen, de belastingplichtige nog zou moeten hinderen door de juistheid van de inlichtingen ten huize van deze laatste of in de maatschappelijke zetel na te gaan (PV nr. 31 van Bonnel, Bull.VA nr. 7, Kamer, buitengewone zitting 1974, blz. 276 - Bull. 522, blz. 2063).

C. PRAKTISCHE WERKWIJZE

Nummer 316/6

Gewoonlijk roept de aanslagambtenaar de belastingplichtige op door middel van een drukwerk model 440 B.

Hij omschrijft nauwkeurig het doel van de oproeping alsook de documenten die hij de belastingplichtige vraagt mee te brengen.

IV. VRAGEN OM INLICHTINGEN

A. VRAGENLIJST

Nummer 316/7

Als de aanslagambtenaar schriftelijke inlichtingen verlangt, richt hij aan de belastingplichtige een vraag om inlichtingen.

De aanslagambtenaar mag de belastingplichtige uitnodigen bepaalde documenten, bijvoorbeeld attesten of bewijsstukken (zie 316/5), tot staving van zijn antwoord mede te delen.

Nummer 316/8

Daartoe gebruikt hij gewoonlijk een vragenlijst opgesteld in 3 exemplaren.

Het origineel en een afschrift dat de vermelding draagt "Afschrift door de belastingplichtige te bewaren" worden aan de belastingplichtigen toegezonden; het tweede afschrift wordt in het aanslagdossier gerangschikt.

Deze formaliteit is echter niet voorgeschreven op straffe van nietigheid (Luik, 9.4.1957, Backelandt).

B. ANTWOORD VAN DE BELASTINGPLICHTIGE

Nummer 316/9

De belastingplichtige moet binnen een maand na de datum van verzending schriftelijk antwoorden op de vraag die ertoe strekt schriftelijke inlichtingen te bekomen.

Een mondeling onderhoud van de belastingplichtige met de aanslagambtenaar binnen de gestelde termijn beantwoordt niet aan de wettelijke voorschriften (PV nr. 439 van 7.10.1983 gesteld door Valkeniers Bull.VA nr. 3, van 22.11.1983, Kamer, zitting 1983-1984, blz. 204; Bull. 625, blz. 575).

De termijn van een maand wordt gerekend vanaf de dag na die van de verzending (art. 52, Ger.W) en hij wordt gerekend van de zoveelste tot de dag voor de zoveelste (art. 54, Ger.W). Het antwoord moet de laatste nuttige dag van de termijn bij de verzender van de vraag toekomen.

Is die laatste dag (dies ad quem) een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de termijn tot de eerstvolgende werkdag verlengd (art. 53, Ger.W).

Nummer 316/10

Wanneer het antwoord op een vraag om inlichtingen dat door de belastingplichtige is gedagtekend en ondertekend voor het verstrijken van de gestelde termijn of dat is ondertekend zonder vermelding van datum en slechts na het verstrijken van die termijn aan de aanslagdienst wordt afgegeven, moet de ontvangstdatum worden aangebracht, die wordt echt verklaard door de vermelding van naam en graad van de daartoe bevoegde ambtenaar, gevolgd door zijn handtekening; eventueel wordt de briefomslag bewaard.

Nummer 316/11

De belastingplichtigen die menen dat de gevraagde inlichtingen een te omvangrijk werk vergen kunnen met de aanslagdienst overleggen wat moet worden gedaan om te voldoen aan de vereisten van de controle zonder de administratieve lasten van de onderneming buitenmate te verzwaren.

De ambtenaren moeten in geweten, met ruim inzicht en met inachtneming van de overgelegde bewijsstukken of uitleggingen, de gegrondheid beoordelen van de redenen die worden aangevoerd door een belastingplichtige die aandringt hetzij op een verlenging van de termijn van een maand, hetzij zelfs, in sommige bijzondere gevallen, op vrijstelling van het verstrekken van al of een gedeelte der gevraagde inlichtingen of van het overleggen van sommige verantwoordingsstukken.

Nummer 316/12

Over het algemeen, en in de mate als aanneembaar erkend in elk afzonderlijk geval, mogen als wettige redenen worden aangezien :

- het feit dat er materieel een langere termijn nodig is dan de verleende termijn om de gevraagde inlichtingen te verstrekken;

-de ernstige ziekte of de langdurige afwezigheid van de belastingplichtige;

- elke omstandigheid van overmacht (zie commentaar op art. 371, WIB 92).

Er werd gevonnist dat door welbewust na te laten voor zijn vertrek naar het buitenland -waar hij nochtans verscheidene maanden diende te verblijven- de nodige maatregelen te treffen opdat zijn briefwisseling hem regelmatig zou worden nagezonden, de belastingplichtige een fout beging en er aldus geen wettige reden aanwezig was die kon worden ingeroepen ter rechtvaardiging van het niet-antwoorden op een vraag om inlichtingen (Luik, 1.2.1958, Eggen).

Nummer 316/13

In geval van weigering om de antwoordtermijn te verlengen moet de beslissing verwijzen naar art. 316, WIB 92, en de redenen vermelden waarom de in de vraag om verlenging aangehaalde motieven niet kunnen worden aangemerkt als wettige redenen in de zin van wat vermeld is in 316/12.