Artikel 470/2, WIB 92
Art. 470/2, tweede lid (vervanging), is van toepassing 10 dagen na publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad (11.12.2023) (art. 34, W 23.11.2023 - B.S. 01.12.2023; Numac: 2023047474)
[Voor elk voorschot dat zou worden overgemaakt op basis van het artikel 470/2 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zoals het bestond voor de inwerkingtreding van deze wet, zal, wat betreft de maanden september, oktober, november en december van het jaar 2023, een regularisatie uitgevoerd worden overeenkomstig de regels vastgesteld door artikel 470/2 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals gewijzigd door deze wet (art. 35, W 23.11.2023 - B.S. 01.12.2023; Numac: 2023047474)]
Wat de opbrengst van de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting betreft, kent de Federale Overheidsdienst Financiën, in afwijking van artikel 470/1, gedurende een periode van acht maanden aan de gemeenten maandelijkse voorschotten toe met betrekking tot die opbrengst van de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting, die 80 % vertegenwoordigen van de geraamde ontvangsten van het lopende aanslagjaar.
Deze voorschotten worden betaald op de derde laatste werkdag van de maand voor de maanden september, oktober, november en december van het lopende aanslagjaar en voor de maanden januari, februari, maart en april van het kalenderjaar dat volgt op het betrokken aanslagjaar. Er wordt voor alle gemeenten een identiek toekenningspercentage van de geraamde ontvangsten van het lopende aanslagjaar vastgelegd voor elke maand in de periode september tot december en voor elke maand in de periode januari tot april. Het toekenningpercentage bedraagt 14 % van de geraamde ontvangsten van het lopende aanslagjaar voor elk van de maanden van september tot en met december van het lopende aanslagjaar en 6 % voor elk van de maanden van januari tot en met april van het kalenderjaar volgend op het betrokken aanslagjaar. De Koning kan die percentages aanpassen zonder per periode van vier opeenvolgende maanden in het lopende aanslagjaar of in het daaropvolgende kalenderjaar lager te gaan dan 5 % per maand of hoger dan 15 % per maand. Het totaal van de op die manier vastgelegde percentages moet steeds 80 % vertegenwoordigen van de geraamde ontvangsten van een aanslagjaar.
In de loop van de maand mei van het kalenderjaar dat volgt op het betrokken aanslagjaar stuurt de Federale Overheidsdienst Financiën aan elke gemeente een overzicht met daarin voor elke maand in de periode die zich uitstrekt van 1 augustus van het betrokken aanslagjaar tot 30 april van het kalenderjaar dat volgt op het betrokken aanslagjaar:
1° het geheel van de werkelijk voor haar rekening geïnde ontvangsten en de ontheffingen die voor haar rekening werden betaald tijdens de maanden van de voormelde periode, ongeacht of ze al dan niet betrekking hebben op het aanslagjaar waarvoor de voorschotten werden toegekend;
2° het bedrag dat overeenstemt met de administratiekosten bedoeld in artikel 470 voor dezelfde maanden als deze bedoeld in de bepaling onder 1°, en berekend over de werkelijk geïnde ontvangsten na aftrek van de betaalde ontheffingen;
3° het geheel van de toegekende voorschotten voor de maanden september tot december van het betrokken aanslagjaar en de maanden januari tot april van het kalenderjaar volgend op het aanslagjaar;
4° het saldo bekomen door van de in de bepaling onder 1° bedoelde nettobedragen de in de bepaling onder 2° bedoelde administratiekosten en de in de bepaling onder 3° bedoelde toegekende voorschotten af te trekken.
Het positief saldo van de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting wordt betaald ten laatste de derde laatste werkdag van de maand mei van het kalenderjaar dat volgt op het betrokken aanslagjaar.
Tijdens de maanden mei, juni en juli, kent de administratie belast met de inning en de invordering van de inkomstenbelastingen aan de gemeenten de voor hun rekening verwezenlijkte ontvangsten voor orde toe, verminderd met de ontheffingen die voor hun rekening worden uitbetaald tijdens de maand van de inning van die ontvangsten.
Wanneer het saldo in de maanden mei, juni of juli negatief is, wordt het afgetrokken van de door te storten bedragen tijdens de maanden juni tot augustus tot de volledige aanzuivering van het saldo.
Wanneer in augustus nog een negatief saldo overblijft, vormt dat saldo voor de administratie belast met de inning en de invordering van de inkomstenbelastingen een terugvorderbare schuldvordering op de gemeente. Dat bedrag wordt aangezuiverd door een ambtshalve debitering van de financiële rekening die de gemeente heeft aangeduid voor de storting van de voor haar rekening geïnde ontvangsten. Alvorens over te gaan tot het debiteren van de rekening, geeft de administratie belast met de inning en de invordering van de inkomstenbelastingen kennis van het bedrag van haar schuldvordering op de gemeente.
De voorschotten op de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting kunnen niet worden gecumuleerd met de betaling van de werkelijk geïnde netto-ontvangsten.