Commentaar van art. 424, WIB 92

Art. 424, WIB 92

I. WETTEKST

424/0

II. BESLAG OP DE INKOMSTEN OF GOEDEREN

424/1-2

III. GEEN AUTOMATISCHE BESLAGLEGGING MET ALS ENIG DOEL HET BEHOUD VAN HET VOORRECHT

424/3

IV. GOEDEREN WAAROP HET VOORRECHT WORDT BEHOUDEN

424/4

V. BEHOUD VAN HET VOORRECHT IN GEVAL VAN FAILLISSEMENT

424/5

VI. VERZOEK AAN DERDE-HOUDERS

424/6-7

VII. BEHOUD VAN HET VOORRECHT VAN DE SCHATKIST OP GOEDEREN DIE ONDER SEQUESTER STAAN

424/8

VIII. GEVOLGEN VAN HET VERZOEK AAN DERDE-HOUDERS IN VERBAND MET VOORWAARDELIJKE SCHULDVORDERINGEN

424/9

IX. MOET, VOORALEER DE PROCEDURE TOT BEHOUD VAN HET VOORRECHT VAN DE SCHATKIST AAN TE VANGEN, WORDEN NAGEGAAN OF DIT VOORRECHT NIET DOOR ANDERE WORDT VOORAFGEGAAN ?

424/10

I. WETTEKST

Nummer 424/0

Art. 424. - Bij beslaglegging op inkomsten of goederen voor het verstrijken van de in artikel 423 bepaalde termijn, blijft het voorrecht tot de tegeldemaking van die inkomsten of goederen gehandhaafd.

Met beslaglegging wordt gelijkgesteld, het verzoek van de bevoegde ontvanger der belastingen, bij ter post aangetekende brief gedaan aan de pachters, huurders, ontvangers, agenten, huismeesters, notarissen, gerechtsdeurwaarders, griffiers, curators, vertegenwoordigers en andere bewaarnemers en schuldenaars van inkomsten, sommen, waarden of roerende goederen, om op het bedrag van de fondsen of waarden die zij verschuldigd zijn of die zich in hun handen bevinden, ter ontlasting van de belastingschuldigen te betalen tot beloop van alle of een deel van de door deze laatste verschuldigde belastingen.

De uitwerking van dat verzoek strekt zich uit tot de voorwaardelijke schuldvorderingen of die met tijdsbepaling op welk tijdstip zij ook opeisbaar worden.

II. BESLAG OP DE INKOMSTEN OF GOEDEREN

Nummer 424/1

Het beslag dat op de inkomsten of de goederen, waarop het voorrecht slaat, wordt gelegd, voor het verstrijken van de termijn van twee jaar te rekenen vanaf de datum van de uitvoerbaarverklaring van het kohier, handhaaft het voorrecht tot de tegeldemaking van de in beslag genomen inkomsten of goederen.

In dit verband wordt er aan herinnerd dat in geval van bezwaarschrift of voorziening in beroep, het beslag voor het algehele bedrag van de betwiste belasting mag worden gelegd (zie art. 409, WIB 92).

Nummer 424/2

Art. 424, WIB 92, maakt het behoud van het voorrecht geenszins afhankelijk van de verkoop van de in beslaggenomen goederen, het legt evenmin een termijn op binnen welke die verkoop zou dienen te geschieden (Brussel, 22.4.1959, Mr. Huybrechts, Curator van het faillissement Stroobants, Bull. 386, blz. 822).

III. GEEN AUTOMATISCHE BESLAGLEGGING MET ALS ENIG DOEL HET BEHOUD VAN HET VOORRECHT

Nummer 424/3

Tot beslaglegging om het voorrecht van de Schatkist te handhaven, moet slechts worden overgegaan indien de feitelijke omstandigheden een dergelijke voorzorgsmaatregel noodzakelijk maken.

De bevoorrechte aard van een schuldvordering heeft slechts een relatief belang. Het voorrecht speelt immers slechts een rol in geval van verkoop van de in beslag genomen goederen, gevolgd door een evenredige verdeling. In strijd met een verkeerde opvatting, beïnvloedt het geenszins de verhoudingen tussen de schuldeiser en de schuldenaar. Het behoud ervan kan dan ook enkel gerechtvaardigd en nuttig zijn indien de schuldeiser gegronde redenen heeft om te vrezen:

- dat hij om betaling te verkrijgen tot het tegeldemaken van roerende goederen door middel van beslag zal moeten overgaan;

- dat, in dat geval, andere schuldeisers zullen opdagen en dat een evenredige verdeling zal moeten geschieden.

De houding van de Ontv. zou evenwel kunnen worden beïnvloed door een begrip dat vreemd is aan het voorrecht, namelijk de vrees dat de belastingschuldige de waarborgen van de Schatkist zal doen verdwijnen.

Maar ook die beweegreden moet op andere elementen steunen dan op ongegronde bezorgdheid.

Concreter dient te worden onthouden dat het uitvoerend beslag op roerend goed slechts in overweging moet worden genomen hetzij om de schuldenaar werkelijk en op korte termijn tot betaling van een effectief verschuldigde schuld te dwingen, hetzij om een recht te handhaven waarvan het behoud ernstig aanbeveling verdient wegens de feitelijke omstandigheden van de zaak (Bull. 489, blz. 1625).

Het behoud van het voorrecht moet dus worden afgewogen tegen de risico's die de Schatkist zou lopen bij verval van het voorkeurrecht.

Handelen met miskenning van dit grondbeginsel zou leiden tot niet passende, overtollige en zelfs onnodig krenkende procedures.

Ter zake zijn de algemene aanbevelingen die besproken zijn in de commentaar op art. 434, WIB 92, mutatis mutandis, van toepassing.

IV. GOEDEREN WAAROP HET VOORRECHT WORDT BEHOUDEN

Nummer 424/4

Uit de regel uiteengezet onder 424/1, 1e lid, vloeit voort dat het handhaven van het voorrecht tot de tegeldemaking, door beslag binnen de voorgeschreven termijn van twee jaar, uitsluitend geldt voor de in beslag genomen goederen.

V. BEHOUD VAN HET VOORRECHT IN GEVAL VAN FAILLISSEMENT

Nummer 424/5

De faillietverklaring van de belastingschuldige heeft de samenloop van zijn schuldeisers tot gevolg. Hieruit volgt dat het voorrecht van de Schatkist behouden blijft indien de faillietverklaring geschiedt binnen de termijn van twee jaar met ingang van de datum van de uitvoerbaarverklaring van het kohier (Brussel, 22.04.1959, voormeld).

VI. VERZOEK AAN DERDE-HOUDERS

Nummer 424/6

Met beslaglegging wordt gelijkgesteld en handhaaft derhalve het voorrecht van de Schatkist, het verzoek van de Ontv. (notificatie 247.6 of 247.7), dat, binnen dezelfde termijn bij ter post aangetekende brief gedaan wordt aan derde-houders (pachters, huurders, ontvangers, agenten, huismeesters, notarissen, gerechtsdeurwaarders, griffiers, curators, vertegenwoordigers en andere bewaarnemers en schuldenaars van inkomsten, sommen, waarden of roerende goederen) om ter ontlasting van de belasting- schuldigen te betalen op het bedrag van de fondsen of waarden die zij verschuldigd zijn of die zich in hun handen bevinden, tot beloop van alle of een deel van de door bedoelde belastingschuldigen verschuldigde belastingen.

Nummer 424/7

Bij toepassing van art. 215, § 5, KB/WIB kunnen de derde-houders die nalaten tijdig gevolg te geven aan een notificatie 247.7 worden vervolgd alsof zij rechtstreekse schuldenaars waren. Aangezien zij die hoedanigheid delen met de in kohier vermelde belastingschuldige, bezwaart het voorrecht ook hun goederen.

VII. BEHOUD VAN HET VOORRECHT VAN DE SCHATKIST OP GOEDEREN DIE ONDER SEQUESTER STAAN

Nummer 424/8

Tegen de personen wier goederen onder sequester staan kan geen beslag worden gelegd of kan geen maatregel tot tenuitvoerlegging worden getroffen. Zie art. 31, W 14.07.1951 (Wet betreffende de sequestratie en de liquidatie van de Duitse goederen, rechten en belangen, BS 02.09.1951) en art. 10, W 20.03.1954 (Wet betreffende de sequestratie en de tegeldemaking van de goederen, rechten en belangen van personen wie misdaden of wanbedrijven tegen de uitwendige veiligheid van de Staat worden ten laste gelegd en van de goederen der verdachten, BS 17.04.1954).

Wat de activa van de gesequestreerde betreft (sommen, speciën, waarden, enz.) die in handen van de Dienst van het Sequester zelf berusten, kan dus het voorrecht van de Schatkist slechts worden gehandhaafd door toezending van een notificatie 247.7 aan vermelde dienst. Wanneer de goederen van de gesequestreerde zich in handen van een derde-houder (een bank bijvoorbeeld) bevinden, dient een notificatie 247.7 aan die derde- houder te worden gezonden.

VIII. GEVOLGEN VAN HET VERZOEK AAN DERDE-HOUDERS IN VERBAND MET VOORWAARDELIJKE SCHULDVORDERINGEN

Nummer 424/9

Het laatste lid van art. 424, WIB 92, bepaalt dat de uitwerking van het verzoek aan de derde-houders (notificatie 247.7) zich uitstrekt tot de voorwaardelijke schuldvorderingen of die met tijdsbepaling, op welk tijdstip zij ook opeisbaar worden.

Het doel van die bepaling is de Schatkist in staat te stellen het genot van haar voorrecht te behouden op het bedrag van schuld- vorderingen die slechts later vervallen of waarvan het bestaan afhangt van het vervullen van bepaalde voorwaarden. Het voorrecht wordt gehandhaafd vanaf het ogenblik dat het verzoek tijdig wordt ingediend doch het is wel te verstaan dat de schuldenaar van de belastingschuldige zich slechts in handen van de Ontv. van zijn schuld moet kwijten, als de schuldvordering vervallen is.

IX. MOET, VOORALEER DE PROCEDURE TOT BEHOUD VAN HET VOORRECHT VAN DE SCHATKIST AAN TE VANGEN, WORDEN NAGEGAAN OF DIT VOORRECHT NIET DOOR ANDERE WORDT VOORAFGEGAAN ?

Nummer 424/10

De procedure tot het behoud van het voorrecht van de Schatkist (beslag of notificatie 247.6 of 247.7) mag worden ingesteld zonder dat de Ontv. vooraf dient na te gaan of er ten laste van de betrokken belastingschuldige al dan niet schuldvorderingen bestaan die gewaarborgd zijn door één of meer voorrechten, welke voorrang hebben op die van de Schatkist.

Het voorrecht wordt inderdaad slechts uitgeoefend op het ogenblik van de samenloop der bevoorrechte en chirografaire schuldeisers bij de verdeling van de verkoopprijs der goederen van de schuldenaar (Cass. 10.01.1935, Faillissement de Saedeleer, Pas., 1935, I, 101).