Commentaar van art. 300, WIB 92
Art. 300, WIB 92
300/0 | |
300/1 | |
300/2-3 | |
300/2 | |
B. Aangiften in de roerende voorheffing en in de bedrijfsvoorheffing | 300/3 |
300/4-52 | |
300/4 | |
300/5 | |
300/6-17 | |
D. Afronden van het bedrag der belastbare inkomsten en der aanslagen | 300/18-20 |
300/21 | |
300/22 | |
300/23-39 | |
300/40-44 | |
I. Uitreiking van het aanslagbiljet na de termijn voor inkohiering | 300/45 |
300/46-50 | |
300/51 | |
300/52 | |
300/53-104 | |
300/53-54 | |
300/55-58 | |
300/59 | |
300/60-68 | |
300/69-72 | |
300/73-80 | |
300/81-90 | |
300/91-102 | |
300/103-104 | |
300/105-106 | |
300/107-158 | |
300/107 | |
300/108 | |
300/109-112 | |
300/113-158 | |
300/159-160 | |
IX. SCHORSING VAN TENUITVOERLEGGING VAN GERECHTELIJKE BESLISSINGEN | 300/161-162 |
Nummer 300/0
Art. 300. - § 1. De Koning regelt :
1° de wijze waarop men dient te handelen voor de aangiften, de opmaking en de kennisgeving der kohieren, de betalingen, de kwijtschriften en de vervolgingen;
2° het tarief van de vervolgingskosten.
§ 2. Wanneer een vordering voor het gerecht, zelfs gedeeltelijk, maatregelen tot onderwerp heeft welke ertoe strekken de invordering te verwezenlijken of te waarborgen van de belasting, daarin begrepen alle opcentiemen, verhogingen en boeten, alsmede van de desbetreffende interesten en kosten, hebben de cassatietermijn zomede de voorziening in cassatie schorsende kracht.
Nummer 300/1
Art. 126. - De bepalingen van de artikelen 305 en 307, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende de aangifte inzake personenbelasting, vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting en belasting van niet-inwoners, zijn van toepassing op de aangiften inzake roerende voorheffing en bedrijfsvoorheffing vermeld in de artikelen 85, 90 en 91 van dit besluit.
Art. 127. - De gemeenten moeten :
1° periodiek en ten minste eenmaal per jaar, vóór 15 januari aan de controleur van de directe belastingen van het ambtsgebied een opgave verstrekken van de in het vorige jaar in de bevolking opgetreden veranderingen : binnengekomen en vertrokken personen, veranderingen binnen de gemeente zelf; die opgave mag worden vervangen door fiches ad hoc of door duplicaten van de bij de bevolkingsdienst gedane aangiften;
2° op aanvraag een uitvoerige lijst verstrekken van de personen die door hun bemiddeling bepaalde formaliteiten hebben vervuld welke ook fiscaal van belang zijn;
3° de plaatselijke politie gelasten eventueel, tegen vergoeding, deel te nemen aan de uitreiking en de inzameling van de aangiften in de directe belastingen;
4° een behoorlijk lokaal, zo nodig verwarmd en verlicht, ter beschikking van de ambtenaren van de belastingen stellen op de zitdagen die, voor de vestiging en inning van de directe belastingen, nu en dan noodzakelijk zijn in de gemeenten waar de belastingdienst over geen voldoende ruim kantoor beschikt.
De agglomeraties zijn verplicht tot het verstrekken, op aanvraag, van de lijst vermeld in 2° van het eerste lid.
Art. 128. - De kohieren mogen afzonderlijk per soort van belasting of voorheffing of ineens voor verschillende soorten van belastingen of voorheffingen worden aangelegd.
Art. 129. - Zo nodig mogen de kohieren voor verscheidene aanslagjaren opgemaakt worden mits zij jaarlijks met een nieuwe uitvoerbaarverklaring worden bekleed.
Art. 130. - Kohieren met aanslagen van belastingen en voorheffingen worden verbonden aan het begrotingsjaar dat loopt op de datum waarop ze uitvoerbaar worden verklaard; de belastingtarieven en eventueel de opcentiemen in verband met de respectieve aanslagjaren zijn van toepassing.
Art. 131. - De kohieren van de directe belastingen worden opgemaakt per gemeente, per groep gemeenten of per ontvangkantoor.
Art. 132. - De kohieren worden op door de administratie of door haar gedelegeerden bepaalde tijdstippen opgemaakt.
Art. 133. - De aanslagen worden op naam van de betrokken belastingschuldigen ten kohiere gebracht.
Aanslagen ten laste van overleden belastingschuldigen worden ten kohiere gebracht op hun naam voorafgegaan van het woord "Nalatenschap" en eventueel gevolgd van de vermelding van de persoon of personen die zich aan de administratie der directe belastingen hebben bekend gemaakt als erfgenaam, legataris, begiftigde of bijzondere lasthebber.
De identiteit van die personen wordt omstandig vermeld. Wanneer een van de erfgenamen formeel is aangeduid om de nalatenschap te vertegenwoordigen, geschiedt het ten kohiere brengen als volgt: "Nalatenschap X ..., de erfgenamen vertegenwoordigd door ...".
In geval van aanslag van ambtswege, moet de naam van de overleden belastingschuldige (Nalatenschap X ...) slechts gevolgd worden door de vermelding van een van de erfgenamen die aan de controleur van de belastingen bekend is.
Art. 134. - Voor berekening van de aanslagen in de personenbelasting, de vennootschapsbelasting, de rechtspersonenbelasting en de belasting van niet-inwoners wordt de belastbare grondslag in franken vastgesteld; frankgedeelten worden voor een eenheid gerekend of weggelaten naargelang zij 50 centiem of meer, of minder dan 50 centiem bedragen.
Art. 135. - De verschillende aanslagen, met inbegrip van de opcentiemen, worden in elk stadium van de berekening in franken vastgesteld; frankgedeelten worden voor een eenheid gerekend of weggelaten naargelang zij 50 centiem of meer, of minder dan 50 centiem bedragen.
Art. 136. - Zodra de kohieren uitvoerbaar verklaard zijn, wordt aan de betrokken belastingschuldigen een aanslagbiljet gezonden.
Art. 137. - Onverminderd de bepalingen van de artikelen 141 en 177, zijn de inkomstenbelastingen en voorheffingen te betalen bij de krachtens artikel 297 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aangewezen ontvanger van de directe belastingen, hierna de ontvanger genoemd.
Art. 138. - De ontvanger mag slechts de betaling eisen van inkomstenbelastingen en voorheffingen die verschuldigd zijn blijkens een aangifte of blijkens een uitvoerbaar verklaard kohier.
Art. 139. - § 1. Inkomstenbelastingen en voorheffingen moeten worden betaald :
- ofwel door storting of overschrijving op de postrekeningcourant van de ontvanger;
- ofwel met een postwissel ten gunste van de ontvanger;
- ofwel met een gecertificeerde of gewaarborgde vooraf gekruiste cheque, ten gunste van de ontvanger getrokken op een financiële instelling die aangesloten of vertegenwoordigd is bij een verrekenkamer van het land.
De Minister van Financiën of zijn gedelegeerde kan, in bijzondere omstandigheden, andere wijzen van betaling toestaan.
§ 2. De belastingschuldige moet op het betaalformulier de aard van de gekweten belasting of voorheffing vermelden en, voor ingekohierde belastingen of voorheffingen, ook de gemeente en het kohierartikel.
§ 3. Behoudens tegenbewijs gelden als bewijs van betaling :
- voor stortingen of postwissels, de door de Post gedagtekende ontvangstbewijzen;
- voor overschrijvingen en cheques, de rekeninguittreksels en erbij horende stukken.
Art. 140. - § 1. In afwijking van artikel 139 kan bedrijfsvoorheffing bij een ontvangkantoor "Belastingen Bedrijfsvoorheffing" uitsluitend worden betaald door storting of overschrijving op de postrekening-courant van dat kantoor. Daarbij mogen alleen betaalformulieren worden gebruikt :
- waarvan het model door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde is vastgesteld in overleg met de Minister, of zijn gedelegeerde tot wiens bevoegdheid de Post behoort;
- die op aanvraag of ambtshalve door het betrokken kantoor worden afgegeven en de naam van de belastingschuldige en zijn in artikel 90, § 2, vermelde registratienummer vermelden.
§ 2. Betalingen op de postrekening-courant van een ontvangkantoor "Belastingen-Bedrijfsvoorheffing" verricht met vermelding van een als in § 1 vermeld registratienummer worden geacht gedaan te zijn voor rekening van de belastingschuldige die bij dat kantoor door dat nummer wordt geïdentificeerd.
Art. 141. - Inkomstenbelastingen en voorheffingen waarvoor een gerechtsdeurwaarder in opdracht van de ontvanger vervolgingen instelt, kunnen in afwijking van de artikelen 137 en 139 betaald worden in handen van die gerechtsdeurwaarder.
Art. 142. - § 1. Betalingen van inkomstenbelastingen en voorheffingen hebben uitwerking :
- voor stortingen via een postkantoor en voor overschrijvingen, op de datum die door de Post als bevrijdende datum op het rekeninguittreksel wordt vermeld;
- voor betalingen met een postwissel of met een gecertificeerde of gewaarborgde cheque, op de datum waarop de postwissel of de cheque door de ontvanger is ontvangen;
- voor in artikel 141 vermelde betalingen, op de datum van de afgifte van de fondsen in handen van de gerechtsdeurwaarder.
§ 2. De Minister van Financiën of zijn gedelegeerde bepaalt de datum waarop de betaling uitwerking heeft wanneer hij krachtens artikel 139, § 1, tweede lid, een andere betaalwijze toestaat.
Art. 143. - § 1. De belastingschuldige die verschillende belastingen of voorheffingen te betalen heeft, mag bij elke betaling vermelden wat hij wil vereffenen.
Bij gebreke van dergelijke vermelding worden de betalingen aangerekend naar de keuze van de ontvanger, onverminderd de toepassing van § 2. Zulks geldt eveneens wanneer de aan te rekenen som voortkomt van een teruggave van belastingen, voorheffingen en toebehoren, of van een toekenning van moratoriuminteresten.
§ 2. Betalingen, teruggaven en moratoriuminteresten als vermeld in § 1 worden eerst aangerekend:
1° op de kosten van alle aard, met inbegrip van het inningsrecht, ongeacht de aanslagen waarop zij betrekking hebben;
2° op de nalatigheidsinteresten betreffende de voorheffingen of aanslagen die de belastingschuldige wil vereffenen of die de ontvanger wil aanzuiveren.
Art. 144. - De ontvangkantoren van de directe belastingen zijn open de eerste 5 werkdagen van de week, van 9 u. tot 12 u., behalve op de officiële verlofdagen in de Rijksbesturen.
Art. 145. - Directe belastingen zomede voorheffingen verjaren door verloop van 5 jaren vanaf hun eisbaarheid, zoals die eisbaarheid ontstaat ingevolge artikel 413 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
Die termijn kan worden gestuit op de wijze bepaald in de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek of door afstand te doen van de op de verjaring verlopen termijn. In geval van stuiting van de verjaring treedt een nieuwe verjaring in, die op dezelfde wijze kan worden gestuit, door verloop van 5 jaren na de laatste akte of handeling waardoor de vorige verjaring is gestuit, indien geen geding voor het gerecht aanhangig is.
Art. 146. - De invordering van de directe belastingen, zomede van de voorheffingen die niet binnen de wettelijke termijnen voldaan zijn, mag overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 147 tot 175 vervolgd worden.
Art. 147. - De vervolgingen zijn rechtstreeks of onrechtstreeks : de eerste zijn gericht tegen de belastingschuldigen die bij name in het kohier vermeld zijn of hun vertegenwoordiger; de tweede worden krachtens het bij de wet toegestane verhaal tegen derden ingesteld. Beide worden ingesteld ingevolge persoonlijke of gemeenschappelijke dwangschriften, uitgevaardigd door de ontvangers die in bezit zijn van de kohieren of met de inning voor rekening van ambtgenoten belast zijn.
Art. 148. - De rechtstreekse vervolgingen omvatten :
1° het dwangbevel;
2° het uitvoerend beslag op roerend goed;
3° het beslag op tak- en wortelvaste vruchten;
4° het uitvoerend beslag op zeeschepen en binnenschepen;
5° het uitvoerend beslag op onroerend goed.
Die vervolgingen zijn gerechtelijk en de geldigverklaring behoort tot de bevoegdheid van de gewone rechtbanken.
Art. 149. - Ingeval een belastingschuldige zijn belastingen niet heeft gekweten binnen de termijnen van artikel 413 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, doet de ontvanger hem een dwangbevel betekenen tot betaling binnen 24 uren, op straffe van tenuitvoerlegging door beslag.
Het dwangbevel moet bovenaan een uittreksel bevatten uit het kohierartikel betreffende de belastingschuldige en een afschrift van de uitvoerbaarverklaring.
Art. 150. - Ingevolge de betekening van een dwangbevel gedane gedeeltelijke betalingen verhinderen niet de voortzetting van de vervolgingen.
Art. 151. - Wanneer de termijn van het dwangbevel verstreken is, doet de ontvanger overgaan tot uitvoerend beslag op roerend goed, hetwelk geschiedt op de wijze bepaald in het Gerechtelijk Wetboek, behoudens de afwijkingen vastgesteld in de hierna volgende artikelen 152 tot 154.
Art. 152. - Vóór de inbeslagneming verzoekt de instrumenterende deurwaarder de belastingschuldige hem de kwitantie te vertonen van de op zijn aanslagen gestorte afkortingen en vermeldt dit verzoek in het proces-verbaal van beslag.
Art. 153. - Uitvoerend beslag op roerend goed wordt gelegd niettegenstaande verzet tegen het dwangbevel, tenzij de instrumenterende deurwaarder het nuttig mocht achten daaromtrent de mening van de ontvanger in te winnen die, naar gelang van het geval, de schorsing of de voortzetting van verdere vervolgingen gelast.
Alleen verzet aangaande de vorm van de akten schorst de tenuitvoerlegging, met dien verstande dat de verkoop van de in beslag genomen voorwerpen slechts kan geschieden na een gerechtelijke beslissing, welke zodra mogelijk moet worden gewezen.
Art. 154. - Tegenover belastingschuldigen die door wegneming van roerende voorwerpen of anderszins pogen de waarborgen van de Schatkist te doen verdwijnen of gewoon te verminderen, kan de ontvanger rechtstreeks uitvoerend beslag op roerend goed doen leggen zonder voorafgaande betekening van een dwangbevel.
In dat geval behelst het exploot van inbeslagneming het dwangbevel vóór beslag en bevat het de diverse vermeldingen bedoeld in artikel 149, tweede lid, zomede de gronden voor het niet vooraf betekenen van een dwangbevel.
Art. 155. - Alvorens te verkopen, doet de instrumenterende deurwaarder daarvan aangifte ten kantore van de registratie. Hij vermeldt deze formaliteit in het proces-verbaal van verkoop.
Art. 156. - Zo geen koper opdaagt, wordt de verkoop verdaagd en worden de voorwerpen, krachtens een toestemming van de beslagrechter, naar de naburige markt of naar een andere, meer geschikte plaats gevoerd.
De instrumenterende deurwaarder stelt proces-verbaal van niet-toewijzing op en gaat tot een nieuwe verkoop over.
Art. 157. - Beslag op tak- en wortelvaste vruchten geschiedt op de wijze bepaald in het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 158. - Uitvoerend beslag op zeeschepen en binnenschepen geschiedt op de wijze bepaald in het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 159. - Uitvoerend beslag op onroerend goed geschiedt op de wijze bepaald in het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 160. - Tot uitvoerend beslag op onroerend goed kan slechts worden overgegaan nadat de ontvanger, die in bezit is van de kohieren of met de invordering van belastingen voor rekening van ambtgenoten belast is, door tussenkomst van de directeur van de belastingen daarvoor machtiging van de Minister van Financiën heeft verkregen.
De ontvanger voegt bij het verzoek om machtiging :
1° een getuigschrift, uitgereikt door de hypotheekbewaarder, van de inschrijvingen die de te onteigenen goederen bezwaren;
2° een staat vermeldende :
a) de naam van de achterstallige belastingschuldige;
b) de aard en het bedrag van de in te vorderen belastingen;
c) de begrote verkoopwaarde van gezegde goederen;
d) het kadastrale inkomen daarvan;
e) de benaderende waarde van de roerende voorwerpen die tot voorrecht van de openbare Schatkist dienen en waarop beslag gelegd is of kan gelegd worden.
In spoedeisende gevallen mag de ontvanger evenwel het dwangbevel vóór uitvoerend beslag op onroerend goed doen betekenen en overschrijven zonder in bezit te zijn van de machtiging vermeld in het eerste lid. In dat geval behelst het dwangbevel een bondige vermelding van de dringende redenen en wordt de vereiste machtiging ten spoedigste door de ontvanger gevraagd.
Art. 161. - Het is de ontvangers en instrumenterende deurwaarders verboden, rechtstreeks of onrechtstreeks enig voorwerp, waarvan zij de verkoop bewerkstelligen, te kopen of voor zich te doen kopen op straffe van nietigheid van de verkoop en van ontzetting voor de deurwaarders van de directe belastingen of toepassing van de bij artikel 533 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalde tuchtstraffen voor de gerechtsdeurwaarders.
Art. 162. - § 1. Wanneer geen andere schuldeisers beslag of verzet hebben gedaan, wordt de bruto-opbrengst van de verkoop gestort in handen van de ontvanger.
De gerechtsdeurwaarder trekt evenwel eerst de vervolgingskosten af, die hem toekomen.
§ 2. Wanneer andere schuldeisers beslag of verzet hebben gedaan, voert de gerechtsdeurwaarder of de deurwaarder van de directe belastingen de evenredige verdeling uit op de wijze bepaald in het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 163. - De ontvanger rekent de hem gestorte sommen aan volgens de in artikel 143 gestelde regelen; hij geeft aan de belastingschuldige bij ter post aangetekende brief kennis van de aldus gedane aanrekeningen en betaalt hem het eventuele overschot terug.
Art. 164. - § 1. Onder voorbehoud van het bepaalde in de artikelen 433 tot 442 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zijn alle pachters, huurders, ontvangers, agenten, huismeesters, notarissen, gerechtsdeurwaarders, griffiers, curatoren, vertegenwoordigers en andere bewaarnemers en schuldenaars van aan een belastingschuldige verschuldigde of toebehorende inkomsten, sommen en zaken, verplicht, op het hun door de bevoegde ontvanger bij ter post aangetekende brief gedane verzoek, te betalen met het voor beslag vatbare gedeelte van de inkomsten, sommen en zaken die zij verschuldigd zijn of die zij onder zich houden en met kwijting insluitend gevolg voor de belastingschuldige, tot beloop van het bedrag, geheel of gedeeltelijk, dat door deze laatste verschuldigd is uit hoofde van belastingen, belastingverhogingen, nalatigheidsinteresten, boeten en kosten van vervolging of tenuitvoerlegging.
§ 2. Betaling mag evenwel slechts van de derden-houders worden gevorderd naarmate hun verplichtingen ten opzichte van de belastingschuldige vervallen, maar de ontvanger moet het verzoek niet hernieuwen zolang de oorzaken ervan niet gekweten zijn.
§ 3. Het in § 1 vermelde verzoek geldt als aanmaning met verzet tegen afgifte van de inkomsten, sommen en zaken.
Het geeft aanleiding tot het opmaken van het bericht van beslag ingevoerd door artikel 1390 van het Gerechtelijk Wetboek. Dit bericht wordt evenwel aangelegd door de met de invordering belaste ontvanger die het aan de griffier van de rechtbank van eerste aanleg zendt binnen 24 uren na het neerleggen ter post van het bij aangetekende brief gedane verzoek.
§ 4. Indien de derden-houders niet aan het in § 1 vermelde verzoek kunnen voldoen binnen 15 dagen na het neerleggen ter post van dit verzoek, zijn zij verplicht binnen deze termijn, bij ter post aangetekende brief gericht aan de ontvanger, de verklaring te doen welke voorzien is in artikel 1452 van het Gerechtelijk Wetboek.
Zij zijn eveneens verplicht de ontvanger bij ter post aangetekende brief en binnen 15 dagen in te lichten over alle nieuwe gegevens die na het neerleggen van hun verklaring aan het licht zouden komen.
§ 5. Ingeval de derden-houders niet voldoen aan de verplichtingen die uit de voorgaande paragrafen voortvloeien, worden zij vervolgd alsof zij rechtstreeks schuldenaars waren.
§ 6. De ontvanger geeft aan de belastingschuldige bij ter post aangetekende brief kennis van de aan de betalingen gegeven bestemming.
Art. 165. - § 1. Wanneer uit de verklaring van de derdenhouders blijkt, hetzij dat de uitvoering van het in artikel 164, § 1, vermelde verzoek belemmerd wordt door verzet van de belastingschuldige, hetzij dat de derden-houders hun verplichtingen ten opzichte van de belastingschuldige betwisten, hetzij dat de inkomsten, sommen en zaken het voorwerp zijn van enig verzet of beslag onder derden, vóór het verzoek gedaan door andere schuldeisers, hetzij dat de zaken te gelde moeten worden gemaakt, doet de ontvanger tot uitvoerend beslag onder derden overgaan, onverminderd de bewarende uitwerking van het gezegde verzoek.
§ 2. Dit uitvoerend beslag onder derden moet worden gelegd binnen de maand van de afgifte ter post van de in artikel 164, § 4, vermelde verklaring of kennisgeving; zo zulks niet geschiedt wordt het in artikel 164, § 1, vermelde verzoek als niet bestaande beschouwd.
§ 3. Uitvoerend beslag onder derden geschiedt op de wijze bepaald in het Gerechtelijk Wetboek, behoudens eventuele naleving van de formaliteiten voorgeschreven voor het beslag in handen van ontvangers en beheerders van openbare gelden; voor het overige wordt gehandeld overeenkomstig de artikelen 162 en 163.
Art. 166. - § 1. Het bepaalde van Boek III, Titel III, Hoofdstuk V, afdeling IV, van het Burgerlijk Wetboek, is inzake directe belastingen niet van toepassing.
§ 2. Elke som die aan een belastingschuldige moet worden teruggegeven of betaald in het kader van de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake de inkomstenbelastingen en de ermee gelijkgestelde belastingen of krachtens de bepalingen van het burgerlijk recht met betrekking tot de onverschuldigde betaling, kan door de ontvanger van de directe belastingen zonder formaliteit, overeenkomstig artikel 143, worden aangezuiverd op de door die belastingschuldige verschuldigde voorheffingen, belastingen en ermee gelijkgestelde belastingen in hoofdsom, opcentiemen, verhogingen, interesten en kosten.
§ 3. In geval van bezwaar of van beroep en in zover het geen zekere en vaststaande schuld in de zin van artikel 410 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreft, wordt de aanzuivering ingevolge § 2 verricht als bewarende maatregel in de zin van artikel 409 van hetzelfde Wetboek.
Art. 167. - De vervolgingen inzake directe belastingen worden ingesteld door gerechtsdeurwaarders of door deurwaarders van de directe belastingen in dienst op 1 mei 1967.
Beiden doen in die hoedanigheid de dwangbevelen, de beslagleggingen en de verkopingen.
Uit hoofde van de uitoefening van vervolgingen inzake directe belastingen mogen gerechtsdeurwaarders geen aanspraak maken op hogere of andere rechten of kosten dan die welke in artikel 172 vastgesteld zijn, op straffe van terugbetaling, schadevergoeding en, desnoods, toepassing van de bij artikel 533 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalde tuchtstraffen.
Art. 168. - Bij het uitoefenen van hun ambt moeten de deurwaarders van de directe belastingen voorzien zijn van hun aanstellingsbrief en deze op elk verzoek vertonen; zij vermelden zulks in alle akten van hun ambt.
Art. 169. - De deurwaarders van de directe belastingen mogen hun ambt slechts uitoefenen in het ambtsgebied waarvoor zij op 1 mei 1967 definitief waren aangesteld.
Art. 170. - In geen geval en onder geen enkel voorwendsel, mogen de deurwaarders van de directe belastingen, op straffe van ontzetting, enigerlei som van belastingschuldigen aannemen, noch als loon, noch ter betaling van belastingen.
Belastingschuldigen die aan hen geld toevertrouwen, stellen zich eraan bloot tweemaal te moeten betalen.
Art. 171. - De deurwaarders der directe belastingen zijn hun gehele tijd verschuldigd aan het kantoor waaraan zij verbonden zijn : zij mogen derhalve geen collega's bijstaan als getuige.
Niettegenstaande hun bijzondere opdracht blijven zij aan de administratieve tucht onderworpen.
Art. 172. - De vervolgingskosten worden bepaald volgens de regelen die gelden voor de akten van de gerechtsdeurwaarders in burgerlijke en handelszaken.
Art. 173. - De vervolgingskosten vallen ten laste van de achterstallige belastingschuldigen.
Die kosten komen volledig toe aan de instrumenterende deurwaarders die de hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder hebben. Ze komen aan de Schatkist toe, voor vervolgingen die door deurwaarders van de directe belastingen zijn gedaan; de Minister van Financiën is evenwel gemachtigd om een gedeelte daarvan aan die deurwaarders toe te kennen.
In uitzonderlijke gevallen kan de ontvanger gemachtigd worden aan de instrumenterende deurwaarder de vervolgingskosten voor te schieten.
Art. 174. - Ter vereffening worden niet aanvaard :
1° kosten van akten die niet met de oorspronkelijke stukken gestaafd zijn;
2° kosten die het gevolg zijn van vervolgingen die willekeurig zonder dwangschrift of in een met onderhavige reglementering strijdige orde gedaan zijn;
3° kosten gedaan tegen kennelijke onvermogende belastingschuldigen.
Art. 175. - De wettelijke bepalingen betreffende de inhoud en de betekening van exploten zijn van toepassing op de akten van gerechtelijke vervolgingen inzake directe belastingen.
Art. 230 - § 1. Voor zover zij niet inzonderheid de inkomstenbelastingen betreffen, zijn de bepalingen van de artikelen 126, 127 en 128 tot 176, van toepassing op de provinciale belastingen.
§ 2. In afwijking van artikel 139 mogen niet ten kohiere gebrachte provinciale belastingen waarvoor een plaat, penning of ander kenteken wordt uitgereikt, ook betaald worden in munten of bankbiljetten die in België wettig betaalmiddel zijn.
Art. 231. - De kohieren van de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting en de kohieren van de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting worden opgemaakt volgens de door de directeur-generaal van de directe belastingen gestelde regelen.
Die aanvullende belastingen worden opgenomen in kohieren verbonden aan het begrotingsjaar dat loopt op de datum waarop ze uitvoerbaar worden verklaard; toegepast worden de tarieven in verband met de desbetreffende aanslagjaren.
Art. 232. - De belastbare grondslag van de in artikel 231 vermelde aanvullende belastingen wordt niet afgerond.
De aanvullende belastingen worden in frank gevestigd; frankgedeelten worden voor een eenheid gerekend of weggelaten naargelang zij 50 centiemen of meer of minder dan 50 centiemen bedragen.
Art. 233 - Het bepaalde in de artikelen 133, 136 tot 176 en 207 tot 230 is op de in artikel 231 vermelde aanvullende belastingen van toepassing.
Nummer 300/2
De art. 126 en 127, KB/WIB 92 (zie 300/1) regelen de wijze waarop men dient te handelen voor de aangiften.
B. AANGIFTE IN DE ROERENDE VOORHEFFING EN IN DE BEDRIJFSVOORHEFFING
Nummer 300/3
Zie commentaar op de art. 305 tot 307, WIB 92.
Nummer 300/4
De art. 128 tot 136, KB/WIB 92, regelen de wijze waarop men dient te handelen voor de opmaking en de kennisgeving der kohieren.
B. DE OPMAKING VAN DE KOHIEREN
Nummer 300/5
De kohieren mogen afzonderlijk per soort van belasting of voorheffing of ineens voor verschillende soorten van belastingen of voorheffingen worden aangelegd (art. 128, KB/WIB 92).
Het aanleggen van kohieren voor de met de directe belastingen gelijkgestelde belastingen, wordt afzonderlijk geregeld door de art. 1 tot 7, KB/WGB.
De kohieren worden op de door de administratie of haar gedelegeerden bepaalde tijdstippen aangelegd (art. 132, KB/WIB 92). Ze worden opgemaakt per gemeente, per groep gemeenten of per ontvangkantoor (art. 131, KB/WIB 92). Zo nodig, mogen ze voor verscheidene aanslagjaren worden opgemaakt, mits ze jaarlijks met een nieuwe uitvoerbaarverklaring worden bekleed (art. 129, KB/WIB 92).
Kohieren van aanslagen en voorheffingen worden verbonden aan het begrotingsjaar dat loopt op de datum waarop zij uitvoerbaar worden verklaard; toegepast worden de belastingtarieven en eventueel de opcentiemen in verband met de desbetreffende aanslagjaren (art. 130, KB/WIB 92).
C. IN HET KOHIER OP TE NEMEN BELASTINGSCHULDIGEN
Nummer 300/6
De aanslagen worden op naam van de betrokken belastingschuldigen ten kohiere gebracht (art. 133, 1e lid, KB/WIB 92).
Een fout in de schrijfwijze van de naam van de belastingschuldige heeft niet de ongeldigheid van de gevestigde aanslag tot gevolg indien er geen vergissing mogelijk is omtrent zijn identiteit. Door de administratie begane vergissingen in het aanslagbiljet hebben slechts de nietigheid ervan tot gevolg wanneer ze de belastingschuldige hebben benadeeld (Cass., 8.2.2008, CVBA La Petite Propriété Terrienne du Pays de Huy).
De belastingschuldige tegen wie vervolgingen tot invordering plaatsvinden, heeft het recht, in de loop van de vervolgingen de regelmatigheid ervan te betwisten door te stellen dat de aanslag, die tot grondslag dient, niet zoals de wet het voorschrijft, op zijn naam in het kohier werd gebracht.
Hij kan die onregelmatigheid echter niet meer opwerpen indien hij in een voorafgaand bezwaarschrift, of in de loop van het onderzoek ervan, de onjuiste vermelding van zijn naam in het kohier niet heeft ingeroepen.
Bij betwistingen ter zake, hebben de rechtbanken als enige opdracht te beslissen of degene tegen wie de procedure is ingesteld, dezelfde is als degene die het bezwaarschrift heeft ingediend (Cass., 27.10.1967, Seidel en Seiffert van der Merwede, Bull. 482, blz. 284).
2. Echtgenoten en wettelijk samenwonenden
Nummer 300/7
In geval van huwelijk of wettelijke samenwoning wordt een gemeenschappelijke aanslag gevestigd op naam van beide echtgenoten of wettelijk samenwonenden (art. 2, § 1, 2°, WIB 92 preciseert inderdaad dat vanaf aanslagjaar 2005 de wettelijk samenwonenden worden gelijkgesteld met gehuwden, en een wettelijk samenwonende wordt gelijkgesteld met een echtgenoot).
Daarentegen wordt een afzonderlijke aanslag gevestigd op naam van elk der echtgenoten of wettelijk samenwonenden voor het jaar van het huwelijk of de verklaring van wettelijke samenwoning, voor het jaar van de ontbinding van het huwelijk of van de scheiding van tafel en bed of van de beëindiging van de wettelijke samenwoning of wanneer een echtgenoot of wettelijk samenwonende beroepsinkomsten heeft van meer dan 6.700 EUR (te indexeren bedrag) die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en die niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op zijn andere inkomsten.
Voor het jaar waarin de wettelijk samenwonenden met elkaar in het huwelijk treden, blijft de regel van de gemeenschappelijke aanslag echter van toepassing tenzij de verklaring van wettelijke samenwoning tijdens hetzelfde jaar is afgelegd.
Feitelijke scheiding
Nummer 300/8
Vanaf het jaar na dat waarin de feitelijke scheiding heeft plaatsgevonden, voor zover die scheiding in het belastbare tijdperk niet ongedaan is gemaakt, worden twee aparte aanslagen op naam van beide echtgenoten of wettelijk samenwonenden ingekohierd.
3. Overleden belastingschuldigen
Nummer 300/9
Aanslagen ten laste van overleden belastingschuldigen worden ten kohiere gebracht op hun naam, voorafgegaan van het woord "Nalatenschap" en eventueel gevolgd door de aanduiding van de persoon of de personen die zich aan de Administratie van de directe belastingen hebben bekendgemaakt als erfgenaam, legataris, begiftigde of bijzondere lasthebber (Nalatenschap X ... door). De identiteit van die personen wordt omstandig vermeld. Wanneer een van de erfgenamen formeel is aangeduid om de nalatenschap te vertegenwoordigen, geschiedt het ten kohiere brengen als volgt : "Nalatenschap X ..., de erfgenamen vertegenwoordigd door ..." (art. 133, 2e en 3e lid, KB/WIB 92).
Nummer 300/10
Hieruit vloeit voort dat, wanneer een bepaalde persoon voor de nalatenschap optreedt - zij het enkel in hoedanigheid van bijzonder lasthebber - de administratie gerechtigd is de aanslag te vestigen op naam van de nalatenschap met vermelding van de persoon die is opgetreden.
Nummer 300/11
Het woord "erfgenamen" dient in de brede zin van rechthebbenden in de nalatenschap te worden opgevat. Behalve in uitzonderingsgevallen is de langstlevende echtgenoot steeds een van die rechthebbenden.
De geldigheid van de uitvoerbaarverklaring wordt niet aangetast, wanneer de erfgenaam die in het kohier is vermeld, nadien de nalatenschap verzaakt (Brussel, 3.10.1966, Lecrinier, Bull. 445, blz. 1774).
Nummer 300/12
In geval van aanslag van ambtswege, moet de naam van de overleden belastingschuldige (Nalatenschap X ...) enkel gevolgd zijn van de aanduiding van een der aan de Hfd.cr. bekende erfgenamen (art. 133, 4e lid, KB/WIB 92).
Wanneer de belastingschuldige overlijdt na het verstrijken van de wettelijke termijnen voor het beantwoorden van een bericht van wijziging of voor het indienen van een aangifte en zijn erfgenamen geen aangifte ingediend hebben of zulks niet moesten doen en zich niet aan de administratie hebben bekendgemaakt als erfgenamen, voldoet zelfs de inkohiering op naam van de overledene, voorafgegaan zonder meer door het woord "nalatenschap", aan de voorschriften van art. 133, KB/WIB 92; de niet-naleving van de formaliteit bestaande in het verzenden van de AB aan ieder der erfgenamen (zie 300/47 en 48) kan de wettelijkheid van de aanslag niet aantasten (Cass., 16.5.1956, Lescrenier, Pas. 1956, I, 986; Cass., 27.9.1960, Geerts, Bull. 372, blz. 268).
Nummer 300/13
Het niet-naleven van de in voormeld art. 133 voorgeschreven formaliteiten in geval van overlijden van de belastingschuldige maakt de aanslag niet onbestaande, maar wettigt de vernietiging ervan (Cass., 3.9.1963, Turska en anderen, Bull. 410, blz. 1668).
Er is eveneens gevonnist dat uit art. 38, KB 22.9.1937 (thans art. 133 voormeld) niet blijkt dat de aanslag ten laste van een overleden persoon het voorwerp dient te zijn van afzonderlijke inkohieringen op naam van ieder der rechthebbenden in de nalatenschap (Cass., 27.9.1960, Geerts, Bull. 372, blz. 268).
Nummer 300/14
De wettelijkheid van art. 38, 2e en 3e lid, KB 22.9.1937 (thans art. 133, 2e tot 4e lid, KB/WIB 92), is bevestigd door het arrest van 29.4.1955 van het Hof van Beroep te Brussel, inzake Bourguignon (Bull. 317, blz. 338), dat stelt "dat de inkohiering "op naam van de nalatenschap" niet een niet-bestaand wezen betreft, maar wel al de natuurlijke personen die de overledene in zijn rechten en zijn plichten vervangen van het ogenblik af dat hij overlijdt".
Nummer 300/15
De aanslag moet worden gevestigd op naam van de persoon die de belastbare inkomsten verkreeg, zelfs wanneer die persoon overleden is. De inkohiering van die aanslag heeft slechts tot doel tegen de personen die de nalatenschap van een overleden belastingschuldige verkregen, een titel te scheppen tot invordering van de belasting die wettelijk verschuldigd is op de door de overledene tijdens zijn leven verkregen belastbare inkomsten (Cass., 3.9.1963, Turska en anderen, Bull. 410, blz. 1668).
4. Vereffende vennootschappen
Nummer 300/16
De aanslagen betreffende belastingschulden, die ten laste van een vennootschap zijn ontstaan voordat haar vereffening is afgesloten, moeten noodzakelijk op naam van die vennootschap worden ingekohierd.
Krachtens art. 198, § 1, 3e gedachtenstreepje, WVen., kunnen de schuldeisers een vordering instellen tegen de vereffenaars als zodanig, of bij ontstentenis van vereffenaars, tegen de personen die als vereffenaars worden beschouwd, (zaakvoerders, bestuurders, leden van het directiecomité of de raad van bestuur) gedurende een termijn van vijf jaar vanaf de bekendmaking van de sluiting van de vereffening in de bijlagen van het Belgisch staatsblad.
Uit die wetsbepaling volgt dat de sluiting van de vereffening niet de volstrekte verdwijning van de vennootschap medebrengt. Deze blijft, zolang de vijfjarige verjaringstermijn niet is verstreken, passief voortbestaan om zich te verweren tegen de vorderingen die de vennootschapsschuldeisers tegen haar in hoofde van haar vereffenaars mogen uitoefenen.
Door binnen gezegde termijn van vijf jaar de belastingschuld op naam van de vennootschap in te kohieren en haar het AB op haar adres te betekenen, heeft de administratie bijgevolg haar rechten tegenover die vennootschap wettig doen gelden (Cass., 8.11.1960, Maes Alois en Legein Maurits, Bull. 374, blz. 599). Door evenwel een aanslag op naam van de vennootschap na het verstrijken van gezegde termijn in te kohieren, vestigt de administratie een aanslag ten laste van een niet bestaande persoon; bijgevolg kan ze van niemand de betaling ervan eisen (Cass., 22.3.1962, Claessens, Bull. 402, blz. 2263).
Voormelde rechtspraak betekent niet dat de bekendmaking van de afsluiting van de vereffening van een vennootschap een bijzondere vijfjarige aanslagtermijn doet lopen. De inkohiering ten name van een vereffende vennootschap moet gebeuren voordat die vennootschap definitief ophoudt te bestaan én tevens voordat de wettelijke aanslagtermijn verstrijkt.
5. Buitenlandse verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid
Nummer 300/17
Buitenlandse verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, die in België een vaste inrichting hebben, worden op sommige inkomsten in de BNI/ven. belast; die aanslagen moeten als volgt in het kohier worden opgenomen: "De leden van de vereniging ... vertegenwoordigd door ..." (identiteit van de aansprakelijke vertegenwoordiger in België).
D. AFRONDEN VAN HET BEDRAG DER BELASTBARE INKOMSTEN EN DER AANSLAGEN
Nummer 300/18
Voor de berekening van de aanslagen in de PB, de Ven.B, de RPB en de BNI wordt de belastbare grondslag in euro vastgesteld en afgerond op de cent (art. 134, KB/WIB 92), naar boven of naar beneden naargelang het verkregen bedrag respectievelijk 0,50 cent of meer, of minder dan 0,50 cent bedraagt.
Nummer 300/19
De verschillende aanslagen, met inbegrip van de opcentiemen, worden in elk stadium van de berekening in euro vastgesteld en afgerond op de cent (art. 135, KB/WIB 92) naar boven of naar beneden naargelang het verkregen bedrag respectievelijk 0,50 cent of meer, of minder dan 0,50 cent bedraagt.
Nummer 300/20
De aanvullende belastingen worden in euro vastgesteld en afgerond op de cent (art. 232, KB/WIB 92) naar boven of naar beneden naargelang het verkregen bedrag respectievelijk 0,50 cent of meer, of minder dan 0,50 cent bedraagt.
E. NIET NOODZAKELIJKE VERMELDINGEN
Nummer 300/21
Geen enkele wetsbepaling verplicht de administratie in het kohier en op het AB te vermelden dat de aanslag van ambtswege is gevestigd en om welke reden daartoe is overgegaan. De administratie vestigt de belasting overeenkomstig de wettelijke voorschriften en brengt het resultaat ervan in het kohier (Brussel, 19.12.1951, NV "Etablissements Aubert").
Het AB is niets anders dan een eenvoudige kennisgeving met betrekking tot het bestaan van een uitvoerbare titel, met name het kohier.
F. BEWIJSWAARDE VAN HET KOHIER
Nummer 300/22
Het uitvoerbaar verklaard kohier en niet het AB is de wettelijke titel voor het innen van de belasting (Brussel, 13.7.1929, verzekeringsmaatschappij NV "Les Propiétaires réunis", Bull. 36, blz. 17; Luik, 9.12.1932, Bertrand, Bull. 66, blz. 45; Brussel, 28.3.1934, VGN "Pelgrims et fils", Bull. 82, blz. 35).
(…) De uitvoerbaarverklaring van het kohier is niets anders dan de vaststelling van het bestaan van een wettelijke en opeisbare schuld (Cass., 24.10.1975, Pas., 1976, I, 246-249; zie nr. 300/46).
Om het bestaan van een uitvoerbaar kohier vast te stellen en de controle van zijn regelmatigheid mogelijk te maken, is de administratie in beginsel niet verplicht het oorspronkelijk kohier over te leggen.(…) Art. 40, KB 22.9.1937 tot uitvoering van de gecoördineerde wetten betreffende de inkomstenbelastingen (huidig art. 136, KB/WIB 92) voert een bijzonder bewijsmethode in van het kohier door voor te schrijven dat de uittreksels hiervan worden gezonden aan elke betrokken belastingplichtige. Deze uittreksels worden vermoed gelijkvormig met het kohier te zijn en de belastingplichtige is niet gerechtigd om zonder rechtvaardiging het voorbrengen van het kohier zelf te eisen (Cass., 24.3.1972; Pas., 1972, I, 695-698).
Krachtens art. 149, KB/WIB 92 moet het dwangbevel een uittreksel bevatten uit het kohierartikel betreffende de belastingschuldige en een afschrift van de uitvoerbaarverklaring. Uit dit voorschrift volgt dat dit uittreksel wordt vermoed gelijkvormig te zijn met het kohier en dat het kohier zelf niet mede dient betekend te worden met het dwangbevel (Cass., 17.11.2006).
Bij het verstrijken van de in art. 272, WIB (thans art. 371, WIB 92) bepaalde bezwaartermijn, wordt de belasting wettelijk geacht verschuldigd te zijn, zelfs indien de inkohiering niet regelmatig zou geschied zijn aangezien die termijn niet afhankelijk wordt gesteld van de afwezigheid van nietigheid van de betwiste aanslag (Cass., 29.4.1958, Dumoulin, Pas. 1958, I, 958 en Bull. 342, blz. 211; in dezelfde zin Cass., 18.3.1952, Boinon, Pas. 1952, I, 451).
G. VERZENDEN VAN HET AANSLAGBILJET
1. Verzenden aan de betrokken belastingschuldigen
Nummer 300/23
Zodra de kohieren uitvoerbaar verklaard zijn, wordt aan de betrokken belastingschuldigen een AB gezonden (art. 136, KB/WIB 92).
Art. 39, W 28.12.1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen (V 2212) heeft de bepalingen met betrekking tot de aangetekende verzending van de AB opgeheven.
Voortaan worden de AB, overeenkomstig art. 302, WIB 92, verzonden onder gesloten omslag.
De administratie heeft aan haar bevoegde diensten voorgeschreven de AB te verzenden binnen de acht dagen volgend op de uitvoerbaarverklaring van de kohieren. Die termijn kan langer worden wanneer die diensten de belastingschuldige moeten treffen op een ander adres dan dat in de aangifte aangegeven (PV nr. 311 van 31.7.1987, Volksv. Wauthy, Bull. VA nr. 40, Kamer van Volksvertegenwoordigers, zittijd 1986-1987, blz. 3985; Bull. 671, blz. 737).
Nummer 300/24
Aangezien de uitvoerbaarverklaring in elk geval de toezending van het AB moet voorafgaan, is het niet mogelijk, gelet op de onvermijdelijke spreiding van de taxatiewerkzaamheden en het groot aantal verschillende individuele situaties, het verzenden aan iedere belastingschuldige met min of meer regelmatige tussenperiode te doen (PV nr. 75 van 22.1.1976, Volksv. Clerfayt, Bull. VA nr. 15, Kamer van Volksvertegenwoordigers, zittijd 1975-1976, blz. 1048; Bull. 539, blz. 720).
2. Datum van verzending en bewijs
Nummer 300/25
De AB moeten zeer nauwkeurig de datum van hun verzending vermelden, d.w.z. de datum van hun afgifte aan de post; die datum moet bovendien op de kohieren worden vermeld.
Nummer 300/26
Behoudens tegenbewijs, is de datum van verzending van een AB die welke erop is vermeld.
In geval van betwisting over de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift moet de administratie het bewijs leveren van de datum van verzending van het AB. Het bewijs van de verzending van het aanslagbiljet en van de regelmatigheid ervan is een feitenkwestie. Het bewijs mag door de administratie geleverd worden met alle rechtsmiddelen, waaronder de vermoedens (PV nr. 3-1770 van 3.12.2004, Sen. Vandermeersch, Bull.VA nr. 3-41, Senaat, gew. zitting 2004-2005, p. 3185-3186).
Dienaangaande zegt het Hof van Cassatie, in haar arrest nr. F.00.0023.N van 15.6.2001 (Arr. Cass., 2001, afl. 6, p. 1180, Pas., 2001, I, p. 1138?1141), uitdrukkelijk dat de in art. 371, WIB 92 voorziene termijn waarbinnen het bezwaarschrift op straffe van verval moet worden ingediend, begint te lopen vanaf de dag na de werkelijke verzending van het AB als die verzending regelmatig is; dat die datum, behoudens bewijs van het tegendeel, de op het AB vermelde verzendingsdatum is. De loutere bewering door de belastingplichtige dat een AB niet verzonden is, heeft niet tot gevolg dat het bestuur, dat voorhoudt dat het op het juiste adres van de belastingplichtige en in de gepaste vorm een AB heeft verzonden, ook het bewijs moet leveren dat die verzending effectief is gebeurd.
Is daarentegen niet regelmatig het verzenden van een AB naar de vorige woonplaats die de belastingplichtige inmiddels heeft verlaten (Cass., 17.11.1988; Arr. Cass., 1988-89, p. 333, Pas., 1989, I, p. 305).
Het verzenden van een AB naar een adres waarop de belastingplichtige niet meer is gedomicilieerd dient te worden beschouwd als onregelmatig, heeft niet de eisbaarheid van de belasting binnen de twee maanden tot gevolg en kan niet het vertrekpunt vormen voor de berekening van de verjaringstermijn (rechtbank van eerste aanleg, Brussel, 16.2.1995; J.L.M.B., 1996, p. 648-650).
Nummer 300/27
In bepaalde gevallen moet een duplicaat van het AB worden uitgereikt. Een dergelijk duplicaat mag ingevolge het beroepsgeheim slechts worden verstrekt aan de belastingschuldige, aan de echtgeno(o)t(e) ervan, aan de mandataris, aan de curator van de gefailleerde belastingschuldige, aan de wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige, de onbekwaam verklaarde of geïnterneerde belastingschuldige, of aan de erfgenamen van de belastingschuldige.
Het kan ook voorkomen dat, in uitvoering van een wettelijke bepaling, een nieuw exemplaar van het AB moet worden uitgereikt dat het vroegere verzonden AB moet vervangen. Dit is bijvoorbeeld het geval voor een nieuwe eigenaar van een onroerend goed voor de OV gevestigd op naam van de vroegere eigenaar. In dergelijk geval moet het nieuwe AB volledig overeenstemmen met het origineel. Volgende vermelding moet er nochtans op worden aangebracht: "Aanslagbiljet uitgereikt op ....................(datum van verzending van het nieuw aanslagbiljet) aan M............... (naam, voornaam en adres van de nieuwe belastingschuldige) in uitvoering van art. 396 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992". Deze procedure mag slechts worden toegepast op voorwaarde dat de vroegere eigenaar, die is opgenomen in het kohier, een stuk of stukken overlegt waardoor hij bewijst dat de belaste goederen op een andere eigenaar zijn overgegaan en waardoor hij de identiteit en het adres van de nieuwe eigenaar laat kennen (Cass., 14.3.2002; Arr. Cass., 2002, afl. 3, p. 792, J.L.M.B., 2002, p. 1659).
3. Het verzenden aan de gekende woonplaats of aan een lasthebber
Nummer 300/28
De administratie voldoet aan de door art. 136, KB/WIB 92, opgelegde verplichting door het AB te zenden naar het adres van de belastingplichtige waarop hij in de bevolkingsregisters is ingeschreven op het ogenblik van de verzending.
Nummer 300/29
De verzending van het AB aan de lasthebber is regelmatig, wanneer aan deze laatste volmacht is verleend om de lastgever in België te vertegenwoordigen bij de openbare diensten en dus ook de briefwisseling te ontvangen.
De mogelijke herroeping van die volmacht waarvan de administratie geen kennis kreeg, kan deze laatste niet worden tegengeworpen (art. 2005, BW; Brussel, 19.9.1989, Bull. 699, blz. 3058).
4. Referentieadres
Nummer 300/30
Bepaalde categorieën van personen hebben geen woonplaats noch verblijfplaats. Dit is het geval voor tijdelijk afwezige personen, d.w.z. in het bijzonder personen die in een mobiele woning verblijven, evenals de personen die geen verblijfplaats in België hebben of meer hebben omwille van beroepsredenen of ten gevolge van onvoldoende bestaansmiddelen.
Deze personen hebben de mogelijkheid zich te laten inschrijven in de bevolkingsregisters op een referentieadres, waaronder krachtens art. 14, W 15.12.2005 houdende administratieve vereenvoudiging, wordt verstaan "het adres van ofwel een natuurlijke persoon die is ingeschreven in het bevolkingsregister op de plaats waar hij zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd, ofwel een rechtspersoon en waar, met de toestemming van deze natuurlijke persoon of deze rechtspersoon, een natuurlijke persoon zonder vaste verblijfplaats is ingeschreven.
De natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de inschrijving van een andere persoon aanvaardt als referentieadres, verbindt zich ertoe daar alle voor die persoon bestemde post of alle administratieve documenten te laten toekomen (…)."
Hieruit volgt dat de verzending van een AB aan een dergelijk adres, geldig wordt gedaan.
5. Onder gerechtelijk akkoord geplaatste belastingschuldige
Nummer 300/31
In zijn beslissing houdende toekenning van de voorlopige opschorting wijst de rechtbank van koophandel een of meer commissarissen inzake opschorting aan, belast met het bijstaan van de schuldenaar in zijn bestuur. Het bestuur van zijn onderneming wordt de concordant dus niet ontnomen. Zelfs in het geval de rechtbank zijn bevoegdheden beperkt door het verrichten van alle of bepaalde daden van bestuur of beschikking te onderwerpen aan de machtiging van de commissaris(sen) inzake opschorting, behoudt de concordant zijn handelingsbevoegdheid.
Derhalve respecteert de administratie het bepaalde in art. 136, KB/WIB 92 wanneer zij het AB verzendt aan de concordant zelf.
6. Faillissement van de belastingschuldige
Nummer 300/32
Art. 50, FaillissementsW 8.8.1997 regelt de doorzending van de briefwisseling van de gefailleerde naar het kantoor van de curator. Daartoe licht de griffier van de rechtbank van koophandel de Post in over de aanstelling van de curator(en).
De administratie voldoet aan de bij art. 136, KB/WIB 92, opgelegde verplichting door het AB te verzenden aan de woonplaats van de gefailleerde, daar deze laatste, ondanks de faillietverklaring, belastingschuldige blijft. Het is zonder belang dat de Post (die van de faillietverklaring op de hoogte wordt gebracht) het AB aan de curator heeft ter hand gesteld (zie Brussel, 18.1.1962, Genbrugge Paul, Bull. 386, blz. 857; Cass., 21.5.1968, Defrancq, J en R, Bull. 463, blz. 683).
7. Onder collectieve schuldenregeling vallende belastingplichtige
Nummer 300/33
Wanneer de rechter in de arbeidsrechtbank het verzoek tot collectieve schuldenregeling toelaatbaar verklaard, stelt hij een schuldbemiddelaar aan. De beschikking van toelaatbaarheid heeft nochtans niet tot gevolg dat het aan de verzoeker (belastingschuldige) wordt verboden daden van normaal vermogensbeheer te stellen. Aldus zal hij met name verder courante betalingen kunnen blijven verrichten die noodzakelijk zijn om in zijn levensonderhoud en in zijn huisvesting te voorzien, of om zijn beroep uit te oefenen.
Bovendien voorziet geen enkele bepaling van de W 5.7.1998 betreffende de collectieve schuldenregeling (…), zoals met betrekking tot het faillissement, in de doorzending van de briefwisseling van de verzoeker.
Bijgevolg wordt de verzending van het AB aan de belastingschuldige geldig gedaan.
8. Belastingschuldige onder voorlopige bewindvoering
Nummer 300/34
Wanneer een meerderjarige, geheel of gedeeltelijk, zij het tijdelijk, wegens zijn gezondheidstoestand, niet in staat is zijn goederen te beheren, kan de vrederechter een voorlopige bewindvoerder aanstellen, die tot taak heeft de goederen van de beschermde persoon als een goed huisvader te beheren of de beschermde persoon in dat beheer bij te staan.
Wanneer de administratie aldus kennis heeft van dergelijke aanstelling (de beslissing wordt bekend gemaakt in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad), verzendt zij het AB, gevestigd op naam van de beschermde persoon, aan de woonplaats of verblijfplaats van de voorlopig bewindvoerder.
9. Afwezigheid
Nummer 300/35
Wanneer een persoon sinds meer dan 3 maanden niet meer verschijnt in zijn woon- of verblijfplaats en men van hem gedurende die periode geen nieuws heeft ontvangen en daaruit onzekerheid voortvloeit over zijn leven of zijn dood, en de rechtbank van eerste aanleg het vermoeden van afwezigheid heeft vastgesteld, wijst de vrederechter een gerechtelijk bewindvoerder aan, voor zover de vermoedelijk afwezige geen algemeen gevolmachtigde heeft aangewezen om zijn goederen te beheren.
De beslissing tot aanwijzing van de gerechtelijk bewindvoerder wordt bekend gemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad en in twee dagbladen. Bijgevolg wordt het aanslagbiljet op naam van de afwezige verzonden aan het adres van de gerechtelijk bewindvoerder.
Werd deze nog niet aangesteld of vond de bekendmaking nog niet plaats, dan wordt het AB geldig verzonden aan het laatste gekende adres van de afwezige belastingschuldige.
10. Verkwisters
Nummer 300/36
Het verzenden van het AB aan een persoon die, als verkwister, onder het toezicht van een gerechtelijk raadsman is geplaatst, doet de bezwaartermijn een aanvang nemen (Cass., 16.5.1967, Behets q.q., Bull. 454, blz. 1426).
11. Personen wier goederen onder sekwester zijn gesteld
Nummer 300/37
Het onder sekwester plaatsen verandert niets aan de rechtsbekwaamheid van de persoon wiens goed onder sekwester werd geplaatst. Bijgevolg moet het AB aan de belastingschuldige zelf worden toegezonden.
12. Overleden belastingschuldigen
Nummer 300/38
In verband met het verzenden van het AB, aanvang van de uitvoeringsprocedure, wordt geen enkele toelichting verstrekt door art. 136, KB/WIB 92, dat eenvoudig bepaalt dat die bescheiden "aan de betrokken belastingschuldigen" zullen worden gezonden.
Daardoor kunnen, in dit stadium van de procedure, en ongeacht de wijze van taxatie, slechts de personen worden beoogd die wettelijk tot de betaling van de schulden van de 'decuius' gehouden zijn, d.w.z. zijn erfgenamen of hun mandataris (Gent, 9.1.1951, Boerjans; Brussel, 29.4.1955, Bourguignon, Bull. 317, blz. 388).
Nummer 300/39
De directe belastingen van een overleden persoon zijn geheel van zijn erfgenamen, legatarissen of begiftigden vorderbaar.
De term "begiftigden" hiervoor vermeld betreft niet de begiftigden van bepaalde goederen; ter zake gaat het slechts om begiftigden van toekomstige goederen, m.a.w. begunstigden van een bedongen (contractuele) erfstelling, die, in geval van een algehele erfstelling of van een erfstelling onder algemene titel, geroepen zijn bij te dragen in de schulden van de nalatenschap onder dezelfde voorwaarden als de legatarissen (De Page, VIII, 1626, D, 2* en 1636); wat de algemene begiftigden van alle tegenwoordige goederen betreft, zij zijn slechts geroepen bij te dragen in de schulden van de schenker, indien zulks bij akte is vastgelegd (belaste schenking) (Luik, 3.2.1972, Piedboeuf, A., Bull. 507, blz. 852).
Krachtens art. 398, WIB 92, moeten de erfgenamen (meer in het algemeen, alle erfopvolgers die krachtens het gemeen recht gehouden zijn tot de schulden en de lasten van de nalatenschap) van een overleden belastingschuldige tot het bedrag van hun erfelijk aandeel (d.w.z. wat zij verkrijgen uit de nalatenschap) de door de erflater ontdoken rechten betalen, tenzij de ontoereikende inning het gevolg is van misslagen begaan door beambten van de administratie.
De verplichtingen van een erfgenaam worden echter bepaald door de houding die hij aanneemt ten aanzien van de nalatenschap.
Indien hij de nalatenschap immers zuiver aanvaardt, verbindt hij zich tot de betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap, en dus tot de belasting, in verhouding tot zijn deel in de erfenis, zelfs indien het actief van de nalatenschap hiertoe niet volstaat.
Indien hij daarentegen de nalatenschap aanvaardt onder voorrecht van boedelbeschrijving, is hij gehouden tot de betaling van de schulden en de lasten van de nalatenschap ten belope van de waarde van de goederen die hij heeft ontvangen. Er dient evenwel te worden opgemerkt dat de erfgenaam die verzaakt aan het voorrecht van boedelbeschrijving of die van dit recht vervallen is verklaard, wordt geacht de nalatenschap zuiver en eenvoudig aanvaard te hebben.
Wanneer de erfgenaam de nalatenschap verwerpt, ontdoet hij zich als het ware van zijn hoedanigheid van erfgenaam en wordt derhalve vreemd aan de nalatenschap. Hij wordt geacht nooit erfgenaam te zijn geweest.
De personen aan wie de AB moeten worden verstuurd zijn dus:
1° de overlevende echtgenoot voor zover hij, krachtens het burgerlijk of het fiscaal recht, verantwoordelijk is voor een deel van de te notificeren belastingen;
2° de erfgenamen (in de ruimste betekenis van het woord), andere dan de overlevende echtgenoot, van de decuius, ongeacht of ze al dan niet in het kohier zijn opgenomen krachtens art. 133, KB/WIB 92.
Indien al die personen of sommigen onder hen door een persoonlijke of gemeenschappelijke mandataris worden vertegenwoordigd, zal de kennisgeving, wat de lastgevers betreft, geldig aan de mandataris worden gedaan. Daarentegen, om elke misrekening te vermijden en niettegenstaande dat de arresten van het Hof van Cassatie van 1.12.1953, Meert, Pas. 1954, I, 270 en van 4.11.1955, Doyen, Pas. 1956, I, 207 beslist hebben dat het zenden van de AB naar het adres waar de nalatenschap opengevallen is, met vermelding van naam en voornaam van elke erfgenaam, aan de wettelijke voorschriften beantwoordt, wordt er aanbevolen die procedure niet te volgen maar in alle gevallen de AB te zenden naar de persoonlijke woonplaats van elke erfgenaam.
De fiscale wet legt niet de verplichting op het aandeel van elke erfgenaam in de belaste nalatenschap op het AB te vermelden. De belastingen betreffen de onverdeeldheid in globo en niet elke erfgenaam persoonlijk (Brussel, 6.4.1970, Berckmans Joanna, echtgte Eembeeck J.).
H. ONTVANGEN VAN HET AANSLAGBILJET
Nummer 300/40
In geval van betwisting zal de administratie steeds het bewijs moeten leveren dat de belastingplichtige het AB heeft ontvangen.
Dit is een materieel feit dat met alle middelen van recht, waaronder het vermoeden, mag worden aangetoond.
Nummer 300/41
Van het op naam van de werkelijke belastingschuldige gestelde AB is op geldige wijze aan deze laatste kennisgegeven wanneer vaststaat dat het hem werd bezorgd door een derde persoon die het, zonder er de eigenlijke geadresseerde van te zijn, in zijn plaats heeft ontvangen (Gent, 7.3.1939, NV "Câblerie de Bratislava", Bull. 146, p. 508).
Het overhandigen van het AB door de belastingontvanger aan de ex-echtgenote van de belastingplichtige in de kantoren van de administratie is geldig, als kan worden bewezen dat het AB is doorgegeven aan de belastingschuldige (rechtbank van eerste aanleg, Brussel, 16.2.1995, J.L.M.B., 1996, p. 648-650).
De administratie dient geen onderzoek in te stellen nopens de personen die, bij afwezigheid van de geadresseerde, volmacht hebben gekregen brieven in ontvangst te nemen (Luik, 2.4.1952, Jacob).
Nummer 300/42
Is regelmatig, de verzending van de AB aan het adres, door verzoekster zelf aangeduid als haar woonplaats, waar ze in ontvangst werden genomen door haar moeder. De administratie moet in beginsel niet aantonen dat de lasthebber, aangesteld om de aangetekende zendingen in ontvangst te nemen, deze ook werkelijk heeft overhandigd (Brussel, 16.5.1989, Bull. 708, blz. 2043).
Nummer 300/43
Een belastingschuldige zou ook tevergeefs doen gelden dat de AB hem niet werden overhandigd, omdat hij op dat ogenblik aangehouden was en in onenigheid leefde met zijn vrouw; het beweerde gebrek aan feitelijke verwittiging zou, inderdaad, alleen aan verzoeker zelf te wijten zijn, die naliet de nodige maatregelen te treffen om zijn briefwisseling te doen volgen of te zenden naar zijn feitelijke woonplaats (Brussel, 21.11.1952, Schepens).
Nummer 300/44
Een verblijf in het buitenland kan geen invloed hebben op de regelmatigheid van de kennisgeving van de aanslag, daar het aan de belastingschuldige behoort het doorzenden te verzekeren van de mededelingen, die op gepaste wijze aan zijn woonplaats worden aangeboden, en een kortstondige of langdurige afwezigheid de belangen van de Schatkist niet mag schaden (Gent, 19.12.1951, Verrest).
I. UITREIKING VAN HET AANSLAGBILJET NA DE TERMIJN VOOR INKOHIERING
Nummer 300/45
Het feit dat het AB wordt uitgereikt na de voor de invorderbaarheid (inkohiering) van de belastingen bepaalde verjaringstermijn, maakt de invordering niet onwettelijk (Brussel, 10.12.1926, Bull. 19, blz. 9; Cass., 17.6.1929, Dumoulin, Bull. 35, blz. 27; Gent, 6.1.1937, Thuysbaert, Bull. 137, blz. 17).
J. VERMELDINGEN OP HET AANSLAGBILJET - GELDIGHEID
1. Noodzakelijke vermeldingen
Nummer 300/46
Hoewel, afgezien van de vermelding van bepaalde data, geen enkele wettelijke of reglementaire bepaling omschrijft welke vermeldingen een aanslagbiljet moet bevatten (…), moet een aanslagbiljet niettemin alle noodzakelijke vermeldingen bevatten om het bestaan van een vaststaande en eisbare belastingschuld te doen kennen en om de belastingschuldige in de mogelijkheid te stellen een bezwaarschrift in te dienen. De vermelding van het aanslagjaar, het belastbaar tijdperk, de belastbare grondslag en het bedrag van de belasting zijn elementen die het bestaan van een vaststaande en eisbare schuld aantonen. Dit is niet het geval voor de vermelding van de overheid die het kohier heeft uitvoerbaar verklaard, aangezien de belastingschuld ontstaat uit de wet en niet uit het kohier en dat de titel ontstaat wanneer de wettelijke voorwaarden voor de toepassing van de belasting in hoofde van de belastingschuldige zijn voldaan; de uitvoerbaarverklaring van het kohier is niets anders dan de vaststelling van het bestaan van een wettelijke en opeisbare schuld (Cass., 24.10.1975, Pas., 1976, I, 246-249).
In de arresten van 15.1.1957 (Pas., 1957, I, 550), 12.1.1960 (ibid., 1960, I, 536), 23.11.1973 (ibid., 1974, I, 319), 12.3.1975 en 10.4.1975 (ibid., 1975, I, 707 en 789, Arr. Cass., 1975, 875), heeft het Hof van Cassatie, in dezelfde zin, beslist dat het AB de gegevens moet vermelden die noodzakelijk zijn om het bestaan van een regelmatige uitvoerbare titel te doen kennen en om de belastingschuldige in staat te stellen een bezwaarschrift in te dienen.
Het AB vermeldt aldus de datum van uitvoerbaarverklaring van het kohier, de verzendingsdatum van het AB, de uiterste betaaldatum, de afzender (ontvangkantoor), de datum vanaf wanneer de NI beginnen te lopen, het te betalen of terug te betalen bedrag van de inkomstenbelasting, de ermee gelijkgestelde belasting of de voorheffing, de belastbare grondslag, de te verrekenen elementen (voorheffingen, VA, …), evenals andere elementen zoals de aanduiding van de territoriaal bevoegde Gewestelijk directeur taxatie en de termijn waarbinnen beroep moet worden ingediend, welke de belastingschuldige toelaten een administratief (bezwaar, verzoek om ambtshalve ontheffing) of gerechtelijk (vordering voor de rechtbank van eerste aanleg, hoger beroep, voorziening in cassatie) rechtsmiddel aan te wenden.
Eventuele lacunes in de vermeldingen op het AB hebben geen invloed op de regelmatigheid van de vestiging van de belasting.
2. Vermelding van de belastingschuldige
Nummer 300/47
Er is gevonnist dat een loutere spelfout in de vermelding van de familienaam op het AB de belastingplichtige, die zich niet heeft kunnen vergissen nopens de identiteit van de schuldenaar van de boete, niet te kort doet, vermits hij bij ontvangst van het gezegde AB, dat geldig is, bij de Directeur der belastingen, een ontvankelijk bezwaarschrift heeft ingediend (Luik, 7.6.1989, Bull. 697, blz. 2448).
3. Vermelding in verband met de nalatigheidsinteresten
Nummer 300/48
Alhoewel de aanvangsdatum betreffende de eisbaarheid van interesten uit de wet volgt, heeft de administratie beslist deze datum afzonderlijk op het AB te vermelden.
Bovendien wordt in de toelichting bij het AB uiteengezet hoe deze NI worden berekend.
4. Aanslag van ambtswege
Nummer 300/49
Het AB dient niet te vermelden dat de aanslag van ambtswege werd gevestigd (zie nr. 300/46). Het gaat immers slechts om een eenvoudige inlichting met betrekking tot het bestaan van een uitvoerbare titel, met name het kohier.
5. Overheid die het kohier uitvoerbaar heeft verklaard - handtekening
Nummer 300/50
Geen enkele bepaling schrijft voor dat de AB door een ambtenaar moeten worden ondertekend; het gaat ten andere om eenvoudige kennisgevingen die geen inningstitel noch vervolgingsakte zijn (Brussel, 31.3.1953 en Gent, 26.6.1945, Lobbestal; zie eveneens nr. 300/46).
Nummer 300/51
Tenslotte bepaalt art. 136, KB/WIB 92, niet in welke vorm de AB moeten worden opgesteld (Cass., 11.5.1874, Pas. 1874, I, 207; noot onder Cass. 15.6.1920, Pas., 1921, I, 7, en Luik, 3.4.1953, Reynders).
L. AANSLAGBILJET IN EEN ANDERE TAAL
Nummer 300/52
Het gebruik der talen in fiscale zaken is geregeld zoals in bestuurszaken (KB 18.7.1966 houdende coördinatie van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken en het taaldecreet van het Vlaams parlement van 30.6.1981 voor wat betreft het Nederlands taalgebied).
In de uitzonderlijke gevallen waarin de belastingplichtigen per vergissing een AB ontvangen dat is opgesteld in een andere taal dan deze voorzien door de taalwetgeving, kunnen zij de vervanging ervan vragen. In dat geval bewaart het kohieruittreksel zijn geldigheid, wat betreft de inhoud. De termijn voor het betalen van de belasting neemt een aanvang bij de verzendingsdatum van het nieuwe AB..
Voor de berekening van de NI wordt rekening gehouden met de verzendingsdatum van het nieuwe AB.
Dit geldt uiteraard niet in de gevallen waarin de aanvangsdatum van de loop van de NI niet wordt bepaald door de verzending van het AB, maar door de wet wordt vastgelegd vóór deze verzending (met name in de gevallen bepaald in art. 415 en 416, WIB 92) (PV nr. 3-1776 van 3.12.2004, Sen. Van dermeersch, Senaat, 2004-2005, nr. 3-31, p. 2159-2160).
Nummer 300/53
In principe gebeurt de inning van de inkomstenbelastingen, de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen en de voorheffingen hetzij op basis van een uitvoerbaar verklaard kohier, hetzij op basis van een aangifte.
Nummer 300/54
Wanneer de belastingen, taksen of voorheffingen, waarvan de inning gebeurt op basis van een aangifte, evenwel niet spontaan worden vereffend, moeten ze in een uitvoerbaar verklaard kohier worden opgenomen alvorens ten laste van de belastingschuldige invorderingsacties kunnen worden ondernomen.
B. AMBTENAREN BELAST MET DE INNING
1. Algemene regel
Nummer 300/55
De inkomstenbelastingen en de voorheffingen zijn in principe krachtens art. 137, KB/WIB 92, op het bij wet bepaalde tijdstip te betalen in handen van de ontvanger der directe belastingen (behalve de 2 gevallen voorzien in nrs. 300/56 en 57). Eénzelfde regel geldt voor de aanvullende agglomeratie- en gemeentebelastingen (art. 233, KB/WIB 92) en voor de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (art. 8, KB/ WGB).
2. Uitzonderingen
Nummer 300/56
Overeenkomstig art. 301, WIB 92, wordt de BNI met betrekking tot de meerwaarden verwezenlijkt naar aanleiding van de overdracht ten bezwarende titel van in België gelegen gebouwde of ongebouwde onroerende goederen of op zakelijke rechten met betrekking tot zulke onroerende goederen, niet door de Administratie der Directe Belastingen, maar door de Administratie der Registratie en Domeinen, gevestigd en ingevorderd (deze bepaling is niet van toepassing op de meerwaarden op ongebouwde onroerende goederen van land- of tuinbouwbedrijven).
Wanneer die BNI om welke reden ook niet is betaald ten kantore belast met de registratie van de akte of van de verklaring waarbij de overdracht is vastgesteld, of wanneer het als BNI aan de Ontvanger der Registratie betaalde bedrag lager is dan het verschuldigde bedrag, wordt die BNI evenwel gevestigd en ingevorderd door de Administratie der Directe Belastingen (art. 177, § 3, KB/WIB 92).
Nummer 300/57
Er bestaat een andere uitzondering voor de bedrijfsvoorheffing met betrekking tot de in art. 272, 2e lid, WIB 92 beoogde meerwaarden, welke eveneens betaalbaar is aan de Administratie der Registratie en Domeinen.
Nummer 300/58
De dagelijkse belasting (zie art. 24, WGB), die is gelijkgesteld met de VB op de autovoertuigen, is te betalen aan de door art. 24, § 1, KB/WGB aangeduide personeelsleden van de Administratie der Douane en Accijnzen (met name de Ontvangers der douane, de beambten die de hulpkantoren der douane of de inningskantoren beheren).
C. OPENINGSUREN VAN DE ONTVANGKANTOREN
Nummer 300/59
De ontvangkantoren van de directe belastingen zijn toegankelijk de eerste vijf werkdagen van de week, van 9 u tot 12 u, behalve op de officiële verlofdagen in de Rijksbesturen (art. 144, KB/WIB 92).
De inzake het Eurovignet bevoegde kantoren zijn evenwel doorlopend toegankelijk van 9 u tot 16 u.
1. In handen van de Ontvanger der directe belastingen
a) Principe
Nummer 300/60
Krachtens art. 139, § 1, KB/WIB 92, moeten de inkomstenbelastingen en de voorheffingen worden betaald:
- ofwel door storting of overschrijving op de postrekening van de ontvanger;
- ofwel met een postwissel ten gunste van de ontvanger;
- ofwel met een gecertificeerde, vooraf gekruiste cheque, ten gunste van de ontvanger getrokken op een financiële instelling die aangesloten of vertegenwoordigd is bij een verrekenkamer van het land.
Voormelde wettelijke bepaling is eveneens toepasselijk voor de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (art. 10, KB/WGB).
Ter verduidelijking worden hierna enkele begrippen nader omschreven.
b) Postwissel
Nummer 300/61
Een postwissel is een betaalorder dat samen met de nodige fondsen in een postkantoor wordt afgegeven, met het oog op de betaling ervan door deze laatste aan de geadresseerde.
Deze biedt aan de schuldenaar de mogelijkheid om van op afstand te betalen aan een schuldeiser die geen financiële rekening heeft of waarvan het nummer van de financiële rekening niet door de schuldenaar is gekend.
c) Gecertificeerde cheque
Nummer 300/62
Een gecertificeerde cheque is een cheque waarbij een financiële instelling attesteert dat er voldoende provisie is en dat deze provisie, op verantwoordelijkheid van die instelling, geblokkeerd blijft tot het einde van de termijn van aanbieding van de cheque.
Deze aanbiedingstermijn bedraagt conform art. 29, W 1.3.1961 betreffende de invoering in de nationale wetgeving van de éénvormige wet op de cheque, voor de in België uitgegeven en betaalbare cheques acht dagen te rekenen vanaf de op de cheque vermelde uitgiftedatum.
Nummer 300/63
De "certificatie" van een cheque is niet te verwarren met het "viseren" van een cheque. Het door de financiële instelling aangebrachte visum bevestigt alleen dat er provisie is op het ogenblik van het visum maar biedt geen enkele garantie nopens het verdere behoud van die provisie.
In de praktijk wordt de certificatie over het algemeen gekenmerkt door de op de cheque of op een verlengstuk ervan aangebrachte vermelding: " Gecertificeerd voor ... EUR", gevolgd door de datum en de handtekening van de bankier die de cheque moet betalen.
Nummer 300/64
Artikel 139, § 1, KB/WIB 92 voorziet anderzijds dat de gecertificeerde cheques, die ter betaling van directe belastingen worden aangeboden, vooraf moeten worden gekruist.
Het kruisen geschiedt door het aanbrengen van twee evenwijdige lijnen op de voorzijde van de cheque en heeft tot gevolg dat de cheque niet meer anoniem kan worden geïnd.
Met het oog op de boeking van de gekruiste cheques op de postrekening van het ontvangkantoor moet tussen de twee evenwijdige lijnen het postrekeningnummer van het ontvangkantoor worden ingeschreven.
d) Betalingen die uitsluitend door storting of overschrijving kunnen worden verricht
Nummer 300/65
In afwijking van het in nr. 300/60 aangehaalde principe:
- kan krachtens art. 140, § 1, KB/WIB 92, de betaling van de BV uitsluitend worden gedaan door storting of overschrijving op de postrekening van de ontvanger;
- kunnen de VB en de BIV betreffende de geautomatiseerde voertuigen enkel worden betaald door storting of overschrijving op postrekeningnummer 679-2002310-36 van de Dienst "Belastingen-Auto's - Brussel";
- kunnen, krachtens art. 67, § 1, KB/WIB 92, voorafbetalingen enkel worden verricht door storting of overschrijving op de postrekeningen nrs. 679-2002340-66 (voor VA betreffende natuurlijke personen) en 679-2002330-56 (voor VA betreffende rechtspersonen) van de "Dienst der Voorafbetalingen, Brussel".
e) Andere wijzen van betaling
Nummer 300/66
Art. 139, § 1, laatste lid, KB/WIB 92, bepaalt dat de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde, in bijzondere omstandigheden, andere wijzen van betaling kan toestaan.
Tot op heden heeft de Minister van Financiën inzake directe belastingen nog geen alternatieve wijze van betaling voorzien.
2. In handen van de gerechtsdeurwaarder
Nummer 300/67
In afwijking van de art. 137 en 139, KB/WIB 92, kunnen de in 300/55 bedoelde inkomstenbelastingen en voorheffingen waarvoor een gerechtsdeurwaarder in opdracht van de ontvanger vervolgingen instelt, worden betaald in handen van de gerechtsdeurwaarder (art. 141, KB/WIB 92).
In het kader van de ingestelde vervolgingsprocedure kan de belastingschuldige zijn schuld aan de optredende gerechtsdeurwaarder zelfs vereffenen door een betaling in speciën.
Nummer 300/68
Wanneer de vervolgde schuldenaar het bedrag van zijn schuld in handen van de gerechtsdeurwaarder vereffent, mag deze laatste een inningsrecht aanrekenen.
E. VERMELDINGEN OP HET BETAALFORMULIER
1. Principe
Nummer 300/69
Art. 139, § 2, KB/WIB 92, voorziet dat de belastingschuldige op het betaalformulier de aard van de gekweten belasting of voorheffing moet vermelden en, voor de ingekohierde belastingen en voorheffingen, ook de gemeente en het kohierartikel.
2. Bijzondere gevallen
Nummer 300/70
Krachtens art. 11bis, KB/WGB, moet de belastingschuldige die een uitnodiging tot betalen heeft ontvangen met betrekking tot de VB en/of de BIV van een geautomatiseerd voertuig bij de betaling gebruik maken van het bijgevoegde overschrijvings- of stortingsformulier.
Indien hij geen dergelijke uitnodiging heeft ontvangen is hij gehouden op het gebruikte betalingsformulier het nummer van de plaat van het betrokken voertuig, alsmede zijn volledige identiteit zoals die op het inschrijvingsbewijs van het voertuig voorkomt, te vermelden.
Nummer 300/71
Art. 140, § 1, KB/WIB 92 bepaalt anderzijds dat voor de stortingen of overschrijvingen van BV die worden verricht op de postrekening van de ontvanger, alleen betaalformulieren kunnen worden gebruikt die op aanvraag of ambtshalve door het betrokken ontvangkantoor worden afgeleverd, en die de naam van de belastingschuldige en zijn registratienummer bij dit kantoor vermelden.
Nummer 300/72
Krachtens art. 67, § 2, KB/WIB 92, geldt éénzelfde regel voor de stortingen of overschrijvingen van VA, met dien verstande dat de betaalformulieren door de Dienst "Belastingen - Voorafbetalingen, Brussel" worden afgeleverd en benevens de naam van de belastingplichtige zijn registratienummer bij die dienst vermelden.
F. DATUM VAN UITWERKING DER BETALINGEN
1. Betalingen gedaan in handen van de Ontvanger
a ) Algemeen
Nummer 300/73
Volgens de regels van het gemeen recht komt de betaling door storting, overschrijving of cheque slechts tot stand op het ogenblik dat het verschuldigde bedrag aan de schuldeiser wordt ter beschikking gesteld, eventueel door inschrijving op diens rekening.
De afgifte van een cheque maakt op zichzelf geen betaling uit (zie o.m. Cass., 21.11.1975, Arr.Cass., 1976, 370, Pas., 1976, I, 366). De schuldenaar is niet bevrijd door de enkele overhandiging van de cheque, maar slechts op het ogenblik dat zijn schuldeiser over het verschuldigde bedrag kan beschikken (zie o.m. Cass., 23.9.1982, Arr.Cass., 1982-83, 127, Pas. 1983, I, 188; Cass., 2.5.1986, Arr.Cass., 1985-86, 1183), bijvoorbeeld doordat zijn rekening is gecrediteerd.
Nummer 300/74
De betaling moet gedaan worden aan de schuldeiser. De betaling door een schuldenaar, met tussenkomst van een bank, is slechts geldig uitgevoerd op het ogenblik dat de begunstigde in het bezit gesteld werd van de gelden en erover kan beschikken (Brussel, 22.1.1981, Rechtskundig Weekblad, 1981?82, 749).
Alle risico's, zoals vertragingen in de uitvoering van de betaalopdracht of vergissingen die optreden tussen de uitgifte van het mandaat of de afgifte van de lastgeving en de uiteindelijke betaling aan de schuldeiser zijn voor rekening van de opdrachtgever.
Nummer 300/75
Gelet op de bepalingen van art. 142, § 1, KB/WIB 92, wijkt de uitwerkingsdatum van de betaling van inkomstenbelastingen, met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen en voorheffingen evenwel af van het gemeen recht wanneer de betaling gebeurd met een postwissel of met een gecertificeerde cheque (zie 300/77).
b ) Storting en overschrijving
Nummer 300/76
Art. 142, § 1, KB/WIB 92 voorziet dat betalingen die door middel van stortingen via een postkantoor of door middel van overschrijvingen via een financiële instelling zijn verricht, uitwerking hebben op de datum die door de Post als bevrijdende datum op elk rekeninguittreksel wordt vermeld.
De door de Post vermelde datum is deze waarop de fondsen bij haar zijn toegekomen, zelfs indien de postrekening van de ontvanger pas later wordt gecrediteerd. Deze datum wordt vermeld hetzij op het rekeninguittreksel, hetzij op de gegevens met betrekking tot de betalingen overgemaakt per magnetische drager.
c ) Postwissel, gecertificeerde cheque
Nummer 300/77
Dezelfde wetsbepaling bepaalt anderzijds dat betalingen verricht met een postwissel of met een gecertificeerde cheque uitwerking hebben op de datum waarop respectievelijk de postwissel of de cheque door de ontvanger is ontvangen, zelfs indien de fondsen pas later ter zijner beschikking zullen zijn.
d ) Betaling door aanrekening van een ontheffing of van een ingekohierde teruggave
Nummer 300/78
De sommen die aan belastingschuldigen moeten worden teruggegeven ingevolge ontheffingen van inkomstenbelastingen, ermee gelijkgestelde belastingen en voorheffingen, toegekend bij beslissing of kohier, kunnen, zonder formaliteiten, door de ontvanger worden aangewend ter aanzuivering van de door deze belastingschuldigen verschuldigde inkomstenbelastingen, ermee gelijkgestelde belastingen en voorheffingen (zie nrs. 300/81 e.v.).
Wanneer een ontheffing wordt aangewend ter gehele of gedeeltelijke aanzuivering van een andere aanslag dan die waarop ze is verleend, staat deze aanwending gelijk met een gewone betaling op deze aanslag en zij wordt geacht plaats te hebben gehad, ongeacht de datum waarop ze wordt geboekt:
- op de vervaldag van de aan te zuiveren aanslag, indien de datum van de beslissing van de ontheffing of de datum van uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin de teruggave is opgenomen vóór of op die vervaldag valt;
- op de datum van de beslissing van de ontheffing of de datum van de uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin de teruggave is opgenomen, indien de aan te zuiveren aanslag reeds vervallen was voor die datum.
Voorbeeld
Een aanslag over het aj. 2007, ten belope van 2.000 EUR, betaald sinds juli 2008, wordt volledig ontheven bij directoriale beslissing van 3.11.2008.
Het bedrag van de ontheffing kan worden aangewend op volgende nog verschuldigde aanslagen:
- OV over het aj. 2008, ten bedrage van 500 EUR, met vervaldag 6.10.2008;
- PB over het aj. 2008, ten bedrage van 1.900 EUR, met vervaldag 18.12.2008.
Bij de aanwending van het bedrag van 2.000 EUR, wordt als datum van betaling respectievelijk in aanmerking genomen:
- voor de OV over het aj. 2008 (reeds vervallen), 3.11.2008 (datum van de beslissing);
- voor de PB over het aj. 2008 (niet vervallen), 18.12.2008 (vervaldatum).
Nummer 300/79
Het gebeurt vaak dat bij de betaling van de ontheven aanslag NI worden voorafgenomen. De ontheffing van de hoofdsom geeft bijgevolg aanleiding tot de teruggave, bij een latere directoriale beslissing, van de te veel betaalde NI.
In dat geval moet als "datum van de beslissing tot teruggave van NI" worden beschouwd, deze van de beslissing van de ontheffing van de hoofdsom of de datum van de uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin de teruggave van de hoofdsom is opgenomen.
Dit principe is eveneens van toepassing wanneer MI worden toegekend (zie commentaar van art. 418, WIB 92).
2. Betaling in handen van de met de vervolgingen belaste gerechtsdeurwaarder
Nummer 300/80
Krachtens art. 142, § 1, KB/WIB 92, hebben betalingen die op grond van art. 141, KB/WIB 92 in handen van de gerechtsdeurwaarder zijn verricht uitwerking op de datum van de afgifte van de fondsen in handen van deze gerechtsdeurwaarder.
Gelet op het voorgaande moet de gerechtsdeurwaarder bij de doorstorting van deze fondsen op de postrekening van de ontvanger de datum vermelden waarop de som in zijn handen is vereffend.
G. AANWENDING VAN EEN TERUG TE GEVEN SOM
Nummer 300/81
Sinds 1.1.2005, wordt de aanwending van een aan een belastingschuldige terug te betalen som op de nog door deze laatste te betalen fiscale schulden geregeld door twee fiscale wettelijke bepalingen die een fiscale schuldvergelijking sui generis instellen: art. 166, KB/WIB 92 en art. 334, ProgrammaW 27.12.2004.
1. Aan beide bepalingen gemeenschappelijke punten
Nummer 300/82
De art. 166, § 2, KB/WIB 92 en 334, 2e lid, ProgrammaW 27.12.2004 bepalen dat elke som die aan een belastingschuldige moet worden terugbetaald in het kader van de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake de inkomstenbelastingen, de ermee gelijkgestelde belastingen of krachtens de bepalingen van het burgerlijk recht met betrekking tot de onverschuldigde betaling, kan worden aangewend ter betaling van inkomstenbelastingen, ermee gelijkgestelde belastingen, voorheffingen, NI en vervolgingskosten.
Nummer 300/83
Deze aanwending gebeurt zonder formaliteiten, hetgeen betekent dat ze geen voorafgaande handeling of procedure vereist. Zij wordt overgelaten aan het initiatief van de ontvanger. Dit heeft in het bijzonder tot gevolg dat het voordeel van de schuldvergelijking tussen een onbetaalde belastingschuld en een aan de belastingschuldige terug te geven som enkel door de bevoegde ambtenaar kan ingeroepen worden en niet door de belastingschuldige die recht heeft op de terugbetaling.
Deze laatste moet uiteraard worden ingelicht welke bestemming aan de terug te geven som is gegeven, zodat wordt vermeden dat hij een hoger bedrag betaalt dan hetgeen hij werkelijk verschuldigd zal zijn na de aanwending.
Nummer 300/84
De aanwending wordt toegepast wanneer de rechthebbende op de teruggave eveneens de schuldenaar is van de aan te zuiveren fiscale schuld.
Deze schuld dient aldus niet noodzakelijk ingekohierd te zijn op naam van de rechthebbende; zij mag ingekohierd zijn op naam van een andere persoon voor zover de rechthebbende gehouden is tot betaling krachtens fiscale of gemeenrechtelijke bepalingen.
2. Verschillen tussen beide bepalingen
a)Transversale maatregel
Nummer 300/85
Niet alleen laat art. 334, 1e lid, ProgrammaW 27.12.2004 aan de ontvanger toe een aan een belastingschuldige terug te betalen som aan te wenden tot betaling van een schuld inzake inkomstenbelastingen, ermee gelijkgestelde belastingen of voorheffingen, zoals eveneens voorzien in art. 166, KB/WIB 92 (zie nr. 300/82), maar het laat daarenboven toe dat de terug te betalen som wordt aangewend tot aanzuivering van een BTW-schuld.
b) Betwiste fiscale schulden
Nummer 300/86
De schuldvergelijking voorzien in art. 334, 1e lid vindt slechts toepassing wanneer de fiscale schuld niet of niet meer wordt betwist. Met andere woorden moet de schuld ter betaling waarvan de terug te betalen som wordt aangewend, het karakter hebben van een zekere, vaststaande en opeisbare schuld.
Het indienen van een bezwaarschrift, een verzoek om ambtshalve ontheffing of een vordering in rechte inzake directe belastingen, of nog, inzake BTW, de administratieve of gerechtelijke betwisting van de fiscale schuld, verhinderen bijgevolg de aanwending op basis van voornoemd art. 334.
Nummer 300/87
Art. 166, § 3, KB/WIB 92 laat daarentegen de aanwending toe niettegenstaande een dergelijke betwisting van de schuld. In het geval deze schuld geen zekere en vaststaande schuld in de zin van art. 410, WIB 92 uitmaakt, gebeurt de aanwending als bewarende maatregel.
c ) Aanwending niettegenstaande een toestand van samenloop
Nummer 300/88
Overeenkomstig art. 334, 2e lid, ProgrammaW 27.12.2004, kunnen de terug te betalen sommen worden aangewend in geval van beslag, overdracht, samenloop of een insolvabiliteitsprocedure.
De ontvanger kan dus de aanwendingsregeling toepassen, niettegenstaande één van de volgende gevallen vóór de aanwending is tussengekomen:
- een derdenbeslag op de terug te betalen sommen in handen van de Belgische Staat;
- een overdracht van de fiscale schuldvordering aan een derde;
- het faillissement van de belastingschuldige;
- de aanvraag of het bekomen van een gerechtelijk akkoord, een collectieve schuldenregeling of een onbeperkt uitstel van de invordering door de belastingschuldige;
- de invereffeningstelling van de belastingschuldige rechtspersoon.
Daarentegen kan geen enkele compensatie in toepassing van art. 166, KB/WIB 92 plaatsvinden ten nadele van de door derden vóór de datum van de aanwending van de terug te betalen som verworven rechten.
3. Rechtzetting van een aanslag
Nummer 300/89
Wanneer een aanslag door de belastingschuldige werd betwist en vervolgens het voorwerp is geworden van een ontheffing, spreekt het voor zich dat deze ontheffing bij voorkeur dient te worden aangewend ter aanzuivering (geheel of gedeeltelijk) van deze aanslag, in het geval deze voordien niet is betaald.
In dit geval is er geen sprake van een aanwending van een terugbetaling. Ter zake gaat het om niet meer dan om een boeking die slechts een boekhoudkundige rechtzetting van de initiële titel insluit. De ontheffing maakt in wezen slechts een verbetering uit van de oorspronkelijk te hoog gevestigde aanslag. De oorspronkelijke aanslag en de latere ontheffing zijn complementair en resulteren samen in een juiste vestiging van de inkomstenbelasting, de ermee gelijkgestelde belasting of voorheffing op één en dezelfde belastbare basis.
Aldus zijn de in de nrs. 300/86 en 87 vermelde principes in dat geval niet van toepassing.
Nummer 300/90
Een dergelijke boekhoudkundige vermindering dient bijgevolg steeds te worden toegepast ongeacht de omstandigheden.
H. WIJZE VAN AANREKENING DER BETALINGEN
1. Algemene werkwijze
a) Principe: keuze door de schuldenaar
Nummer 300/91
De schuldenaar die verschillende aanslagen verschuldigd is, mag bij elke betaling vermelden welke aanslag hij wil vereffenen (art. 143, § 1, 1e lid, KB/WIB 92).
Die regel voor de aanrekening is ontleend aan art. 1253, BW, dat de vrije keuze van de schuldenaar toelaat.
De ontvanger moet die keuze eerbiedigen en de betaling aanrekenen op de inkomstenbelasting, ermee gelijkgestelde belasting of voorheffing die de belastingschuldige wenst te vereffenen (hij heeft bij de betaling zijn keuze vermeld).
b) Keuze door de Ontvanger
Nummer 300/92
Bij gebrek aan een door de schuldenaar vermelde keuze, wordt de betaling aangerekend naar keuze van de ontvanger, onverminderd de toepassing van 300/97. Zulks geldt eveneens wanneer de aan te rekenen som voortkomt van een teruggave van voorheffingen, belastingen en toebehoren, of van de toekenning van MI ingevolge een dergelijke teruggave (art. 143, § 1, 2e lid, KB/WIB 92).
Aldus wordt bepaald dat, wanneer de schuldenaar van verscheidene aanslagen ze niet integraal in hoofdsom, interesten en kosten betaalt en op het ogenblik van de betaling nalaat te vermelden welke van die aanslagen hij wil vereffenen, de aanrekening volgens de keuze van de ontvanger wordt gedaan.
Nummer 300/93
Het gaat hier om een soort subrogatie die noodzakelijk wordt gemaakt door het feit dat het systeem uitsluitend steunt op een keuze tussen verschillende schulden; dit keuzerecht komt toe aan de schuldeiser wanneer de schuldenaar op het ogenblik van de betaling nalaat of vergeet gebruik te maken van de hem op dit gebied geboden keuze.
Die bepaling wijkt echter niet af van art. 1256, BW, dat stelt:
"Wanneer in de kwijting geen sprake is van enige toerekening, moet de betaling toegerekend worden op de schuld die de schuldenaar alsdan, onder alle vervallen schulden, het meeste belang had te voldoen; anders, op de vervallen schuld, hoewel deze minder bezwarend is dan die welke niet vervallen zijn.
Indien de schulden van gelijke aard zijn, geschiedt de toerekening op de oudste; alles gelijkstaande, geschiedt zij op alle schulden naar evenredigheid".
Nummer 300/94
De keuze van de ontvanger mag dus niet nadelig zijn voor de belastingschuldige. Gelet op de complexiteit van sommige aanzuiveringssituaties, waarvan de evolutie bovendien niet altijd kan worden voorzien (b.v. naderhand verleende ontheffingen met teruggaven en toekenning van MI), moet de ontvanger zich echter noodzakelijkerwijze beperken tot de toestand die gekend is op het ogenblik van de aanzuivering, rekening houdende met de op dat moment voorhanden zijnde gegevens. De regel van aanrekening op de oudste vervallen aanslagen kan meestal worden toegepast.
Nummer 300/95
Het principe volgens hetwelk de ontvanger de keuze doet van aanrekening van alle sommen voortkomend van teruggaven die het gevolg zijn van ontheffingen van voorheffingen, inkomstenbelastingen, ermee gelijkgestelde belastingen, NI of vervolgingskosten of nog ingevolge de toekenning van MI, wordt verklaard door de noodzakelijkheid om de uitvoering (door de Administratie van de Thesaurie) van de uit de beslissingen tot ontheffing en terugbetaling voortvloeiende werkzaamheden niet te vertragen.
In alle gevallen waarin de aanrekening naar keuze van de ontvanger geschiedt, is het de belastingschuldige niet toegestaan de regelmatigheid van de gedane aanrekening te betwisten, op voorwaarde wel te verstaan, dat hierbij geen vergissing is begaan of enig geldelijk nadeel wordt berokkend (zie 300/94).
Nummer 300/96
De keuze moet, wanneer ze door de ontvanger wordt gemaakt, onmiddellijk en gedetailleerd ter kennis van de schuldenaar worden gebracht door middel van een bericht nr. 247 A, 247 B of 247 D.
c) Aanrekening op het toebehoren
Principe
Nummer 300/97
Betalingen, teruggaven en toekenningen van MI als bedoeld in 300/91 en 92 worden eerst aangerekend op:
1° de kosten van alle aard welke ook de aanslagen zijn waarop ze betrekking hebben (zie nochtans 300/98);
2° de NI betreffende de aanslagen die de schuldenaar wil vereffenen of die de ontvanger wil aanzuiveren (art. 143, § 2, KB/WIB 92).
Nummer 300/98
De aan de toebehoren verleende prioriteit (art. 143, § 2, KB/WIB 92) betekent geenszins dat eerst alle kosten en interesten die de belastingschuldige verschuldigd is, moeten worden aangezuiverd. In de eerste plaats geldt de keuze van de aanslag door de belastingschuldige of door de Ontv. en, eenmaal die keuze gedaan, moeten de kosten worden aangezuiverd welke op die aanslag betrekking hebben (ook wanneer die kosten terzelfdertijd voor andere aanslagen zijn gedaan), vervolgens de NI op dezelfde aanslag, om tenslotte te komen tot de hoofdsom ervan.
In de praktijk wordt het inningsrecht dat in art. 8 van het Tarief van akten van gerechtsdeurwaarders in burgerlijke en handelszaken en tarief van sommige toelagen is voorzien en dat ten laste is van de schuldenaar, reeds door de gerechtsdeurwaarder voorafgenomen van de aan de Ontv. door te storten sommen.
Voorbeelden
Op een gegeven ogenblik is een belastingschuldige de volgende belastingen met toebehoren verschuldigd:
Aj. | Aard van de belasting | Bedrag van de belasting | NI | Vervolgingskosten |
2006 | VB | 141,12 | - | - |
2006 | PB | 1.858,61 | 258,96 | 121,22 |
2007 | OV | 198,33 | - | - |
2008 | OV | 303,58 | - | - |
Opmerking:
De vervolgingskosten hebben betrekking op vervolgingen die in 2008 zijn gedaan met het oog op de invordering van de aanslagen van de aj. 2006 (VB et PB) en 2007 (OV).
1e veronderstelling: bij de betaling duidt de belastingschuldige de bestemming van de storting aan.
- Betaling van 303,58 EUR. Aan te zuiveren aanslag, aangeduid door de belastingschuldige: OV van 2008.
De ontvanger moet deze keuze van de belastingschuldige eerbiedigen.
Na deze betaling blijven nog de 3 oudste aanslagen verschuldigd, vermeerderd met de NI en de vervolgingskosten.
- Betaling van 141,12 EUR. Aan te zuiveren aanslag, aangeduid door de belastingschuldige: VB van 2006.
De ontvanger moet de betaling eerst aanrekenen op de vervolgingskosten (121,22 EUR) en het saldo (19,90 EUR) op de gekozen aanslag (VB van 2006). De voorafneming van 121,22 EUR als vervolgingskosten moet onmiddellijk ter kennis worden gebracht van de belastingschuldige.
- Betaling van 1.250 EUR. Aan te zuiveren aanslagen, aangeduid door de belastingschuldige: OV van 2007 en PB van 2006.
De ontvanger moet de bedragen aanzuiveren in onderstaande volgorde:
1° 121,22 EUR op de vervolgingskosten;
2° 198,33 EUR op de OV van 2007;
3° 258,96 EUR op de NI met betrekking tot de PB van 2006;
4° 671,49 EUR (het saldo) op de hoofdsom van de PB van 2006.
De voorafneming van de toebehoren (121,22 EUR als vervolgingskosten en 258,96 EUR als NI) dient onmiddellijk ter kennis te worden gebracht van de belastingschuldige.
2e veronderstelling: bij de betaling is de bestemming van de storting niet aangeduid (of de som komt voort van ontheffingen, ingekohierde teruggaven of toekenning van MI).
Een bedrag van 2.550 EUR is door de belastingschuldige gestort zonder aanduiding van de aan te zuiveren aanslag(en) (zelfde situatie indien het bedrag voortkomt van een ontheffing van vroeger betaalde inkomstenbelastingen, ermee gelijkgestelde belastingen of voorheffingen, van een ingekohierde teruggave of van de toekenning van MI).
De ontvanger heeft de keuze van aanrekening. zo hij bijvoorbeeld beslist heeft de oudste aanslagen eerst aan te zuiveren, moet hij als volgt handelen:
- 121,22 EUR op de vervolgingskosten;
- 141,12 EUR op de VB van 2006;
- 258,96 EUR op de NI met betrekking tot de PB van 2006;
- 1.858,61 EUR op de hoofdsom van de PB van 2006;
- 170,09 EUR (het saldo) als voorschot op de OV van 2007.
De belastingschuldige wordt ingelicht over de bestemming die aan het bedrag van 2.550 EUR is gegeven.
d) Betalingen met betrekking tot schulden van gefailleerden
Nummer 300/99
De betalingen, evenals de dividenden gestort door de curator tot aanzuivering van aanslagen die het voorwerp van een aangifte van schuldvordering in het faillissement zijn, worden aangewend volgens de gewone regels van art. 143, § 2, KB/WIB 92, zonder dat met de opschorting van de NI, zoals bepaald bij art. 23, FW van 8.8.1997, moet worden rekening gehouden.
2. Sommen ingevorderd via gedwongen tenuitvoerleggingen
Nummer 300/100
De regel voor de aanrekening op basis van de keuze van de ontvanger geldt eveneens voor de sommen die hij invordert door middel van directe of indirecte vervolgingen, met die bijzonderheid evenwel dat die sommen bij voorkeur moeten worden aangewend tot aanzuivering van de aanslagen waarvoor de vervolging werd ingesteld.
3. Invloed van een bezwaarschrift of van een rechtsvordering
Nummer 300/101
Wat de weerslag betreft van een niet opgelost bezwaarschrift of een rechtsvordering tegen een aanslag op de wijze van aanzuiveren, moet het volgende onderscheid worden gemaakt:
- wanneer de belastingschuldige slechts de betwiste aanslag verschuldigd blijft, moeten alle betalingen die hij verricht voor het passend bedrag op die aanslag worden aangezuiverd, te beginnen met de eventuele kosten en de interesten, zonder dat er aanleiding toe bestaat - wat de hoofdsom betreft - zich te bekommeren om het zogenaamde onmiddellijk verschuldigd gedeelte, dat moet worden vastgesteld zoals bepaald in art. 410, 1e en 2e lid, WIB 92. Het gaat hier slechts om een wijze van aanzuiveren. Van de belastingschuldige mag evenwel niet meer worden geëist dan het gedeelte van de aanslag (het zogenaamde onmiddellijk verschuldigd gedeelte - in hoofdsom - verhoogd met de daarop betrekking hebbende NI en met de kosten) dat overeenkomstig art. 410, WIB 92 als een zekere en vaststaande schuld kan worden beschouwd (zie ook 410/1 tot 7);
- wanneer de belastingschuldige verschillende aanslagen verschuldigd blijft waarvan er één of meerdere in betwisting zijn, moet de Ontv. zich houden aan de keuze van de betrokkene, zelfs indien die keuze slaat op de betwiste aanslag.
Nummer 300/102
Indien, in die tweede veronderstelling, de belastingschuldige ter gelegenheid van een gedeeltelijke betaling nalaat de bestemming van zijn betaling aan te duiden, komt de keuze aan de ontvanger toe. Die keuze mag slaan op de betwiste aanslag, maar enkel in de mate dat die aanslag op basis van art. 410, WIB 92, door alle middelen van tenuitvoerlegging kan worden ingevorderd (in hoofdsom, interesten en kosten), zonder dat de uitslag van het geschil moet worden afgewacht. Indien de betaling niet volledig wordt opgeslorpt door het invorderbaar bedrag van de betwiste aanslag en door de niet betwiste aanslagen, moet de overblijvende som evenwel op het andere gedeelte van de betwiste aanslag worden aangerekend.
De sommen voortkomend van terugbetalingen of toekenningen van MI moeten op dezelfde wijze worden behandeld.
1. Algemeen
Nummer 300/103
Art. 139, § 3, KB/WIB 92, dat ook van toepassing is op de aanvullende agglomeratie- en gemeentebelastingen (art. 233, KB/WIB 92) en op de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (art. 10, KB/WGB), bepaalt dat als bewijs van betaling geldt, behoudens tegenbewijs:
- voor stortingen of postwissels, de door de Post gedagtekende ontvangstbewijzen;
- voor overschrijvingen en cheques, de rekeninguittreksels en erbijhorende stukken.
2. Ontvangstbewijs van cheques
Nummer 300/104
Het aanvaarden van cheques gebeurt steeds "onder voorbehoud van goede afloop". De wet heeft dan ook voorzien dat slechts de rekeninguittreksels en de erbij horende stukken als bewijs van betaling door middel van cheques kunnen gelden.
Vermits er slechts sprake zal zijn van een daadwerkelijke betaling bij de creditering van de postrekening van het ontvangkantoor, mag de ontvanger in geen geval zelf kwijting geven ten belope van het chequebedrag. Het feit dat de betaling met een cheque uiteindelijk uitwerking zal hebben op de datum waarop die cheque aan de ontvanger is overhandigd, doet daaraan geen afbreuk.
Op vraag van de belastingschuldige mag hen nochtans een ontvangstbewijs worden afgeleverd waarop de datum van de overhandiging van de cheque wordt vermeld en dat enkel als bewijs van die afgifte geldt.
VI. VERJARINGSTERMIJN VOOR DE INVORDERING
Nummer 300/105
De verjaring van de inkomstenbelastingen, de ermee gelijkgestelde belastingen en de voorheffingen is vijfjaarlijks, d.w.z. dat zij na 5 jaar is vervuld.
Bepaalde stuitende handelingen hebben als gevolg de lopende verjaring te doen ophouden. Bepaalde oorzaken schorsen de loop van de verjaring gedurende een zekere tijd.
Nummer 300/106
De terzake toepasselijke regels zijn hier niet opgenomen; zij maken het voorwerp uit van de commentaar van de art. 443bis en 443ter, WIB 92.
Nummer 300/107
Overeenkomstig art. 300, § 1, 1°, WIB 92, regelt de Koning de wijze van vervolgen van de directe belastingen, de voorheffingen en de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (zie art. 2, WGB) die niet werden betaald binnen de wettelijke termijnen (zie commentaar van art. 413, WIB 92).
Nummer 300/108
Eens de op het AB vermelde betalingstermijn is verstreken en alvorens de vervolgingen aan te vangen, raadt de administratie aan om, niettegenstaande er geen enkele wettelijke verplichting daartoe bestaat, onder gesloten omslag, per gewone post, aan de belastingschuldige een aanmaning te verzenden tot onmiddellijke betaling van de inkomstenbelasting, de ermee gelijkgestelde belasting of de voorheffing, op straffe van gerechtelijke vervolgingen. In principe wordt deze aanmaning automatisch aan de belastingschuldige verzonden door het informaticasysteem.
Deze aanmaning vermeldt dat het bedrag onmiddellijk betaald moet worden.
C. De aangetekende herinneringsbrief
Nummer 300/109
Indien de ontvanger beslist over te gaan tot de betekening van een dwangbevel bij gerechtsdeurwaardersexploot (zie nr. 300/116), legt de wet hem op, ten minste één maand voor de betekening van deze akte, aan de belastingschuldige een aangetekende herinneringsbrief te sturen.
Nummer 300/110
De verzending van deze herinneringsbrief is verplicht, ongeacht de aard van de aanslag, behalve voor de BV, ingekohierd bij gebrek aan betaling binnen de wettelijke termijn voorzien in 412, WIB 92, het aanslagjaar waaraan deze is verbonden en de datum van uitvoerbaarverklaring van het kohier.
De verzending van een aangetekende herinneringsbrief is niet vereist indien de rechten van de Schatkist in gevaar zijn, gelet op de situatie en de houding van de belastingschuldige.
Nummer 300/111
De kosten van deze aangetekende verzending zijn ten laste van de belastingschuldige.
Berekening van de termijn van één maand
Nummer 300/112
De minimumtermijn van één maand tussen de verzending van de aangetekende herinneringsbrief en de betekening van het dwangbevel wordt als volgt berekend:
- de dag van aanvang van de termijn (verzendingsdatum van de aangetekende herinneringsbrief) wordt niet meegerekend: de termijn vangt de volgende dag aan;
- de termijn is verlopen wanneer de laatste dag ervan is verstreken;
- het feit dat de laatste dag van de termijn een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, geeft geen aanleiding tot een verlenging van de betaaltermijn tot de volgende werkdag.
1. Algemeen
Nummer 300/113
De vervolgingen die met het oog op de invordering van de directe belastingen, de ermee gelijkgestelde belastingen en de voorheffingen (zie nr. 300/107) moeten worden ingespannen, worden beheerst door art. 146 tot 171, KB/WIB 92.
Nummer 300/114
De vervolgingen worden onderverdeeld in twee grote categorieën:
- de rechtstreekse vervolgingen, die gericht zijn tegen de belastingschuldigen die in het kohier zijn opgenomen of hun vertegenwoordigers;
- de onrechtstreekse vervolgingen, die gericht zijn tegen derden, krachtens het door de wet toegelaten verhaal (art. 147, KB/WIB 92), met het oog enig goed te vatten dat aan de schuldenaar van de belasting toebehoort.
Alle vervolgingen die zijn ingesteld tegen andere personen dan de in het kohier opgenomen belastingschuldigen, zijn niet noodzakelijk onrechtstreekse vervolgingen. Aldus kunnen onbekwamen, in principe, niet worden vervolgd dan in de persoon van hun ouders, voogden, bewindvoerders, curators en andere wettelijke vertegenwoordigers, kan de invordering van de door de overleden personen verschuldigde belastingen rechtstreeks worden vervolgd ten laste van hun erfgenamen, algemene legatarissen en legatarissen onder algemene titel, …
Dienaangaande is er geen enkele verplichting voor de ontvanger om eerst een beroep te doen op rechtstreekse vervolgingen en nadien op onrechtstreekse, of omgekeerd. Het is echter wel van belang de vervolgingen in te stellen met de zorg om in de mate van het mogelijke zo weinig mogelijk schade te berokkenen aan de belastingschuldige.
Wanneer hij beslist tot vervolgen over te gaan dient de ontvanger erover te waken dat de vervolgingen, in de mate van het mogelijke, worden gedaan voor alle op dat moment door de belastingschuldige verschuldigde aanslagen.
2. De rechtstreekse vervolgingen
Nummer 300/115
Art. 148, KB/WIB 92, geeft een opsomming van de rechtstreekse vervolgingen:
1° het dwangbevel;
2° het uitvoerend beslag op roerend goed;
3° het beslag op tak- en wortelvaste vruchten;
4° het uitvoerend beslag op zee- en binnenschepen;
5° het uitvoerend beslag op onroerend goed.
Deze vervolgingen zijn gerechtelijk en hun geldigverklaring behoort tot de bevoegdheid van de gewone rechtbanken.
a ) Het dwangbevel
Nummer 300/116
Het dwangbevel is een akte, waarbij de verzoeker, optredend door het ambt van een deurwaarder, een persoon beveelt uit te voeren wat een vonnis hem veroordeeld heeft te doen of waartoe hij zich heeft verbonden bij uitvoerbare akte, door hem een afschrift te geven van de ten uitvoer te leggen titel, indien deze niet reeds werd betekend, en door hem te verklaren dat in geval van weigering hij door alle rechtsmiddelen ertoe zal gedwongen worden.
Het heeft tot doel de achterstallige belastingschuldige ter kennis te brengen hetgeen hij nog verschuldigd is en hem de mogelijkheid tot betaling te bieden teneinde de ongemakken verbonden aan een beslag op zijn goederen te vermijden.
Het dient als basis voor de werkelijke dwang, d.w.z. de tenuitvoerlegging. De nietigheid ervan brengt de nietigheid mee van het beslag.
Elk uitvoerend beslag, dat één van de rechtstreekse vervolgingen uitmaakt, moet in principe worden voorafgegaan door een dwangbevel.
Nummer 300/117
Aangezien er verscheidene middelen tot tenuitvoerlegging bestaan, bestaan er ook verscheidene soorten dwangbevelen, te weten:
- het dwangbevel voorafgaand aan het uitvoerend beslag op roerend goed (zie nrs. 300/123 e.v.) wanneer het exploot de belastingschuldige bedreigd met beslag op zijn roerende goederen;
- het dwangbevel voorafgaand aan het beslag op tak- en wortelvaste vruchten (zie nrs. 300/134 e.v.) wanneer het exploot de belastingschuldige bedreigd met beslag op de hem toebehorende wortelvaste vruchten;
- het dwangbevel voorafgaand aan het uitvoerend beslag op zee- en binnenschepen (zie nrs. 300/137 e.v.) wanneer het exploot de belastingschuldige bedreigd met beslag op zijn zee- en binnenschepen;
- het dwangbevel voorafgaand aan het uitvoerend beslag op onroerend goed (zie nrs. 300/139 e.v.) wanneer het exploot de belastingschuldige bedreigd met beslag op zijn onroerende goederen.
Nummer 300/118
De betekening van een dwangbevel wordt geregeld in art. 149 en 150, KB/WIB 92. Dienaangaande valt op te merken dat het eerste dwangbevel niet kan worden betekend dan na het verstrijken van ten minste één maand vanaf het verzenden van een aangetekende herinneringsbrief (zie nr. 300/109).
Nummer 300/119
De wet legt geen formules of sacramentele uitdrukkingen op. Voor de geldigheid van het exploot volstaat het dat uit het geheel van de akte blijkt dat de voorgeschreven formaliteiten werden nageleefd.
Het dwangbevel moet niettemin bovenaan een afschrift bevatten van het kohieruittreksel, evenals een afschrift van de uitvoerbaarverklaring van het kohier en van het dwangschrift van de ontvanger. Deze afschriften worden door de instrumenterende gerechtsdeurwaarder, in de tekst van de akte, eensluidend verklaard met het origineel.
Nummer 300/120
De dwangbevelen voorafgaand aan uitvoerend beslag op roerend goed, op tak- en wortelvaste vruchten en op zee- en binnenschepen bevelen de achterstallige belastingen te betalen binnen een tijdspanne van 24 uur, onder bedreiging van tenuitvoerlegging (beslag).
Deze termijn van één dag wordt berekend van middernacht tot middernacht en omvat alle dagen, zelfs de zaterdag, zondag en de wettelijke feestdagen.
De belastingschuldige beschikt voor de betaling van zijn schuld aldus over de volledige dag volgend op de dag van de betekening. Bij gebrek aan betaling zal het beslag slechts kunnen worden gelegd ten vroegste op de op die dag volgende dag.
Voorbeeld
Een dwangbevel voorafgaand aan uitvoerend beslag op roerend goed wordt betekend op 21.3.2008. 22.3.2008, de dag in de loop waarvan de belastingschuldige zijn schuld moest betalen, is een zaterdag en 23 en 24.3.2008 vallen op Pasen en Paasmaandag, zodat de in het dwangbevel voorziene betalingstermijn slechts verstrijkt op dinsdag 25.3.2008 om middernacht en men in voorkomend geval de vervolgingen slechts kan voortzetten vanaf ten vroegste woensdag 26.3.2008. Deze termijn kan niet worden verkort.
Nummer 300/121
De in het dwangbevel voorziene betalingstermijn is een minimumtermijn.
Nummer 300/122
De ingevolge de betekening van een dwangbevel gedane gedeeltelijke betalingen verhinderen niet de voortzetting van de vervolgingen (art. 150, KB/WIB 92).
b ) Het uitvoerend beslag op roerend goed
Nummer 300/123
Art. 151, KB/WIB 92 bepaalt dat het uitvoerend beslag op roerend goed met het oog op de invordering van inkomstenbelastingen, ermee gelijkgestelde belastingen en voorheffingen geschiedt op de wijze bepaald in het Gerechtelijk Wetboek (art. 1499 tot 1528).
Nummer 300/124
Het uitvoerend beslag op roerend goed is de onttrekking van alle roerende en materiële goederen, toebehorend aan de belastingschuldige en die zich in zijn handen, in handen van zijn vertegenwoordiger of bij een derde bevinden, gevolgd door de verkoop, waarvan de opbrengst zal worden aangewend tot de betaling van de schuldeisers.
Kunnen evenwel niet worden gevat door middel van een uitvoerend beslag op roerend goed:
- de onroerende goederen door hun aard, bestemming of blijvende verbinding;
- de onlichamelijke goederen, d.w.z. de goederen die geen materiële vorm aannemen (b.v. de schuldvorderingen);
- de goederen die geen eigendom zijn van de belastingschuldige;
- de vervangbare goederen die zich niet in handen van de belastingschuldige bevinden;
- bepaalde door de wet aangeduide goederen, zoals het nodige bed en beddegoed van de beslagene en van zijn gezin, de kleren en het linnengoed volstrekt noodzakelijk voor hun persoonlijk gebruik alsmede de meubelen nodig om deze op te bergen, een wasmachine en strijkijzer, de toestellen die noodzakelijk zijn voor de verwarming, één verlichtingstoestel per bewoonde kamer, een toestel om warme maaltijden te bereiden, een toestel om voedingsmiddelen te bewaren, het vaatwerk en het huishoudgerei dat volstrekt noodzakelijk is voor het gezin, bepaalde boeken en voorwerpen, bepaalde dieren, de goederen die de beslagene volstrekt nodig heeft voor zijn beroep (tot een waarde van 2.500 EUR op het tijdstip van het beslag en naar keuze van de beslagene, behalve voor de betaling van de prijs van die goederen), enz.
Het uitvoerend beslag op roerend goed heeft niet als gevolg dat de eigendom van de goederen waarop zij betrekking heeft wordt overgedragen aan de beslaglegger. Tot aan de verkoopdag verliest de beslagene enkel de beschikking over de goederen.
Nummer 300/125
Het uitvoerend beslag op roerend goed kan worden gelegd vanaf het ogenblik dat de in het dwangbevel voorziene termijn van 24 uur (zie nr. 300/120) is verstreken.
In geval van hoogdringendheid kan uitvoerend beslag op roerend goed worden gelegd zonder dat een dwangbevel werd betekend (zie nr. 300/127).
Nummer 300/126
Enkel een gerechtsdeurwaarder kan overgaan tot het leggen van een uitvoerend beslag op roerend goed op verzoek van de vervolgende ontvanger.
Hij moet zich begeven naar de plaats waar de in beslag te nemen goederen zich bevinden. Hij dient te worden bijgestaan door een meerderjarige getuige die geen bloedverwant of aanverwant is van de partijen of van hemzelf tot en met de graad van achterneef.
Nummer 300/127
Art. 152 tot 154, KB/WIB 92 formuleren enkele bijzondere, van het gemeen recht afwijkende, regels.
Aldus verzoekt de instrumenterende gerechtsdeurwaarder, vóór de inbeslagneming, de belastingschuldige hem de kwitantie te vertonen van de op zijn aanslagen gestorte afkortingen en vermeldt dit verzoek in het proces-verbaal van beslag (art. 152, KB/WIB 92). Blijft dit verzoek zonder gevolg, dan gaat de gerechtsdeurwaarder, bijgestaan door zijn getuige, over tot het opmaken van het proces-verbaal van beslag. Teneinde te beletten dat de beslagen goederen verduisterd worden of vervangen worden door voorwerpen van mindere waarde, moet het proces-verbaal een nauwkeurige en omstandige beschrijving van de in beslag genomen voorwerpen bevatten.
Het verzet van de belastingschuldige tegen het dwangbevel verhindert het uitvoerend beslag op roerend goed niet, tenzij de instrumenterende gerechtsdeurwaarder het nuttig mocht achten daaromtrent de mening van de ontvanger in te winnen. Naar gelang van het geval, gelast deze de schorsing of de voortzetting van verdere vervolgingen (art. 153, KB/WIB 92).
De tenuitvoerlegging wordt enkel geschorst wanneer het verzet betrekking heeft op de vorm van de akten. In dat geval kan de verkoop van de in beslag genomen voorwerpen slechts geschieden na een gerechtelijke beslissing, welke zodra mogelijk, moet worden gewezen.
Tegenover belastingschuldigen die door wegneming van roerende voorwerpen of anderszins pogen de waarborgen van de Schatkist te doen verdwijnen of gewoon te verminderen, kan de ontvanger rechtstreeks uitvoerend beslag op roerend goed doen leggen zonder voorafgaande betekening van een dwangbevel (art. 154, KB/WIB 92).
In dat geval behelst het exploot van inbeslagneming het dwangbevel vóór beslag en bevat het bovenaan een uittreksel uit het kohierartikel betreffende de belastingschuldige en een afschrift van de uitvoerbaarverklaring, zomede de gronden voor het niet vooraf betekenen van een dwangbevel.
Nummer 300/128
Het proces?verbaal van uitvoerend beslag op roerend goed moet een nauwkeurige en omstandige beschrijving van de in beslag genomen voorwerpen bevatten, teneinde te beletten dat de beslagen goederen verduisterd worden of vervangen worden door voorwerpen van mindere waarde.
Het bevat de vermelding van de plaats, dag en uur van de verkoop van de in beslag genomen goederen.
Nummer 300/129
De verkoop is het einddoel van het beslag; zij maakt een integrerend deel uit van de procedure van uitvoerend beslag op roerend goed.
In principe gaat het om een gedwongen verkoop, d.w.z. een verkoop bij opbod, waarbij er een toewijzing aan de hoogste bieder plaatsvindt, ongeacht de aangeboden prijs, middels contante betaling.
Nummer 300/130
Het is de ontvangers en instrumenterende gerechtsdeurwaarders verboden rechtstreeks of onrechtstreeks enig voorwerp, waarvan zij de verkoop bewerkstelligen, te kopen of voor zich te doen kopen op straffe van nietigheid van de verkoop en van toepassing van de bij art. 533 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalde tuchtstraffen voor de gerechtsdeurwaarders (art. 161, KB/WIB 92).
Nummer 300/131
Zodra de verkoop een bedrag heeft opgebracht dat volstaat om de kosten en de schuldvorderingen van de beslagleggers en van de eventuele verzetdoende schuldeisers of schuldeisers die verzet op de prijs hebben gedaan te dekken, moeten de verkoopverrichtingen worden stopgezet en de nog niet verkochte voorwerpen aan de beslagene worden teruggegeven.
Een proces?verbaal van alle verkoopverrichtingen wordt door de gerechtsdeurwaarder opgemaakt. Het bevat de naam en de woonplaats van de kopers.
Nummer 300/132
De schuldenaar op wiens roerende goederen uitvoerend beslag is gelegd, kan de in beslag genomen goederen in der minne verkopen ten einde de opbrengst ervan te gebruiken om de schuldeisers te betalen. De schuldenaar moet aldus de hem gedane aankoopvoorstellen, binnen 10 dagen na de betekening van de beslaglegging, meedelen aan de gerechtsdeurwaarder. Wanneer de gerechtsdeurwaarder meent dat deze voorstellen ontoereikend zijn of wanneer de beslaglegger bewijst dat ze ontoereikend zijn, wordt niet ingegaan op het verzoek tot minnelijke verkoop. Indien het minnelijk aankoopaanbod wordt aanvaard, moet de prijs binnen 8 dagen na die aanvaarding in handen van de optredende gerechtsdeurwaarder worden betaald. De gerechtsdeurwaarder maakt een proces-verbaal op van de verkoop in der minne.
Nummer 300/133
Wanneer geen andere schuldeisers beslag of verzet hebben gedaan, stort de gerechtsdeurwaarder de bruto-opbrengst van de verkoop in handen van de ontvanger, na evenwel eerst de vervolgingskosten die hem toekomen af te trekken (art. 162, § 1, KB/WIB 92).
Wanneer de ontvanger in samenloop komt met andere beslagleggende of verzetdoende schuldeisers, moet de eventuele overmaking van het geheel of een gedeelte van de verkoopopbrengst worden voorafgegaan door een evenredige verdeling op initiatief van de instrumenterende gerechtsdeurwaarder (art. 162, § 2, KB/WIB 92), waarin rekening wordt gehouden met de wettige redenen van voorrang die ieder van hen heeft doen gelden.
De ontvanger rekent de hem gestorte sommen aan volgens de in artikel 143 (zie nr. 300/97) gestelde regels; hij geeft aan de belastingschuldige bij ter post aangetekende brief kennis van de aldus gedane aanrekeningen en betaalt hem het eventuele overschot terug.
c) Het beslag op tak? en wortelvaste vruchten
Nummer 300/134
Het beslag op tak? en wortelvaste vruchten geschiedt op de wijze bepaald in het Gerechtelijk Wetboek (art. 157, KB/WIB 92).
Nummer 300/135
Het beslag op tak? en wortelvaste vruchten is een handeling waardoor de ontvanger gerechtelijk de hand legt op de wortelvaste vruchten die toebehoren aan een belastingschuldige - die niet in alle gevallen eigenaar is van de grond waarop de vruchten groeien - ten einde ze rijp te doen verkopen en de verschuldigde belastingen van de prijs af te nemen.
Nummer 300/136
Dit beslag maakt het mogelijk te treffen, vooraleer ze van de grond zijn losgemaakt:
- de natuurlijke vruchten, d.w.z. deze die spontaan door de aarde worden opgeleverd;
- de vruchten van nijverheid, d.w.z. deze die door bebouwing worden verkregen.
d) Het uitvoerend beslag op zee- en binnenschepen
Nummer 300/137
Uitvoerend beslag op zeeschepen en binnenschepen geschiedt op de wijze bepaald in het Gerechtelijk Wetboek (art. 158, KB/WIB 92).
Nummer 300/138
Het wordt voorafgegaan door een dwangbevel (zie nr. 300/117), waarvan het achterwege blijven niet kan worden verantwoord, zelfs niet door de hoogdringendheid.
Onmiddellijk na het dwangbevel mag worden overgegaan tot beslag. De ontvanger mag echter niet meer dan één jaar laten verlopen vanaf het dwangbevel, zo niet moet hij het dwangbevel vernieuwen vooraleer hij beslag legt.
e)Het uitvoerend beslag op onroerend goed
Nummer 300/139
Uitvoerend beslag op onroerend goed geschiedt op de wijze bepaald in het Gerechtelijk Wetboek (art. 159, KB/WIB 92).
Nummer 300/140
Het heeft betrekking op de onroerende goederen die eigendom zijn van de belastingschuldige alsook op bepaalde onroerende rechten zoals het vruchtgebruik, de erfpacht of het recht van opstal.
Het onroerend goed dat dient als hoofdverblijfplaats van de zelfstandige, natuurlijke persoon, kan evenwel onder bepaalde voorwaarden en mits vervulling van bepaalde formaliteiten niet voor beslag vatbaar worden verklaard.
Nummer 300/141
Het uitvoerend beslag op onroerend goed wordt steeds voorafgegaan door een dwangbevel (zie nr. 300/117).
Nummer 300/142
Tot uitvoerend beslag op onroerend goed mag slechts 15 dagen na het dwangbevel worden overgegaan en er mag niet meer dan 6 maanden verlopen tussen het dwangbevel en het beslag.
Nummer 300/143
Het exploot van beslag moet uiterlijk binnen 15 dagen worden overgeschreven op het hypotheekkantoor van de plaats waar het goed gelegen is. Deze overschrijving geldt slechts voor 3 jaren, behoudens vernieuwing voor afloop van de termijn.
Vanaf de overschrijving van het beslag of van het dwangbevel kunnen vervreemdingen en hypotheekvestigingen, verricht na de overschrijving, en deze die daarvoor verricht zijn maar op dat ogenblik nog niet zijn over- of ingeschreven, niet meer worden ingeroepen tegen de ontvanger.
Nummer 300/144
Wanneer de procedure moet worden doorgedreven, wijst de beslagrechter, op verzoek van de ontvanger, een notaris aan om het goed te verkopen en de prijs te verdelen.
De verkoop uit de hand van het onroerend goed blijft nochtans mogelijk. Binnen 8 dagen vanaf de betekening van het beslagexploot, bezorgt de belastingschuldige een aankoopbod aan de rechter, die ter zake een soevereine beoordelingsbevoegdheid heeft. Dergelijke verkoop kan worden toegestaan op verzoek van de ontvanger. Tegen de beschikking van de rechter tot verkoop uit de hand is geen verzet of hoger beroep mogelijk, wel derdenverzet.
3. De onrechtstreekse vervolgingen
Nummer 300/145
De onrechtstreekse vervolgingen bestaan uit:
- het vereenvoudigd derdenbeslag dat door de ontvanger bij ter post aangetekende brief aan derden wordt gericht;
- het door een gerechtsdeurwaarder gelegde gemeenrechtelijk uitvoerend beslag onder derden.
Nummer 300/146
Zoals dit ook het geval is inzake het uitvoerend beslag op roerend goed (zie nr. 300/124) bestaan er bepaalde goederen die niet of slechts gedeeltelijk vatbaar zijn voor onrechtstreekse vervolgingen.
Aldus zijn in het geheel niet voor beslag vatbaar, de kinderbijslagen, de wezenpensioenen of -renten, de tegemoetkomingen aan andersvaliden, het gewaarborgd inkomen van bejaarden, het bestaansminimum, de bedragen uitgekeerd als maatschappelijke dienstverlening door de O.C.M.W.'s, enz.
De sommen uitbetaald ter uitvoering van een arbeidscontract, of in het algemeen uitgekeerd aan een persoon die tegen loon onder het gezag van iemand anders arbeid verricht, kunnen slechts in beslag worden genomen voor de gedeelten, vastgesteld bij een jaarlijks gepubliceerd koninklijk besluit.
Op verzoek van de beslagene kan de beslagrechter de voormelde beslagbeperkingen van toepassing maken op andere inkomsten, zoals inkomsten uit zelfstandige arbeid, inkomsten uit kapitalen of huurinkomsten.
De vervangingsinkomsten (pensioenen, werkloosheidsuitkeringen, enz.) kunnen eveneens slechts in beslag genomen worden voor de gedeelten, vastgesteld bij een jaarlijks gepubliceerd koninklijk besluit.
Er dient ter zake te worden opgemerkt dat wanneer deze bedragen zijn gestort op een zichtrekening, de in beslag genomen inkomsten genieten van een in de tijd beperkte bescherming. Aldus zijn de beperkingen van het beslagbaar deel van de voormelde inkomsten eveneens van toepassing gedurende een periode van 30 dagen vanaf de inschrijving van deze bedragen op de creditzijde van de zichtrekening.
a) Het vereenvoudigd derdenbeslag
Nummer 300/147
De bevoegde ontvanger kan krachtens art. 164, KB/WIB 92, bij ter post aangetekende brief, in handen van een derde overgaan tot uitvoerend beslag onder derden, ook vereenvoudigd derdenbeslag genoemd, op de aan de belastingschuldige verschuldigde of toebehorende sommen en zaken, tot beloop van het bedrag, geheel of gedeeltelijk, dat door deze laatste verschuldigd is uit hoofde van inkomstenbelastingen, ermee gelijkgestelde belastingen, voorheffingen, belastingverhogingen, nalatigheidsinteresten, boeten en kosten van vervolging of tenuitvoerlegging.
Het dient niet te worden voorafgegaan door een dwangbevel.
Nummer 300/148
Het beslag wordt bij een ter post aangetekende brief aan de belastingschuldige aangezegd. Dit beslag heeft uitwerking vanaf de overhandiging van het stuk aan de geadresseerde.
Nummer 300/149
In geval hij niet akkoord gaat, kan de belastingschuldige, binnen de 15 dagen te rekenen vanaf de afgifte ter post van de aanzegging van het beslag, bij de bevoegde ontvanger, bij ter post aangetekende brief, verzet aantekenen tegen het beslag. Hij moet binnen dezelfde termijn bij ter post aangetekende brief de derde-beslagene inlichten.
Nummer 300/150
Vanaf de ontvangst van de akte houdende derdenbeslag, mag de derde-beslagene de sommen of zaken die het voorwerp zijn van het beslag niet meer uit handen geven, op straffe van door de beslagrechter, geheel of gedeeltelijk, gewoon schuldenaar te worden verklaard voor de oorzaken van het beslag (de verschuldigde belastingen).
De derde-beslagene is gehouden binnen de 15 dagen na het derdenbeslag een verklaring te doen van de sommen of zaken. De verklaring van derde-beslagene (identiek aan deze voorzien in de procedure van het gemeenrechtelijk uitvoerend beslag onder derden; zie nr. 300/156) wordt bij ter post aangetekende brief, of tegen ontvangstbewijs, verzonden aan de ontvanger en aan de belastingschuldige. Zij vermeldt in voorkomend geval het verzet van de belastingschuldige.
Hij beschikt over een termijn van 2 werkdagen vanaf het verstrijken van de termijn van 15 dagen te rekenen vanaf de aanzegging aan de belastingschuldige om zich in voorkomend geval te verzetten tegen het vereenvoudigd derdenbeslag, om afgifte te doen in handen van de ontvanger, van het bedrag van het beslag.
Nummer 300/151
De ontvanger dient over te gaan tot het gemeenrechtelijk uitvoerend beslag onder derden door middel van een deurwaardersexploot op de wijze bepaald in het Gerechtelijk Wetboek (zie nrs. 300/153 e.v.) wanneer:
- de belastingschuldige zich verzet tegen het vereenvoudigd derdenbeslag;
- de derde-beslagene zijn schuld tegenover de belastingschuldige betwist;
- de sommen en zaken het voorwerp zijn van een verzet of beslag onder derden, gedaan door andere schuldeisers vóór het vereenvoudigd derdenbeslag;
- de zaken te gelde moeten worden gemaakt (v.b. titels).
In deze gevallen behoudt het door de ontvanger gelegde vereenvoudigd derdenbeslag zijn gevolgen wanneer door de ontvanger een uitvoerend beslag onder derden bij deurwaardersexploot wordt gelegd binnen een maand na de afgifte ter post van het verzet van de belastingschuldige of van de verklaring van derde-beslagene. Na het verstrijken van die termijn wordt het als nietig en van generlei waarde beschouwd zodat de bewarende uitwerking van het verzoek eindigt en de derde-beslagene de beslagen sommen of zaken uit handen kan geven.
Nummer 300/152
De sommen die van het uitvoerend beslag onder derden voortkomen en aan de ontvanger zijn gestort, worden in ontvangst aangerekend overeenkomstig de regels van nrs 300/97 e.v.
De ontvanger stelt de belastingschuldige bij ter post aangetekende brief in kennis van de bestemming die werd gegeven aan de betalingen en betaalt hem het eventuele overschot terug.
b) Het gemeenrechtelijk uitvoerend beslag onder derden
Nummer 300/153
Het uitvoerend beslag onder derden moet in de gevallen die zijn opgesomd in nr. 300/151 geschieden door middel van een deurwaardersexploot op de wijze bepaald in het Gerechtelijk Wetboek (art. 165, KB/WIB 92).
Er dient geen voorafgaand dwangbevel te worden betekend.
Nummer 300/154
Het beslagexploot wordt aan de derde-beslagene betekend en binnen de 8 dagen aan de beslagen belastingschuldige aangezegd.
Nummer 300/155
Het beslag blijft van kracht zolang de belastingen waarvoor beslag gelegd wordt niet volledig betaald zijn in hoofdsom, interesten en kosten, en de derde?beslagene nog inkomsten, sommen of zaken onder zich houdt die de beslagene toekomen of toebehoren krachtens enige stilzwijgende of uitdrukkelijke verbintenis, contract of overeenkomst, die reeds bestond op het ogenblik van de ontvangst van het beslag door de derde-beslagene.
Nummer 300/156
Vanaf de ontvangst van het beslagexploot mag de derde-beslagene zich niet meer ontdoen van de sommen of zaken die het voorwerp van het beslag zijn op straffe van gewoon schuldenaar te worden verklaard voor de oorzaken van het beslag.
Bovendien moet hij binnen de 15 dagen na het derdenbeslag een verklaring afleggen omtrent de beslagen sommen of voorwerpen, waarbij hij nauwkeurig alle elementen moet vermelden die de rechten van de partijen vastleggen, inzonderheid:
- de oorzaken en het bedrag van de schuld, de dag van haar opeisbaarheid en, eventueel, de wijze van betaling;
- de bevestiging dat hij niet of niet meer de schuldenaar is van de belastingschuldige;
- de opgave van de beslagen onder derden die hem reeds ter kennis zijn gebracht;
- een omstandige staat van de roerende zaken die de derde onder zich houdt of die hij verschuldigd is, indien de uitvoering van het verzoek van de ontvanger de voorafgaande tegeldemaking van deze goederen vereist (b.v. effecten).
Indien er geen betwistingen zijn en ten vroegste twee dagen na het verstrijken van een termijn van 15 dagen te rekenen vanaf de aanzegging van het beslag aan de belastingschuldige (zie nr. 300/154), is de derde-beslagene verplicht - voor zover zijn schuld zeker en opeisbaar is - afgifte te doen aan de gerechtsdeurwaarder van de sommen die hij aan de beslagene verschuldigd is.
Slaat het derdenbeslag op zaken, dan worden deze te gelde gemaakt zoals inzake uitvoerend beslag op roerend goed.
Nummer 300/157
Wanneer hij niet voldoet aan de hem opgelegde verplichtingen (zie nr. 300/156), kan de derde-beslagene schuldenaar worden verklaard voor het geheel of voor een gedeelte van de oorzaken van het beslag of veroordeeld worden de in beslag genomen sommen aan de gerechtsdeurwaarder te overhandigen.
In dat geval is de tussenkomst van de beslagrechter noodzakelijk om betaling te bekomen (vonnis).
Nummer 300/158
De vervolgingen inzake directe belastingen worden ingesteld door gerechtsdeurwaarders (art. 167, KB/WIB 92).
VIII. TARIEF VAN DE VERVOLGINGSKOSTEN
Nummer 300/159
Art. 300, § 1, 2°, WIB 92, bepaalt dat de Koning het tarief van de vervolgingskosten regelt.
Art. 172, KB/WIB 92, voorziet dat de vervolgingskosten worden bepaald volgens de regels die in burgerlijke en handelszaken worden in acht genomen voor de akten van gerechtsdeurwaarders.
Nummer 300/160
De vervolgingskosten zijn ten laste van de achterstallige belastingschuldigen (art. 173, KB/WIB 92).
Die kosten komen volledig toe aan de instrumenterende gerechtsdeurwaarders.
IX. SCHORSING VAN TENUITVOERLEGGING VAN GERECHTELIJKE BESLISSINGEN
Nummer 300/161
Art. 1118, Ger.W bepaalt dat, in burgerlijke zaken, de voorziening in cassatie slechts schorsende werking heeft in de gevallen vastgelegd bij wet.
Nummer 300/162
Inzake inkomstenbelastingen werd in een bijzondere regel voorzien.
Aldus werd art. 300, WIB 92 aangevuld met een § 2 die voorziet dat wanneer een vordering voor het gerecht, zelfs gedeeltelijk, maatregelen tot onderwerp heeft welke ertoe strekken de invordering te verwezenlijken of te waarborgen van de belasting, daarin begrepen alle opcentiemen, verhogingen en boeten, alsmede van de desbetreffende interesten en kosten, de cassatietermijn zomede de voorziening in cassatie schorsende kracht hebben.
Deze bepaling is verenigbaar met art. 1115 van het Gerechtelijk Wetboek, volgens hetwelk "de cassatiearresten niet kunnen worden ten uitvoer gelegd dan na betekening aan de partij, op straffe van nietigheid der tenuitvoerlegging".