Parlementaire vraag nr. 12996 van de heer Van Biesen van 14.11.2006
Mondelinge parlementaire vraag nr. 12996 van de heer Van Biesen dd. 14.11.2006
Beknopt Verslag, Kamercommissie Financiën, Com 1094, blz. 33-35
Aftrek voor enige woning - Toepassing van de 85/15 verdeling
VRAAG
De programmawet van 27 december 2004 bevatte onder meer een grondige hervorming van de fiscale behandeling van hypothecaire leningen. Een amendement van de heer Tommelein wijzigde artikel 105 van het WIB 92. De strekking van dit amendement werd echter helemaal niet weergegeven in het antwoord dat de minister op 30 mei van dit jaar gaf op een vraag in commissie over de toepassing van de 15/85-regeling bij de berekening van de fiscale post 'afttrek enige woning'. De minister verklaarde dat, in geval van een gemeenschappelijke aanslag, echtgenoten gehuwd onder het stelsel van scheiding der goederen en waarvan de hypothecaire lening voor 100 procent werd afgesloten door de echtgenoot die eigenaar is van de enige eigen woning, ook de 15/85-regeling moet worden toegepast. Dit betekent concreet dat 15 procent van het belastingvoordeel door de overheid wordt afgeroomd zonder dat hiervoor een wettelijke basis bestaat. Een alleenstaande of een niet-wettelijk samenwonende kan wel voor de volle 100 procent het belastingvoordeel genieten. Dat is niet logisch.
De minister beloofde naar aanleiding van het debat op 30 mei 2006 na te gaan of een integrale aftrek voor een van beide echtgenoten alsnog mogelijk zou zijn. Is dit onderzoek ondertussen al afgerond?
ANTWOORD (van de heer Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën)
Dat onderzoek is ondertussen afgerond. Artikel 105 WIB 92 is van toepassing zodra een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd. Daarbij wordt geen onderscheid naar het vermogensrecht gemaakt. Evenmin is er een wettelijke bepaling die vereist dat voor de aanrekening van de aftrek voor een enige en eigen woning beide echtgenoten op de aftrek aanspraak moeten maken.
Wel bepaalt artikel 105, tweede lid, dat de aanrekening gebeurt volgens de door de belastingplichtige gekozen verdeling. Die verdeling mag er evenwel niet toe leiden dat bij een van de echtgenoten minder dan 15 procent wordt aangerekend.
Uit de verantwoording bij het amendement van de heer Tommelein blijkt dat aan de optimalisering bewust een grens werd gesteld om op die manier in alle gevallen aan de echtgenoten minimaal 15 procent van de aftrekbare som te kunnen toekennen.
In het commissieverslag van de bespreking van dit amendement staat dat, indien een van beide echtgenoten geen bedrag in aftrek voor enige woning mag inbrengen omdat hij of zij een andere woning heeft, er in hoofde van die echtgenoot geen aftrek kan zijn. Voor de andere echtgenoot zal de aftrek dan 85 procent bedragen.
Hetzelfde geldt wanneer de ene echtgenoot geen bedrag voor een enige woning mag aftrekken omdat hij of zij geen eigenaar van de betrokken woning is en de woning niet behoort tot het gemeenschappelijke vermogen van beide echtgenoten.
Mijn administratie heeft een consequent standpunt ingenomen. Er komt bijgevolg geen aanpassing van de bestaande wetgeving.
CONCLUSIE (van de heer Van Biesen)
Ik leid hieruit af dat deze ongerijmdheid in de fiscaliteit alleen maar uit de wereld kan worden geholpen door een nieuw wetgevend initiatief. Daar zal ik zo snel mogelijk voor zorgen.