Artikel 37, WIB 92
Art. 37, tweede lid (vervanging) en derde lid (invoeging), treedt in werking op 01.01.2023 en is van toepassing op de vanaf 01.01.2023 betaalde of toegekende inkomsten (art. 101 en 124, 1ste lid, progW 26.12.2022 - B.S. 30.12.2022; Numac: 2022043127)
Onverminderd de toepassing van de voorheffingen, worden inkomsten van onroerende goederen en van roerende goederen en kapitalen als beroepsinkomsten aangemerkt wanneer die goederen en kapitalen worden gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid van de verkrijger van de inkomsten.
In afwijking daarvan behouden de inkomsten bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, hun hoedanigheid van roerende inkomsten, behalve indien en in de mate dat:
- de verhouding tussen de totale vergoedingen voor de overdrachten of verleningen van licenties van de auteursrechten en naburige rechten en de totale vergoedingen, waarin ook de vergoedingen voor de geleverde prestaties zijn begrepen, meer dan 30 % bedraagt;
- zij meer bedragen dan 37.500 euro (basisbedrag);
en voor zover dat het gemiddelde inkomen uit auteursrechten en naburige rechten, vastgesteld vóór de toepassing van de in de voorgaande streepjes bedoelde beperkingen, die in de vier vorige belastbare tijdperken zijn ontvangen, in voorkomend geval met uitsluiting van de periode waarin de activiteit is begonnen, het absolute maximumplafond van 37.500 euro (basisbedrag) niet overschrijdt.
De bepaling onder het tweede lid, eerste streepje,
- is enkel van toepassing wanneer de overdracht of de verlening van een licentie van de auteursrechten en de naburige rechten gepaard gaat met een geleverde prestatie;
- is niet van toepassing wanneer de vergoedingen voor de overdracht of de verlening van een licentie van de auteursrechten en de naburige rechten naderhand worden verkregen, losstaand van de initiële vergoeding die ook een vergoeding voor de geleverde prestatie omvat, onverminderd de toepassing van het tweede lid, tweede streepje en van de voorwaarde met betrekking tot de vergelijking van de inkomsten van het tijdperk met het gemiddelde van de tijdens de vier voorgaande belastbare tijdperken ontvangen inkomsten, overeenkomstig het tweede lid.
De netto-inkomsten van die roerende goederen en kapitalen omvatten de werkelijke of fictieve roerende voorheffing, alsmede het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting.