Commentaar van art. 7, WIB 92 (bijwerking)

Bijwerking Com.IB 92 d.d. 01.03.2019

TITEL II: PERSONENBELASTING

HOOFDSTUK II: GRONDSLAG VAN DE BELASTING

Afdeling II: Inkomen van onroerende goederen

Onderafdeling I: Belastbare inkomsten

Art. 7, WIB 92

INHOUDSTAFEL

VOORWOORD

I. WETTEKST

7/0

II. ALGEMEEN

A. Belastbare inkomsten

7/1

B. Tijdelijk van OV vrijgestelde inkomsten

7/2

C. Door de belastingplichtige voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid gebruikte onroerende goederen

7/3

III. NIET-VERHUURDE ONROERENDE GOEDEREN

A. In België gelegen onroerende goederen

7/4

B. In het buitenland gelegen onroerende goederen

7/7

IV. VERHUURDE ONROERENDE GOEDEREN

A. In België gelegen onroerende goederen

7/8

B. In het buitenland gelegen onroerende goederen

7/20

V. BEDRAGEN VERKREGEN BIJ VESTIGING OF OVERDRACHT VAN EEN RECHT VAN ERFPACHT OF VAN OPSTAL OF VAN GELIJKAARDIGE ONROERENDE RECHTEN

7/21

VOORWOORD

Deze bijwerking heeft betrekking op art. 7, WIB 92, zoals het van toepassing is sinds de wet van 08.05.2014 (MB 28.05.2014, Ed. 2).

I. WETTEKST

7/0

Art. 7. - § 1. Inkomsten van onroerende goederen zijn :

1° voor niet verhuurde onroerende goederen :

a) voor in België gelegen goederen :

- het kadastraal inkomen wanneer het gaat om ongebouwde onroerende goederen, materieel en outillage die van nature of door hun bestemming onroerend zijn, of de eigen woning ;

- het kadastraal inkomen verhoogd met 40 pct. wanneer het andere goederen betreft ;

b) voor in het buitenland gelegen goederen : de huurwaarde ;

2° voor verhuurde onroerende goederen :

a) voor in België gelegen goederen verhuurd aan een natuurlijke persoon die ze noch geheel, noch gedeeltelijk gebruikt voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid :

- het kadastraal inkomen wanneer het ongebouwde onroerende goederen of materieel en outillage die van nature of door hun bestemming onroerend zijn, betreft ;

- het kadastraal inkomen verhoogd met 40 pct. wanneer het andere goederen betreft ;

b) het kadastraal inkomen, wanneer die goederen in België zijn gelegen, overeenkomstig de pachtwetgeving zijn verhuurd en door de huurder voor land- of tuinbouw worden gebruikt ;

bbis) het kadastraal inkomen verhoogd met 40 pct. wanneer het gaat om gebouwde onroerende goederen verhuurd aan een rechtspersoon die geen vennootschap is, met het oog op het ter beschikking stellen ervan :

- aan een natuurlijke persoon om uitsluitend als woning te worden gebruikt ;

- aan meerdere natuurlijke personen die ze uitsluitend gezamenlijk als woning gebruiken ;

c) het totale bedrag van de huurprijs en de huurvoordelen dat niet lager mag zijn dan het kadastraal inkomen, wanneer het andere in België gelegen ongebouwde onroerende goederen of materieel en outillage die van nature of door hun bestemming onroerend zijn, betreft, of het kadastraal inkomen verhoogd met 40 pct. wanneer het andere in België gelegen gebouwde onroerende goederen betreft ;

d) het totale bedrag van de huurprijs en de huurvoordelen wanneer het in het buitenland gelegen onroerende goederen betreft ;

3° de bedragen verkregen bij vestiging of overdracht van een recht van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten.

§ 2. Wanneer een huurvoordeel bestaat in een eenmaal door de huurder gedane uitgave, wordt het bedrag ervan over de gehele duur van het huurcontract verdeeld.

II. ALGEMEEN

A. Belastbare inkomsten

7/1

De inkomsten van onroerende goederen vormen de eerste categorie van inkomsten waaruit de grondslag van de PB is samengesteld.

Het belastbare inkomen van een onroerend goed dat in aanmerking moet worden genomen verschilt naargelang:

- het onroerend goed al dan niet verhuurd is;

- het onroerend goed in België of in het buitenland gelegen is;

- het onroerend goed gebouwd of ongebouwd is;

- het gaat om de eigen woning of om een ander onroerend goed;

- de hoedanigheid van de huurder (natuurlijk persoon of niet);

- de aanwending (voor privé- of beroepsdoeleinden) van het onroerend goed;

- de terbeschikkingstelling van het gebouwd onroerend goed (al of niet uitsluitend als woning gebruikt);

- de soort huurovereenkomst (pacht of niet).

De inkomsten van onroerende goederen omvatten eveneens de bedragen verkregen bij vestiging of overdracht van een recht van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten.

B. Tijdelijk van OV vrijgestelde inkomsten

7/2

Inkomsten van onroerende goederen die krachtens bijzondere wetsbepalingen tijdelijk van OV zijn vrijgesteld (zie art. 253, WIB 92) moeten in de aanslagbasis van de PB worden opgenomen (onroerende goederen zonder beroepskarakter), of worden geacht te zijn begrepen in het beroepsinkomen (voor de beroepswerkzaamheid gebruikte onroerende goederen). Die vrijstellingen hebben uitsluitend betrekking op de OV en niet op het KI.

C. Door de belastingplichtige voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid gebruikte onroerende goederen

7/3

Krachtens art. 37, eerste lid, WIB 92, worden de inkomsten van onroerende goederen die voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid van de schuldenaar van de PB in België of in het buitenland zijn gebruikt, als beroepsinkomsten aangemerkt. Die onroerende goederen worden niet in aanmerking genomen om het bedrag vast te stellen van het netto-inkomen van onroerende goederen, dat lastens de bedoelde belastingplichtige aan de PB onderworpen is.

III. NIET-VERHUURDE ONROERENDE GOEDEREN

A. In België gelegen onroerende goederen

1. Belastbaar inkomen (art. 7, § 1, 1°, a, WIB 92)

a) Algemeen

7/4

Wat betreft de in België gelegen onroerende goederen die niet worden verhuurd en niet door de eigenaar voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid worden gebruikt, moet onderscheid worden gemaakt tussen:

- de ongebouwde onroerende goederen, materieel en outillage die van nature of door hun bestemming onroerend zijn en de eigen woning;

- de andere onroerende goederen.

b) Ongebouwde onroerende goederen, materieel en outillage die van nature of door hun bestemming onroerend zijn, en de eigen woning

7/4.1

Het aan de PB onderworpen inkomen is beperkt tot het geïndexeerde kadastraal inkomen (KI).

Het inkomen van de eigen woning wordt vrijgesteld van de personenbelasting (art. 12, § 3, WIB 92).

c) Andere onroerende goederen

7/4.2

Het aan de PB onderworpen inkomen is het geïndexeerde KI verhoogd met 40 %.

Ter zake worden inzonderheid de tweede verblijven en de gratis ter beschikking van derden gestelde gebouwen bedoeld.

2. Kadastraal inkomen – Wijze van vaststelling

7/5

Het KI wordt vastgesteld overeenkomstig de art. 471 tot 504, WIB 92.

Dit inkomen, dat het gemiddelde normale netto-inkomen van één jaar vertegenwoordigt (art. 417, § 2, WIB 92) wordt, per kadastraal perceel, vastgesteld door de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie (art. 472, § 1, WIB 92).

Er wordt een KI vastgesteld voor alle gebouwde en ongebouwde onroerende goederen, alsmede voor het materieel en de outillage die onroerend zijn van nature of door hun bestemming (art. 471, § 1, WIB 92).

Onder materieel en outillage worden verstaan, met uitsluiting van de lokalen, afdaken en hun onmisbaar toebehoren, alle toestellen, machines en andere installaties dienstig voor een nijverheids-, handels- of ambachtsbedrijf.

Evenwel wordt het materieel en de outillage die het karakter hebben van onroerende goederen door bestemming slechts in aanmerking genomen voor zover zij blijvend aan het erf zijn verbonden of op blijvende wijze voor de dienst en de exploitatie zijn bestemd en voor zover zij, ingevolge hun gewicht, hun afmetingen, hun wijze van plaatsing of werking, moeten dienen om normaal blijvend te worden gebruikt op de plaats waar zij zich bevinden of om tijdens het gebruik ter plaatse te blijven (zie art. 471, § 3, WIB 92).

Het KI van gebouwde en ongebouwde onroerende goederen wordt in het algemeen vastgesteld:

- ofwel op basis van de normale netto-huurwaarde (afgeleid van de werkelijke huurprijs) van een bepaald aantal gelijkaardige percelen;

- ofwel bij vergelijking met gelijkaardige onroerende goederen waarvan het KI definitief is geworden.

Onder de normale netto-huurwaarde moet worden verstaan het normale bruto-inkomen verminderd met de volgende onderhouds- en herstellingskosten:

- 40 % voor de gebouwde onroerende goederen (zie art. 477, WIB 92);

- 10 % voor de ongebouwde onroerende goederen (zie art. 479 tot 483, WIB 92).

Wat het materieel en de outillage betreft, wordt het KI berekend door het in art. 478, WIB 92, bepaalde tarief van 5,3 % toe te passen op hun gebruikswaarde.

De gebruikswaarde is gelijk aan 30 % van de aanschaffings- of beleggingswaarde als nieuw, eventueel vermeerderd met de kosten van de opeenvolgende veranderingen (art. 483, WIB 92). Geen KI wordt toegekend aan het materieel en de outillage waarvan de gebruikswaarde per kadastraal perceel een door de Koning vastgesteld minimum niet bereikt, zonder dat dit minimum 4.000 euro mag overtreffen (art. 484, WIB 92).

De Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie gaat om de tien jaar over tot een algemene perequatie van de kadastrale inkomens (zie art. 487, WIB 92), maar zij kan in de loop van voormelde periode, in bepaalde gevallen overgaan tot een buitengewone of speciale herziening (zie art. 487 tot 493, WIB 92).

Het kadastraal inkomen is aangepast volgens de index van de consumptieprijzen (geautomatiseerde indexatie).

Buiten de algemene perequaties gaat de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie over tot schatting van het kadastraal inkomen van de nieuw opgerichte gebouwde onroerende goederen en van het in gebruik genomen nieuw materieel of outillage, zomede tot de herschatting van de kadastrale inkomens van de vergrote, herbouwde of aanzienlijk gewijzigde onroerende goederen van alle aard (zie art. 494, § 1, WIB 92). Deze nieuwe KI’s worden geacht te bestaan vanaf de eerste dag van de maand die volgt op het feit waarvan de aangifte bij art. 473, WIB 92, is voorgeschreven.

Overeenkomstig de bepalingen van het artikel 473, WIB 92, is de belastingplichtige er inderdaad toe gehouden, uit eigen beweging, binnen 30 dagen volgend op de gebeurtenis, bij de Administratie Opmetingen en Waarderingen aan te geven:

- de ingebruikneming of de verhuring, indien deze de ingebruikneming voorafgaat, van de nieuw opgerichte of herbouwde onroerende goederen;

- de voltooiing van de werken aan de gewijzigde gebouwde onroerende goederen;

- de verandering in de wijze van exploitatie, de omvorming of de verbetering van ongebouwde onroerende goederen;

- de ingebruikstelling van nieuw of toegevoegd materieel of outillage, alsook de wijziging of de definitieve buitengebruikstelling van materieel of outillage.

In deze verschillende gevallen, worden de uit een schatting of herschatting voortspruitende kadastrale inkomens geacht te bestaan vanaf de eerste dag van de maand die volgt op het feit (zie art. 494, § 5, alinea 1).

De bezwaren tegen het KI zijn geregeld door de art. 497 tot 503, WIB 92. De eventuele wijziging van het kadastraal inkomen heeft ingevolge een bij de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie ingediend bezwaarschrift, uitwerking zelfs ten opzichte van de reeds ten kohier gebrachte aanslagen welke op grondslag van dat inkomen werd vastgesteld.

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit bemoeit zich niet met de vaststelling van het KI. Ze is nochtans bevoegd om bepaalde vrijstellingen of verminderingen van het KI te verlenen.

3. Indexatie van de KI’s

7/6

De KI’s zijn vanaf het inkomstenjaar 1991 geïndexeerd.

Het in 7/4.1 en 4.2 bepaalde belastbare inkomen wordt bijgevolg gevormd door het geïndexeerde KI of door het geïndexeerde KI, verhoogd met 40 %.

4. Verhoging van de KI’s

a) Algemeen

7/6.1

Teneinde het KI dichter bij de reële huurwaarde te brengen, heeft de Wetgever beslist, boven de in 7/6 vermelde indexatie, het KI van sommige onroerende goederen met 40 % te verhogen.

b) Welke onroerende goederen?

7/6.2

De verhoging met 40 % is van toepassing op het KI van:

- de gebouwde onroerende goederen;

- die in België gelegen zijn;

- die niet verhuurd zijn;

- die niet de eigen woning zijn van de eigenaar.

7/6.3

Wanneer een gebouwd onroerend goed deels als eigen woning wordt gebruikt en het andere deel wordt verhuurd, moet slechts het geïndexeerde KI betreffende het andere deel worden verhoogd met 40 %.

c) Berekening van de verhoging

7/6.4

De verhoging met 40 % wordt toegepast na indexatie van het KI, zij wordt in de hierna vermelde volgorde berekend:

- toepassing van de indexeringscoëfficiënt op het KI (of het gedeelte van het KI) dat voor verhoging met 40 % in aanmerking komt;

- afronding van het aldus bekomen resultaat;

- verhoging van het afgeronde bedrag met 40 %.

d) Bijzondere gevallen

7/6.5

De verhoging met 40 % is niet van toepassing op:

- het geïndexeerde KI van de woning die de eigenaar om sociale of beroepsredenen niet persoonlijk betrekt zelfs wanneer die woning gratis ter beschikking van derden is gesteld;

- het geïndexeerde KI toegekend aan materieel en outillage.

B. In het buitenland gelegen onroerende goederen (art. 7, § 1, 1°, b, WIB 92)

7/7

Het aan de PB onderworpen inkomen van een niet-verhuurd en niet voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid gebruikt onroerend goed dat in het buitenland is gelegen, is behalve in geval van vrijstelling krachtens dubbelbelastingverdrag gelijk aan de huurwaarde van dat goed.

7/7.1

De verhoging met 40 % waarvan sprake in 7/6.1 is niet van toepassing.

IV. VERHUURDE ONROERENDE GOEDEREN

A. In België gelegen onroerende goederen (art. 7, § 1, 2°, WIB 92)

1. Grondbeginselen

7/8

Het door de Wetgever nagestreefde doel is de door de belastingplichtige ontvangen nettohuur (en niet alleen het KI) belasten, indien die huur ergens is geboekt of moet worden geboekt (als beroepskost, als uitgave van een openbare overheid van een VZW enz.) behalve echter voor de gebouwde en ongebouwde onroerende goederen die overeenkomstig de pachtwetgeving zijn verhuurd en door de huurder voor land- of tuinbouw worden gebruikt (zie 7/10 tot 17) en voor de gebouwde onroerende goederen die zijn verhuurd aan een rechtspersoon die geen vennootschap is, met het oog op het ter beschikking stellen ervan aan een natuurlijk persoon om uitsluitend als woning te worden gebruikt of aan meerdere natuurlijke personen die ze uitsluitend gezamenlijk als woning gebruiken (zie 7/17.1 tot 17.4).

2. Onroerende goederen die aan een natuurlijk personen zijn verhuurd die ze noch geheel, noch gedeeltelijk voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid gebruikt (art. 7, § 1, 2°, a, WIB 92)

a) Ongebouwde onroerende goederen of materieel en outillage die van nature of door hun bestemming onroerend zijn

7/9

In dit geval is de belastingplichtige alleen belastbaar op het geïndexeerde KI.

b) Andere onroerende goederen

7/9.1

Het belastbaar inkomen is het geïndexeerde, met 40 % verhoogde KI van de bedoelde onroerende goederen (zie 7/6 en 7/6.4).

Wanneer een gebouwd onroerend goed slechts gedeeltelijk verhuurd is, moet slechts een gedeelte van het geïndexeerde KI met 40 % worden verhoogd.

c) Bijzonder geval

7/9.2

De verhoging met 40 % is niet van toepassing op het geïndexeerde KI van de verhuurde woning die de eigenaar om beroeps- of sociale redenen niet persoonlijk betrekt.

3. Onroerende goederen die overeenkomstig de pachtwetgeving zijn verhuurd en door de huurder voor land- of tuinbouw worden gebruikt (art. 7, § 1, 2°, b, WIB 92)

a) Welke onroerende goederen?

7/10

Art. 7, § 1, 2°, b, WIB 92, betreft zowel gebouwde als ongebouwde onroerende goederen, voor zover zij in België zijn gelegen.

Derhalve moet geen onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende verhuurde onroerende goederen, ongeacht of het hoevegebouwen dan wel landbouwgronden betreft.

Het moet evenwel een onroerend goed betreffen dat verhuurd is overeenkomstig de pachtwetgeving.

b) Maximumpachtprijzen

7/11

Voor de in pacht gegeven gronden stemmen de toegelaten maximumpachtprijzen overeen met hun KI waarop een coëfficiënt wordt toegepast zoals vastgesteld door de pachtprijzencommissies (zie Decreet van de Waalse Overheidsdienst d.d. 20.10.2016 tot beperking van de pachtprijzen en Decreet van de Vlaamse overheid d.d. 30.06.2017 houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw).

7/12-15

Voor de in pacht gegeven gebouwen stemt de maximumpachtprijs overeen met hun KI waarop een coëfficiënt wordt toegepast volgens de procedure en op dezelfde wijze als bepaald in 7/11.

c) Belastbaar inkomen

Algemene regel

7/16

Bij de eigenaar van zulke onroerende goederen is alleen het (geïndexeerde) KI belastbaar.

Die regel geldt tevens voor het deel van de hoeve dat tot woning van de landbouwer en zijn gezin dient.

Uitzondering

7/17

Wanneer de verhuring niet overeenkomstig de pachtwetgeving gebeurt (bv. ingevolge het niet-naleven van de bepalingen betreffende de beperking van de pachtprijzen), is het belastingstelsel van toepassing dat hierna in 7/19 wordt besproken (zie ter zake ook PV nr. 1268, 04.03.1998, Volksv. Barzin en Luik, 08.05.1998, G..B en A.L., Fiscale Jurisprudentie, 98/216).

4. Gebouwde onroerende goederen verhuurd aan een rechtspersoon die geen vennootschap is, met het oog op het ter beschikking stellen ervan aan een natuurlijk persoon om uitsluitend als woning te worden gebruikt of aan meerdere natuurlijke personen die ze uitsluitend gezamenlijk als woning gebruiken (art. 7, § 1, 2°, bbis, WIB 92)

a) Welke onroerende goederen?

7/17.1

Voor de toepassing van art. 7, § 1, 2°, bbis, WIB 92, moeten de volgende voorwaarden samen vervuld zijn:

- het moet gaan om de verhuring van gebouwde onroerende goederen;

- die onroerende goederen moeten worden verhuurd aan een rechtspersoon die geen vennootschap is;

- het oogmerk van die rechtspersoon moet bestaan in het ter beschikking stellen van die gebouwde onroerende goederen:

a) ofwel aan een natuurlijk persoon om uitsluitend als woning te worden gebruikt;
b) ofwel aan meerdere natuurlijke personen die ze uitsluitend gezamenlijk als woning gebruiken.

7/17.2

Met een in 7/17.1 vermelde rechtspersoon wordt inzonderheid een 'sociaal immobiliënkantoor' bedoeld, dit is ofwel de overheid (gemeente, OCMW enz.), ofwel een vereniging zonder winstoogmerk die zich als tussenpersoon aanbiedt tussen de eigenaars en kansarmen die moeilijk toegang krijgen tot de huisvesting. Uitgesloten zijn de huurders die onderworpen zijn aan de VenB.

Het in 7/17.1 bedoelde begrip 'ter beschikking stellen' omvat niet alleen de onderverhuring in de strikte zin van het woord (d.w.z. met huurovereenkomst en huurinkomsten), doch eveneens het verschaffen van huisvesting, zowel zonder vergoeding als met bijdrage in de kosten.

Het gebruik van de uitdrukking 'gezamenlijk' in 7/17.1, impliceert, naast de individuele huisvesting, ook de vormen van collectieve huisvesting zoals bijvoorbeeld een tehuis voor kinderen die werden geplaatst door de jeugdrechter.

b) Belastbaar inkomen

7/17.3

Het belastbare inkomen van de bedoelde onroerende goederen is het geïndexeerde, met 40 % verhoogde, KI van de voormelde goederen.

c) Voorbeeld

7/17.4

Een natuurlijke persoon verhuurt aan een OCMW een appartement met een KI van 600 euro, de totale huurprijs voor het jaar 2016 bedraagt 6.000 euro. Het OCMW stelt dit appartement ter beschikking van een kansarme die het uitsluitend als woning gebruikt. Hij betaalt geen huur maar moet wel een maandelijkse bijdrage in de kosten betalen (75 euro per maand).

Belastbaar inkomen van dat onroerend goed over aj. 2017 (inkomstenjaar 2016):

- geïndexeerd KI: 600 x 1,7153 = 1.029,18 euro;

- na indexatie afgerond KI: 1.029 euro;

- verhoging met 40 %: 1.029 x 1,40 = 1.440,60 euro.

5. Andere verhuurde ongebouwde en gebouwde onroerende goederen (art. 7, § 1, 2°, c, WIB 92)

a) Welke onroerende goederen?

7/18

Het betreft niet in 7/9 tot 7/17.4 bedoelde onroerende goederen die in België zijn gelegen en zijn verhuurd aan:

1° een natuurlijk persoon die de onroerende goederen geheel of gedeeltelijk voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid gebruikt (zie echter ook commentaar op art. 8, WIB 92);
2° een andere dan een natuurlijke persoon (rechtspersoon naar Belgisch of buitenlands publiek- of privaatrecht, vennootschap, vereniging of groepering zonder rechtspersoonlijkheid).

7/18.1

In 7/18, 2° zijn o.a. bedoeld de verhuringen aan:

- de staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de agglomeraties, de federaties van gemeenten, de gemeenten, enz.;

- de intercommunale verenigingen;

- de regieën of administraties met eigen rechtspersoonlijkheid, de autonome overheidsbedrijven (bv. Proximus, bpost, enz.);

- de openbare instellingen (EEN, OCMW, enz.);

- binnenlandse handelsvennootschappen en burgerlijke vennootschappen die de vorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen;

- de VZW's;

- de landbouwvennootschappen (LV), ongeacht hoe ze belast worden;

- alle buitenlandse vennootschappen, verenigingen en instellingen met rechtspersoonlijkheid;

- alle vennootschappen en verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, ongeacht of zij winst nastreven of niet (bv. tijdelijke verenigingen, feitelijke verenigingen, sportverenigingen enz.).

7/18.2

Wanneer het huren van een bijkomende verblijfsgelegenheid in de nabijheid van de plaats van tewerkstelling zodanig door de uitoefening van de beroepswerkzaamheid vereist is dat de uitgaven die ervoor worden gedaan als noodzakelijk voor de uitoefening van die beroepswerkzaamheid moeten worden beschouwd en de huurprijs en -lasten dus als beroepskosten van de huurder worden aangemerkt, wordt het bedrag van het belastbare inkomen uit de verhuring bij de eigenaar bepaald overeenkomstig de art. 7, § 1, 2°, c en 13, WIB 92 (zie 7/19 voor de vaststelling van het belastbare inkomen) (PV nr. 1194, 20.01.1998, Volksv. Tavernier).

b) Belastbaar inkomen

7/19

De belastingplichtige is belastbaar op het nettobedrag van de huurprijs en de huurvoordelen van de in 7/18 en 18.1 bedoelde onroerende goederen.

Het voormelde nettobedrag mag echter niet lager zijn dan:

- het geïndexeerde KI wanneer het ongebouwde onroerende goederen betreft;

- het geïndexeerde KI verhoogd met 40 % wanneer het gebouwde onroerende goederen betreft.

Voor de toepassing van die regel worden alle huurgelden en KI’s van de gebouwde onroerende goederen enerzijds, en van de ongebouwde onroerende goederen anderzijds, gezamenlijk in acht genomen.

Voor de vaststelling van het nettobedrag van de huurprijs en huurvoordelen wordt verwezen naar de commentaar op art. 13, WIB 92.

6. Bijzondere gevallen

a) Gebouwd onroerend goed dat door bepaalde bedrijfsleiders aan hun vennootschap is verhuurd

7/19.1

Om te vermijden dat de bedrijfsleiders van de eerste categorie een beroepsinkomen tot een onroerend inkomen zouden omvormen, wijkt art. 32, WIB 92 af van art. 7, WIB 92:

- de huurprijs en de huurvoordelen van een gebouwd onroerend goed verhuurd door bedrijfsleiders (alle natuurlijke personen die een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of gelijksoortige functies uitoefent) aan de vennootschap waarin zij een opdracht of gelijksoortige functies uitoefenen, voor zover zij meer bedragen dan vijf derden van het kadastraal inkomen gerevaloriseerd met de in artikel 13 vermelde coëfficiënt. Van deze bezoldigingen worden de kosten in verband met het verhuurde onroerend goed niet in aftrek gebracht.

Dit betekent dat in voorkomend geval die huurprijs en huurvoordelen bij de bedrijfsleider in twee categorieën in de PB belastbare inkomsten moeten worden gesplitst:

- enerzijds wordt een gedeelte van de huurprijs en de huurvoordelen als inkomen van onroerende goederen aangemerkt, namelijk ten belope van vijf derden van het gerevaloriseerde KI,

- anderzijds wordt het gedeelte van de huurprijs en de huurvoordelen dat vijf derden van het gerevaloriseerde KI overschrijdt als een beroepsinkomen aangemerkt.

b) Gemeubileerd verhuurd onroerende goederen

7/19.2

Wanneer een onroerend goed (of een gedeelte daarvan) gemeubileerd wordt verhuurd en wanneer de huurovereenkomst geen afzonderlijke huurprijs bepaalt voor het gebouw en voor het meubilair, wordt de huurprijs van het onroerend goed geacht 60 % (of 3/5) van de totale huurprijs te bedragen.

Het overschot van 40 % (of 2/5) wordt geacht de opbrengst te zijn van de verhuring van de meubels.

B. In het buitenland gelegen onroerende goederen (art. 7, § 1, 2°, d, WIB 92)

7/20

Het aan de PB onderworpen inkomen van een verhuurd onroerend goed dat in het buitenland is gelegen, is – behalve in geval van vrijstelling krachtens dubbelbelastingverdragen – gelijk aan het nettobedrag van de huurprijs en de huurvoordelen en dit ongeacht of het onroerend goed door de huurder al dan niet voor het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid wordt gebruikt.

7/20.1

De verhoging met 40 % waarvan sprake in 7/9.1 is niet van toepassing.

Voor de vaststelling van het nettobedrag van de huurprijs en huurvoordelen wordt verwezen naar de commentaar op art. 13, WIB 92.

V. BEDRAGEN VERKREGEN BIJ VESTIGING OF OVERDRACHT VAN EEN RECHT VAN ERFPACHT OF VAN OPSTAL OF VAN GELIJKAARDIGE ONROERENDE RECHTEN (ART. 7, § 1, 3°, WIB 92)

7/21

Art. 7, § 1, 3°, WIB 92, rangschikt ook onder de inkomsten van onroerende goederen, sommige bedragen die worden verkregen bij vestiging of een overdracht van een recht van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende goederen rechten met betrekking tot een in België of in het buitenland gelegen onroerend goed.

Er wordt aangestipt dat wanneer de eigenaar, erfpachter of opstalhouder het onroerend goed voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid gebruikt, de bedragen waarvan sprake beroepsinkomsten zijn.

Deze categorie van inkomsten van onroerende goederen wordt nader besproken in de commentaar op art. 10, WIB 92.