Parlementaire vraag nr. 638 van mevrouw Ellen Samyn van 23.09.2021
Kamer, Vragen en Antwoorden, 2021-2022, QRVA 55/077 d.d. 11.02.2022, blz. 134
Afkoop groepsverzekeringen topsporters
VRAAG ( van mevrouw Samyn)
Aanvullende verzekeringen of groepsverzekeringen kunnen maar opgenomen worden op de wettelijke pensioenleeftijd (65/67 jaar) tegen een fiscaal gunstig tarief. Voor topsporters werd er evenwel een uitzondering bedongen en zij kunnen aan een fiscaal gunstig tarief deze groepsverzekering reeds afkopen op een leeftijd van 35 jaar. Dit is niet in overeenstemming met de bedoeling van een aanvullende pensioenopbouw om op de wettelijke pensioenleeftijd (65/ 67 jaar) over een aanvullend pensioen te beschikken.
1. Zal u in het kader van de grote pensioenhervorming die uw collega van Pensioenen aan het voorbereiden is, voorstellen dit voordeel af te schaffen en aldus te aligneren met de regeling voor de rest van de aangeslotenen?
2. Worden deze contracten vrijgesteld van de anticipatieve heffing en betekent dit dat deze contracten minder belast worden dan de andere groepsverzekeringen?
3. Hoe wordt er controle uitgeoefend op de 80 %-regel aangezien uit een eerder antwoord bleek dat de overheid geen zicht heeft op de werkelijk betaalde individuele lonen aan topsporters?
ANTWOORD (van de minister van Financiën)
1. Aanvullende pensioenen worden inderdaad in principe vereffend bij de pensionering van de aangeslotene. Bij toepassing van artikel 27, § 3, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid (WAP), kan het aanvullend pensioen van een betaalde sportbeoefenaar (werknemer) worden vereffend vanaf de leeftijd van 35 jaar bij het stopzetten van de activiteit als betaalde sportbeoefenaar. Deze regeling behoort tot de bevoegdheid van de minister van Pensioenen.
De uitkering van een aanvullend pensioen van een betaalde sportbeoefenaar naar aanleiding van de stopzetting van zijn activiteit als betaalde sportbeoefenaar wordt overeenkomstig artikel 171, 3°bis, b, tweede streepje van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) afzonderlijk belast tegen het tarief van 20 % (tenzij de globalisatie voordeliger is). Wanneer artikel 27, § 3, WAP zou worden opgeheven, wordt artikel 171, 3°bis, b, tweede streepje, WIB 92, dat naar artikel 27, § 3, WAP verwijst, een bepaling zonder voorwerp. De uitkering van een aanvullend pensioen van een betaalde sporter zou dan op dezelfde manier worden belast als de uitkering van een aanvullend pensioen van een andere werknemer. Ik ben ook bereid om de mogelijkheid te onderzoeken om het tarief van 20 % te verhogen. Een substantiële verhoging van het tarief zou betaalde sportbeoefenaars kunnen aanmoedigen om hun aanvullend pensioen pas op te nemen wanneer ze ook hun wettelijk pensioen kunnen opnemen.
2. De taks op het lange termijnsparen is niet van toepassing op groepsverzekeringen (tweede pijler).
3. De controle van de 80 %-regel vereist een controle ter plaatse. Aangezien de bewijslast voor de naleving van deze voorwaarde bij de belastingplichtige ligt, is het aan de werkgever om de betaalde premies te toetsen met het uitbetaalde loon en dit op individuele basis. Indien niet kan worden aangetoond dat aan de regel is voldaan, kunnen de werkgeversbijdragen en -premies niet als beroepskosten worden afgetrokken.