Commentaar van art. 317, WIB 92

Art. 317, WIB 92

I. WETTEKST

317/0

II. ALGEMEEN

317/1-5

III. FINANCIELE INSTELLINGEN

317/6-10

IV. BEOEFENAARS VAN BEPAALDE VRIJE BEROEPEN

317/11

V. RECHTSPERSONENBELASTING

317/12

VI. POLITIEKE ORGANISATIES, VAKVERENIGINGEN, PAROCHIALE WERKEN, JEUGDBEWEGINGEN ENZ.

317/13-14

I. WETTEKST

Nummer 317/0

Art. 317. - De in de artikelen 315, eerste en tweede lid, en 316 bedoelde verificaties en vragen om inlichtingen mogen slaan op alle verrichtingen waaraan de belastingplichtige heeft deelgenomen en de aldus ingewonnen inlichtingen kunnen eveneens worden ingeroepen met het oog op het belasten van derden.

II. ALGEMEEN

Nummer 317/1

Onder "alle verrichtingen" verstaat men verrichtingen die van aard zijn de inkomsten te bepalen welke aan één van de inkomstenbelastingen onderworpen zijn.

Nummer 317/2

De verificatie van de geschriften van een belastingplichtige moet niet als enig doel hebben zich van de juistheid van zijn eigen inkomstenaangiften te vergewissen.

Niet alleen mag de Hfd.cr. in de geschriften van een belastingplichtige alle nuttige gegevens opnemen om de juistheid van de aangifte van deze laatste na te gaan, maar de ter gelegenheid van het onderzoek van de geschriften verkregen inlichtingen mogen ook worden aangewend voor de taxatie van derden.

Nummer 317/3

De Hfd.cr. mag van de inlichtingen gebruik maken of ze aan zijn betrokken ambtsgenoten mededelen ten einde de juistheid ervan na te gaan. Dit is een doeltreffend middel om de valse schuldeisers op te sporen, om niet geboekte restornonota's terug te vinden, om uit te maken of facturen niet buiten de boekhouding werden geïncasseerd, enz.

Nummer 317/4

Het is veroorloofd gegevens aan te tekenen betreffende klanten, leveranciers, tussenpersonen en derden die handelsbetrekkingen hebben gehad met de belastingplichtige wiens aangiften of geschriften worden onderzocht, en de administratie mag, na de juistheid van de inlichtingen te hebben nagegaan, zich ervan bedienen met het oog op het belasten van die klanten, enz.

Nummer 317/5

De aanslagambtenaar heeft, om een aanslag te vestigen, het recht gebruik te maken van de inlichtingen die ter gelegenheid van het onderzoek van de fiscale aangiften van de leveranciers van de belastingplichtige werden bekomen (Cass., 25.11.1958, Conard, Bull. 349, blz. 24, en Pas. 1959, I, blz. 315).

III. FINANCIELE INSTELLINGEN

Nummer 317/6

Gelet op het bepaalde in art. 318, 1elid, WIB 92 is de aanslagambtenaar niet gemachtigd in de rekeningen, boeken of documenten van bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen inlichtingen in te zamelen met het oog op het belasten van hun cliënten.

Dat geldt eveneens ten aanzien van de openbare kredietinstellingen en -inrichtingen en van het Bestuur der postchecks, gelet op art. 327, § 3, 1e lid, WIB 92.

De begrippen "bank-, wissel-, krediet- en spaarinstelling" enerzijds en "cliënten" anderzijds, worden gedefinieerd in 318/4 en 318/5 tot 8.

Nummer 317/7

Evenwel mogen bij financiële instellingen inlichtingen worden ingezameld met het oog op het belasten van andere belastingplichtigen dan "cliënten", zoals bv. inlichtingen betreffende leveringen en diensten aan de instelling, betalingen aan personeelsleden of leden van de raad van bestuur voor hun prestaties in of ten behoeve van de instelling, enz. (zie ook 318/7).

Nummer 317/8

Zo ook mogen aan financiële instellingen inlichtingen m.b.t. verrichtingen met cliënten -met inbegrip van de identiteit- worden gevraagd wanneer die inlichtingen met andere oogmerken dan het belasten van cliënten worden ingezameld. Dat is bv. het geval wanneer de kans op terugbetaling van een toegekend krediet geheel of gedeeltelijk uitgesloten is en de financiële instelling in die mate op de schuldvordering een waardevermindering heeft geboekt, of wanneer ze voor een schuldvordering een overeenkomstig art. 48, WIB 92, bepaalde voorziening voor risico's en kosten heeft geboekt.

Nummer 317/9

Tenslotte mogen hen natuurlijk inlichtingen m.b.t. verrichtingen waarin de financiële instellingen persoonlijk of als tussenpersoon kunnen optreden, worden gevraagd, ook wanneer daarbij de identiteit van de cliënten aan het licht komt.

Zo mogen financiële instellingen bv. worden verzocht, aan de hand van hun boekhouding, aan te tonen dat ze persoonlijk of als tussenpersoon hebben ingetekend op een obligatielening en dat ze de daaruit voortvloeiende inkomsten op een juiste wijze hebben geboekt. Indien de instelling aantoont dat zij bij de intekening als tussenpersoon optrad, mag de aanslagambtenaar, ingeval hij daarbij kennis zou krijgen van de identiteit van de inschrijver, dat gegeven niet gebruiken of doen gebruiken bij het onderzoek van de fiscale toestand van die inschrijver.

Nummer 317/10

Wat de documentatie betreft die in het bezit is van de wisselinstellingen :

- mogen de aanslagdiensten zich de uiteenzetting van de rekeningen andere dan "klanten" doen voorleggen en zo nodig ter plaatse kennis nemen van de balansen "debiteuren" en "crediteuren" en alle rechtvaardigingen vragen die nodig zijn om de juistheid van die rekeningen na te gaan;

- moeten die diensten zich ervan onthouden de naamlijst van de klanten-debiteuren en de klanten-crediteuren te vragen en mogen zij slechts een oordeelkundig en gematigd gebruik maken van het recht om, ter gelegenheid van hun onderzoek, nuttige inlichtingen op te nemen met het oog op de taxatie van derden.

De inlichtingen die in het bij art. 79, KB/WIB, bedoelde bijzonder register moeten worden ingeschreven betreffende de identificatie van de genieters van inkomsten van buitenlandse roerende waarden (zie commentaar op art. 263, WIB 92), beogen uitsluitend de verificaties inzake RV mogelijk te maken en er mag dus niet worden op gesteund voor de taxatie van de verkrijgers.

IV. BEOEFENAARS VAN BEPAALDE VRIJE BEROEPEN

Nummer 317/11

Het uitoefenen van het beroep van advocaat, van gerechtsdeurwaarder en van notaris vergt een grote discretie die de administratie, wat de beoefenaars van deze beroepen betreft, belet ten volle gebruik te maken van de bepalingen van art. 317, WIB 92.

Dat geldt ook voor de beoefenaars van de medische en paramedische beroepen, om het medisch geheim te beveiligen.

Dienaangaande wordt verwezen naar de commentaar op art. 334, WIB 92.

V. RECHTSPERSONENBELASTING

Nummer 317/12

De inzake RPB uit te voeren controle heeft vooral ten doel na te gaan :

a) of de aan die belasting onderworpen rechtspersonen zich niet met een exploitatie of met verrichtingen van winstgevende aard bezighouden en eventueel niet in de Ven.B belastbaar zijn;

b) of deze personen als schuldenaars regelmatig de BV en RV inhouden en storten;

c) of zij geen roerende inkomsten hebben geïncasseerd voor rekening van derden (gewilde of ongewilde naamlening bij de incassering);

d) voor zover dit mogelijk is, of de RV is ingehouden van de door die rechtspersonen geïnde of verkregen roerende inkomsten.

VI. POLITIEKE ORGANISATIES, VAKVERENIGINGEN, PAROCHIALE WERKEN, JEUGDBEWEGINGEN, ENZ.

Nummer 317/13

Wat betreft de politieke organisaties, vakverenigingen, parochiale werken, jeugdbewegingen, verenigingen met vermaakdoeleinden, culturele verenigingen, enz... zonder rechtspersoonlijkheid of opgericht als een vereniging zonder winstoogmerk (VZW), die in stand worden gehouden door middel van toelagen of bijdragen, dienen de bevoegde diensten alleen op het nakomen van de volgende verplichtingen toe te zien :

- verplichtingen inzake BV en RV;

- mededelen van naam en woonplaats van de verkrijgers van commissielonen, honoraria en andere dergelijke vergeldingen, zomede van de datum van de betalingen en van de aan iedere betrokkene toegekende bedragen.

Ingeval er twijfel bestaat omtrent het doel van de instelling, de aard van haar handelingen, de herkomst van haar bestaansmiddelen, de juistheid van de door haar verstrekte gegevens of gestorte belasting, de niet-belastbaarheid van haar ontvangstenoverschotten, enz., en het inwinnen van andere inlichtingen dan die in verband met de in het vorig lid genoemde punten onontbeerlijk blijkt, moet het geval, vooraleer tot aanvullende onderzoekingen over te gaan langs hiërarchische weg aan het hoofdbestuur worden onderworpen (zie PV nr. 189 van Van In, Bull.VA nr. 4, Senaat, zitting 1976-1977, blz. 123, Bull. 547, blz. 154).

Nummer 317/14

De in 317/13 opgenomen regels gelden niet voor verenigingen met de rechtsvorm van een handelsvennootschap, noch voor de in art. 104, 1e lid,3° en 4°, WIB 92 bedoelde verenigingen (zie commentaar op art. 104, WIB 92).