Artikel 519ter, WIB 92

Art. 519ter, § 2, eerste lid, wordt opgeheven vanaf aanslagjaar 2022 (art. 21 en 23, W 21.01.2022 - B.S. 28.01.2022; Numac: 2022040046)


§ 1. In afwijking van de artikelen 215 en 246, eerste lid, wordt, voor de aanslagjaren 2021 en 2022, het tarief van de vennootschapsbelasting of, voor de in artikel 227, 2°, vermelde belastingplichtigen, van de belasting van niet-inwoners verlaagd tot 15 %:

1° met betrekking tot de overeenkomstig artikel 511, § 1, bedoelde belastbare opnemingen op de investeringsreserve, die is aangelegd gedurende het aanslagjaar 1982;

2° met betrekking tot de overeenkomstig artikel 190, vierde lid, bedoelde belastbare opnemingen, die zijn verricht op de verwezenlijkte meerwaarden, andere dan deze bedoeld in de artikelen 44bis, 44ter en 47 van dit Wetboek en in artikel 122, § 2, van de programmawet van 2 augustus 2002, die zijn vrijgesteld overeenkomstig artikel 190, eerste tot derde lid, en die niet hoger zijn dan het totale bedrag van die meerwaarden die bestonden op het einde van het laatste belastbare tijdperk dat afsluit voor 1 januari 2017.

3° met betrekking tot de belastbare opnemingen op de in artikel 190bis bedoelde vrijgestelde bedragen die bestonden op het einde van het laatste belastbare tijdperk dat afsluit voor 1 januari 2017;

4° met betrekking tot de overeenkomstig artikel 193quater, § 2, derde lid, belastbare opnemingen, die zijn verricht op de overeenkomstig artikel 67 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, zoals het bestond voordat het door artikel 87 van de wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting werd opgeheven, in een belastbaar tijdperk dat afsluit voor 1 januari 2017 vrijgestelde winst;

5° met betrekking tot de belastbare opnemingen op de in een belastbaar tijdperk dat afsluit voor 1 januari 2017 gevormde investeringsreserve bedoeld in artikel 194quater voor zover § 4, tweede lid, van dat artikel geen toepassing meer kan vinden.

Het in het eerste lid bedoelde tarief wordt bovendien verlaagd tot 10 % voor het gedeelte van de opnemingen dat overeenstemt met investeringen die tijdens het belastbaar tijdperk zijn verricht, in materiële vaste activa, andere dan deze welke vermeld zijn in artikel 75, 5°, of immateriële vaste activa, die afschrijfbaar zijn en die niet als herbelegging of besteding worden aangemerkt krachtens de artikelen 44bis, 44ter, 47 en 205/4, § 5, van dit Wetboek en artikel 122, § 2, van de programmawet van 2 augustus 2002.

§ 2. (...)

In afwijking van artikel 276 mag geen voorheffing, noch forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting, noch belastingkrediet worden verrekend op de in § 1 vermelde belasting.

§ 3. De in § 1 vermelde belasting wordt eventueel vermeerderd zoals bepaald in artikel 218, ingeval geen of ontoereikende voorafbetalingen zijn gedaan.