Parlementaire vraag nr. 202 van mevrouw Ingrid Claes van 28.12.2009

Parlementaire vraag nr. 202 van mevrouw Ingrid Claes dd. 28.12.2009

Personenbelasting

Autovoertuig

Autokosten

Beroepskosten

Forfaitaire beroepskosten

VRAAG

Jonge zelfstandige starters, zowel in hoofd- als in bijberoep, kunnen niet meteen een eigen personenwagen of een eigen wagen voor dubbel gebruik aankopen, leasen of huren aan derden. Daarom maken zij in de beginfase van hun zelfstandige activiteit voor hun beroepsverplaatsing naar klanten, leveranciers en naar bijscholingscursussen en opleidingsactiviteiten nog tijdelijk gebruik van een voertuig dat toebehoort aan hun ouders en betalen hen hiervoor per beroepsmatig afgelegde kilometer veelal een vast geraamde onkostenvergoeding terug gelijk aan die die toegekend wordt aan de federale ambtenaren. Laatstgenoemde forfaitaire terugbetaling van onkosten bedraagt thans 0,3169 euro per werkelijk verreden kilometer.

Kunnen dergelijke jaarlijks geïndexeerde onkostenvergoedingen, mits passende fiscale rechtvaardiging en detailopgave van alle gemaakte beroepsverplaatsingen, in hoofde van die jonge beginnende zelfstandigen als een ernstig richtsnoer en inzake personenbelasting als een aftrekbare beroepskost worden aangemerkt in de zin van artikel 49 WIB 1992 en welke fiscale beperkingen of begrenzingen in de zin van artikel 66 WIB 1992 zijn hierop eventueel van toepassing?

ANTWOORD (van de heer Reynders, Vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen)

In antwoord op haar vraag kan ik het geachte lid vooreerst meedelen dat de bepalingen van artikel 49 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) uitsluiten dat de als beroepskosten aftrekbare autokosten worden aangetoond door middel van de kilometervergoeding die de Staat aan zijn personeel toekent wegens het gebruik van een eigen auto, motorfiets of bromfiets voor dienstverplaatsingen. Dergelijke forfaitaire vergoedingen kunnen bovendien enkel als een ernstige norm worden aangemerkt in het kader van de terugbetaling van "kosten eigen aan de werkgever" en gelden derhalve uitsluitend voor belastingplichtigen die bezoldigingen verkrijgen in de zin van artikel 30, 1°, of 2°, WIB 92.

Zelfstandigen zijn ertoe gehouden aan te tonen dat de door hen aan derden (terug)betaalde sommen met de werkelijkheid overeenstemmen. Zij moeten dit doen door middel van bewijsstukken of, ingeval dit niet mogelijk is, aan de hand van alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed. In dit verband wordt erop gewezen dat overeenkomstig artikel 49, tweede lid, WIB 92, enkel kosten die de zelfstandige werkelijk zelf heeft betaald of gedragen, als beroepskosten in aanmerking kunnen komen.

Krachtens artikel 66, § 3, tweede zinsnede, WIB 92, is de aftrekbaarheid van autokosten (met uitzondering van de brandstofkosten) die aan derden worden terugbetaald, begrensd tot 75 %.

Er wordt opgemerkt dat vanaf 1 januari 2010, ook de aftrekbaarheid van brandstofkosten tot 75 % wordt begrensd.

Volledigheidshalve vestig ik nog de aandacht van het geachte lid op de artikelen 17, § 1, 3° en 37, WIB 92, die onder meer de belastbaarheid regelen van inkomsten die belastingplichtigen verkrijgen uit de verhuring of het gebruik van een roerend goed, zoals een personenwagen of een wagen voor dubbel gebruik.