Commentaar van art. 145^2, WIB 92

Art. 145/2, WIB 92

I. Wettekst

145/2/0

II. Algemeen

145/2/1-4

III. Vermindering voor het lange termijnsparen

145/2/5-15

A. Algemeen

145/2/5-6

B. Beoogde uitgaven

145/2/7-8

C. Berekening van de bijzondere gemiddelde aanslagvoet

145/2/9-11

D. Voorbeelden (aj. 1995)

145/2/12-13

E. Berekening van de vermindering

145/2/14-15

I. WETTEKST

Nummer 145/2/0

Art. 145/2 [De tekst van art. 145/2, WIB 92, is van toepassing met ingang van aj. 1993; in zoverre het art. 145/1, 1°, WIB 92, betreft, is dat artikel echter van toepassing met ingang van aj. 1994]. - De vermindering wordt berekend tegen een bijzondere gemiddelde aanslagvoet die overeenstemt met de belasting die op het geheel van de belastbare inkomsten, daaronder niet begrepen de inkomsten die ingevolge artikel 171 afzonderlijk worden belast, wordt berekend overeenkomstig de artikelen 130, 131 en 134, eerste en derde lid.

De aanslagvoet die van toepassing is op de uitgaven die ten name van elke echtgenoot voor belastingvermindering in aanmerking komen, wordt voor elke echtgenoot afzonderlijk vastgesteld met inachtneming van de bepalingen van artikel 127.

De aldus berekende aanslagvoet mag niet minder dan 30 pct., noch meer dan 40 pct bedragen.

II. ALGEMEEN

Nummer 145/2/1

In tegenstelling tot vroeger, toen de uitgave (eventueel in beperkte mate) van het belastbare inkomen aftrekbaar was, wordt het fiscaal voordeel voor een in het kader van het lange termijnsparen of het bouwsparen gedane uitgave thans (De tekst van art. 145/2, WIB 92, is van toepassing met ingang van aj. 1993; in zoverre het art. 145/1, 1°, WIB 92, betreft, is dat artikel echter van toepassing met ingang van aj. 1994) toegekend in de vorm van een belastingvermindering die verschilt naargelang het bedrag en de aard van de uitgave in kwestie (zie commentaar op art. 145/1, WIB 92) .

Dienaangaande wordt er nu reeds op gewezen dat de belastingverminderingen voor het lange termijnsparen en het bouwsparen, in tegenstelling tot de reeds bestaande belastingverminderingen die, bij echtgenoten, op de gezinsbelasting berekend worden, voor elke echtgenoot afzonderlijk vastgesteld worden, rekening houdende met zijn eigen of als dusdanig beschouwde uitgaven. In de praktijk worden die nieuwe belastingverminderingen berekend juist na de aanrekening van het basisbedrag van de belastingvrije som.

Nummer 145/2/2

Wat de uitgaven voor het lange termijnsparen betreft, wordt de belasting verminderd met een bepaald percentage van die uitgaven dat niet lager dan 30 %, noch hoger dan 40 % mag zijn. Het bedoelde percentage is de gemiddelde aanslagvoet die, binnen die grenzen, verkregen zou worden indien men bij de berekening van de belasting slechts rekening zou houden met het basisbedrag van de belastingvrije som, nl. 165.000 F of 130.000 F (te indexeren bedragen - zie 178/28 en 41) naargelang het een alleenstaande of echtgenoten betreft.

Nummer 145/2/3

Wat de uitgaven voor het bouwsparen betreft, stemt de belastingvermindering in feite overeen met de belastingbesparing die zou verwezenlijkt zijn indien de uitgaven in kwestie zoals voorheen van het belastbaar inkomen waren afgetrokken. Dit betekent dat de vermindering voor het bouwsparen in principe tegen de marginale aanslagvoet berekend wordt. Indien die aanslagvoet evenwel lager is dan 30 %, moet dit laatste percentage toegepast worden.

Nummer 145/2/4

Tenslotte wordt nog opgemerkt dat, wanneer het ingevolge de wettelijke beperkingen ter zake niet mogelijk is om gelijktijdig de uitgaven voor het bouwsparen en de uitgaven van dezelfde aard voor het lange termijnsparen in aanmerking te nemen, eerstgenoemde uitgaven bij voorrang in aanmerking moeten genomen worden.

III. VERMINDERING VOOR HET LANGE TERMIJNSPAREN

A. ALGEMEEN

Nummer 145/2/5

De vermindering voor het lange termijnsparen wordt, per echtgenoot, vastgesteld door de "bijzondere gemiddelde aanslagvoet" toe te passen op het geheel van de uitgaven voor het lange termijnsparen, met uitzondering van die welke voor de verhoogde vermindering voor het bouwsparen in aanmerking komen. Die aanslagvoet mag evenwel niet lager zijn dan 30 %, noch meer bedragen dan 40 %.

Nummer 145/2/6

Bij echtgenoten (d.w.z. gehuwde personen die zich niet in één van de in art. 128, eerste lid, WIB 92, bedoelde gevallen bevinden) wordt die vermindering voor elke echtgenoot afzonderlijk vastgesteld, rekening houdende met zijn eigen of als dusdanig beschouwde uitgaven.

B. BEOOGDE UITGAVEN

Nummer 145/2/7

Tot de categorie van de uitgaven voor het lange termijnsparen behoren :

1° de persoonlijke bijdragen in een groepsverzekering of een pensioenfonds (zie commentaar op art. 145/3, WIB 92) [Regeling van toepassing met ingang van aj. 1994];

2° de betalingen in geld voor het verwerven van aandelen van de vennootschap-werkgeefster (zie commentaar op art. 145/7, WIB 92) [Regeling van toepassing met ingang van aj. 1993];

3° de stortingen gedaan in het kader van het pensioensparen (zie commentaar op art. 145/8, WIB 92) [Regeling van toepassing met ingang van aj. 1993];

Mits zij niet als "uitgaven voor het bouwsparen" kunnen aangemerkt worden (zie commentaar op art. 145/17, WIB 92), komen daar nog bij :

4° de premies van individuele levensverzekeringen (zie commentaar op art. 145/4, WIB 92) [Regeling van toepassing met ingang van aj. 1993];

5° de kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen die door een schuldsaldoverzekering gewaarborgd zijn (zie commentaar op art. 145/5, WIB 92) [Regeling van toepassing met ingang van aj. 1993].

Nummer 145/2/8

Elke soort van uitgave mag wel te verstaan slechts in aanmerking genomen worden binnen de grenzen die er specifiek op van toepassing zijn.

In dit verband wordt erop gewezen dat de in 145/2/7, 2° en 3°, bedoelde uitgaven (waarvan er slechts één tegelijkertijd in aanmerking komt) niet meer mogen bedragen dan 20.000 F [Te indexeren bedrag (zie 178/28 en 41)] (zie 145/7/19 en 145/8/88), terwijl de in 145/2/7, 4° en 5° bedoelde uitgaven samen noch de grenzen van 15 % en 6 % van het inkomen, noch het maximumbedrag van 60.000 F (Regeling van toepassing met ingang van aj. 1993) (zie 145/5/62 en 63) mogen overschrijden. Voor echtgenoten gelden deze grenzen voor elke echtgenoot afzonderlijk.

C. BEREKENING VAN DE BIJZONDERE GEMIDDELDE AANSLAGVOET

Nummer 145/2/9

Art. 145/2, eerste lid, WIB 92, bepaalt dat de vermindering voor het lange termijnsparen berekend wordt tegen een bijzondere gemiddelde aanslagvoet die overeenstemt met de belasting die overeenkomstig de art. 130, 131 en 134, eerste en derde lid, WIB 92, berekend wordt op het geheel van de belastbare inkomsten, met uitzondering van de inkomsten die ingevolge art. 171, WIB 92, afzonderlijk belast worden.

Art. 145/2, tweede lid, WIB 92, stelt verder dat de aanslagvoet die van toepassing is op de uitgaven die ten name van elke echtgenoot voor belastingvermindering in aanmerking komen, voor elke echtgenoot afzonderlijk vastgesteld wordt met inachtneming van de bepalingen van art. 127, WIB 92.

Nummer 145/2/10

In de praktijk kan de bijzondere gemiddelde aanslagvoet als volgt worden vastgesteld :

1° de basisbelasting berekenen op het (gezamenlijk) belastbare inkomen, d.w.z. op het GBI, wat de alleenstaanden betreft, en op het afgezonderd beroepsinkomen, enerzijds, en het resterend gezinsinkomen, anderzijds, wat de echtgenoten betreft;

2° de belasting berekenen op het basisbedrag van de belastingvrije som, zijnde 165.000 F [Te indexeren bedrag (zie 178/28 en 41)] voor een alleenstaande en 130.000 F (Te indexeren bedrag (zie 178/28 en 41)) voor elke echtgenoot [Wanneer één van de belastbare grondslagen van de echtgenoten kleiner is dan het erop aan te rekenen basisbedrag van de belastingvrije som en het saldo op de andere grondslag wordt aangerekend, moet hiermede evenwel rekening gehouden worden bij de uitvoering van de sub 2° vermelde berekening];

3° het verschil maken tussen 1° en 2° (voor gezinnen moet dit verschil voor elke echtgenoot afzonderlijk worden gemaakt);

4° het verschil sub 3° vermenigvuldigen met een breuk waarvan de teller gelijk is aan 100 en de noemer, naargelang van het geval, gelijk is, ofwel aan het GBI (wat de alleenstaanden betreft), ofwel aan het afgezonderd beroepsinkomen, ofwel aan het resterend gezinsinkomen (wat de echtgenoten betreft);

5° het in 4° bekomen resultaat afronden op één cijfer na de komma, waarbij de tweede en volgende decimalen zonder meer weggelaten worden.

Nummer 145/2/11

Tenslotte moet de aldus verkregen aanslagvoet, bij toepassing van art. 145/2, derde lid, WIB 92 :

- opgetrokken worden tot 30 %, indien het berekende resultaat lager is dan 30;

- verlaagd worden tot 40 %, indien het berekende resultaat hoger is dan 40.

D. VOORBEELDEN (AJ. 1995)

Voorbeeld 1

Nummer 145/2/12

Ongehuwde moeder met één kind ten laste.

Gezamenlijk belastbaar inkomen : 700.000 F

Vaststelling van de bijzondere gemiddelde aanslagvoet :

1° basisbelasting op 700.000 F: 244.950 F

2° belasting op 191.000 F (basisbedrag van de belastingvrije som) - 47.750 F

3° verschil : 197.200 F

4° aanslagvoet : 197.200 x 100 = 28,17;

700.000

5° afgerond tot : 28,1.

Daar het bekomen resultaat lager is dan 30, moet de bijzondere gemiddelde aanslagvoet tot 30 % worden opgetrokken.

Voorbeeld 2

Nummer 145/2/13

Gezin met één kind ten laste.

Vrouw :

Afgezonderd beroepsinkomen : 1.103.000 F

Vaststelling van de bijzondere gemiddelde aanslagvoet :

1° basisbelasting op 1.103.000 F : 426.450 F

2° belasting op 150.000 F (basisbedrag van de belastingvrije som) - 37.500 F

3° verschil : 388.950 F

4° aanslagvoet : 388.950 x 100= 35,26;

1.103.000

5° afgerond tot : 35,2.

Daar het bekomen resultaat niet lager is dan 30 en ook niet hoger is dan 40, bedraagt de bijzondere gemiddelde aanslagvoet voor de vrouw dus 35,2 %

Man : Resterend gezinsinkomen : 4.703.000 F

Vaststelling van de bijzondere gemiddelde aanslagvoet :

1° basisbelasting op 4.703.000 F : 2.359.850 F

2° belasting op 150.000 F (basisbedrag van de belastingvrije som) - 37.500 F

3° verschil : 2.322.350 F

4° aanslagvoet : 2.322.350 x 100 = 49,38;

4.703.000

5° afgerond tot : 49,3.

Daar het resultaat hoger is dan 40, moet de bijzondere gemiddelde aanslagvoet voor de man tot 40 % worden verlaagd.

E. BEREKENING VAN DE VERMINDERING

Nummer 145/2/14

Nadat de bijzondere gemiddelde aanslagvoet vastgesteld is, volstaat het hem op het geheel van de voor de vermindering voor het lange termijnsparen in aanmerking komende uitgaven toe te passen en het aldus verkregen resultaat van de belasting af te trekken.

Daar het hier een belastingvermindering betreft, moet de aldus berekende vermindering steeds beperkt worden tot de belasting waarop zij aangerekend wordt.

De belastingvermindering wordt aangerekend op de belasting zoals die is vastgesteld nadat de belasting op de belastingvrije som (toeslagen inbegrepen) van de basisbelasting is afgetrokken.

Nummer 145/2/15

Wat de echtgenoten betreft, gelden vorenstaande principes afzonderlijk per echtgenoot. Dit houdt o.m. in dat het gedeelte van de vermindering dat, bij gebrek aan belasting, niet aan één van de echtgenoten kan verleend worden, niet naar de andere echtgenoot mag overgeheveld worden.