Parlementaire vraag nr. 55022865C van de heer Marco Van Hees van 24.11.2021
Kamer, Integraal verslag – Commissie voor de Financiën, 2021-2022, CRIV 55 COM 629 d.d. 24.11.2021, blz. 47
De belasting van het woon-werfverkeer
VRAAG (van de heer Van Hees)
De verplaatsingskosten voor het woon-werkverkeer naar en van een vaste werkplaats worden als een beroepsuitgave van de werknemer beschouwd. De terbeschikkingstelling van een voertuig door de werkgever wordt dus als een voordeel van alle aard beschouwd. Bouwvakkers die een bedrijfsvoertuig gebruiken om zich naar een bouwterrein te begeven, worden evenwel belast op voordelen van alle aard zodra ze meer dan 40 dagen in een jaar op een bouwterrein aanwezig zijn. Nochtans maken zij meestal gebruik van een bedrijfsvoertuig waarmee er ook materiaal en werktuigen vervoerd worden. De arbeiders zouden dan ook geen ander vervoermiddel kunnen gebruiken om te gaan werken. De belastingadministratie past een voordeel van alle aard van minimaal 1.370 euro per jaar toe op grond van een wetsartikel dat op wagens van toepassing is, maar niet op bedrijfsvoertuigen. Is dat wel in overeenstemming met het Wetboek van de inkomsten belastingen? Moeten we niet voorkomen dat er een voordeel van alle aard toegepast wordt voor de arbeiders die zich naar een bouwterrein verplaatsen? Bent u van plan de tegemoetkoming van de werk gever voor de verplaatsingen tussen de woning en het bouw terrein volledig vrij te stellen?
ANTWOORD (van de Minister van Financiën)
Krachtens het Wetboek van de inkomsten belastingen moet het voordeel van alle aard dat voortvloeit uit het persoonlijk gebruik van een bedrijfsvoertuig door de werk nemer bepaald worden op grond van zijn reële waarde, niet van zijn forfaitaire waarde.
Marco Van Hees : Volgens de betrokkenen lijken die veertigdagenregel en ook al die andere regels niet te gelden. We zullen zien of uw heel kort antwoord er mee zal voor zorgen dat die onrechtvaardige situatie wordt rechtgetrokken.