Artikel 54, WIB 92

Art. 54 (vervanging) treedt in werking op 01.01.2024 en is van toepassing op de bedragen die vanaf 01.01.2024 worden betaald of toegekend (art. 12, en 14, 1ste lid, progW 22.12.2023 - B.S. 29.12.2023; Numac: 2023048600)


§ 1. Interesten, in artikel 90, eerste lid, 11°, bedoelde vergoedingen, die worden betaald als compensatie voor deze intresten, retributies voor de concessie van het gebruik van uitvindingsoctrooien, fabricageprocédés en andere dergelijke rechten, of bezoldigingen voor prestaties of diensten, worden niet als beroepskosten aangemerkt indien zij rechtstreeks of onrechtstreeks worden betaald of toegekend aan een in artikel 227 bedoelde belastingplichtige of aan een buitenlandse inrichting waarmee de in België gevestigde belastingplichtige zich rechtstreeks of onrechtstreeks in een of andere band van wederzijdse afhankelijkheid bevindt en die krachtens de bepalingen van de wetgeving van het land waarin zij zijn gevestigd daar niet onderworpen zijn aan een inkomstenbelasting of voor die inkomsten in kwestie onderworpen zijn aan een belastingregeling dat aanzienlijk voordeliger is dan de regeling waaraan die inkomsten onderworpen zijn in België.

§ 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing indien de belastingplichtige kan bewijzen dat de verrichting wordt verricht met een onderneming die onderworpen is aan een effectieve inkomstenbelasting die minstens gelijk is aan de helft van de inkomstenbelasting die verschuldigd zou zijn indien deze onderneming in België gevestigd zou zijn.

§ 3. Paragraaf 1 is niet van toepassing indien de belastingplichtige door elk bewijsmiddel, met uitzondering van een eed, aantoont dat de betaling deel uitmaakt van een authentieke verrichting in die zin dat ze is verricht om geldige zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen.