Commentaar van art. 97, WIB 92

Onderafdeling II - Vaststelling van het netto-inkomen

Art. 97, WIB 92

I. VOORWOORD

97/0

II. WETTEKSTEN

97/0

III. KB/WIB 92

97/1

IV. VASTSTELLING VAN HET NETTO-INKOMEN

97/2-68

A. Winst of baten behaald buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid

97/2-7.1

B. Prijzen, subsidies, enz., toegekend aan geleerden, schrijvers of kunstenaars

97/8

C. Onderhoudsuitkeringen, kapitalen die zulke uitkeringen vervangen en terugwerkend gedeelte van onderhoudsuitkeringen

97/9

D. Inkomsten verkregen uit de onderverhuring of de overdracht van huur van onroerende goederen, of uit de concessie van het recht om een onroerend goed te gebruiken om er plakbrieven of andere reclamedragers te plaatsen

97/10-22

E. Loten van effecten van leningen

97/23

F. Opbrengsten uit de verhuring van jacht-, vis- en vogelvangstrecht

97/24

G. Meerwaarden op ongebouwde onroerende goederen

97/25-59

H. Meerwaarden verwezenlijkt naar aanleiding van de overdracht van belangrijke deelnemingen

97/60-68

I. VOORWOORD

Om een rationele indeling van de te behandelen stof mogelijk te maken, worden de art. 97 tot 102, WIB 92, samen besproken.

II. WETTEKSTEN

Nummer 97/0

Art. 97. - De in artikel 90, 1°, vermelde inkomsten worden naar het nettobedrag ervan in aanmerking genomen, dit is het brutobedrag verminderd met de kosten waarvan de belastingplichtige het bewijs levert dat zij tijdens het belastbare tijdperk zijn gedaan of gedragen om die inkomsten te verkrijgen of te behouden.

Art. 98. - De in artikel 90, 2°, 5° tot 7° vermelde inkomsten worden in aanmerking genomen naar het aan de verkrijger werkelijk betaalde of toegekende bedrag, in voorkomend geval verhoogd met de roerende voorheffing.

Art. 99. - De in artikel 90, 3° en 4°, vermelde uitkeringen of kapitalen worden in aanmerking genomen tot 80 pct. van het aan de verkrijger betaalde of toegekende bedrag.

Art. 100. - De in artikel 90, 5°, vermelde inkomsten worden in aanmerking genomen :

1° met betrekking tot de onderverhuring of de overdracht van huur van onroerende goederen, naar het verschil tussen de volgende twee grootheden :

a) het totale bedrag van de door de huurder of overdrager verkregen huurprijs en andere huurvoordelen en van de huurwaarde van de lokalen die hij zelf betrekt;

b) het totale bedrag van de door de huurder of overdrager betaalde huurprijs en huurlasten en van de kosten die hij verantwoordt in het belastbare tijdperk te hebben gedaan of gedragen om die inkomsten te verkrijgen of te behouden;

2° met betrekking tot de concessie van het recht om plakbrieven of andere reclamedragers te plaatsen, naar het verschil tussen de volgende twee grootheden :

a) het totale bedrag van de door de overdrager verkregen bedragen en voordelen;

b) het totale bedrag van de kosten die de overdrager verantwoordt tijdens het belastbare tijdperk te hebben gedaan of gedragen om die inkomsten te verkrijgen of te behouden; bij gebrek aan bewijskrachtige gegevens worden die kosten forfaitair vastgesteld op 5 pct. van de verkregen bedragen en voordelen.

In beide gevallen worden de voordelen die ineens worden verkregen of de kosten die ineens worden gedaan over de gehele duur van het huurcontract of van de concessie verdeeld.

Art. 101. - § 1. De in artikel 90, 8°, vermelde meerwaarden worden in aanmerking genomen naar het verschil tussen de volgende twee grootheden :

1° de prijs waartegen het goed is overgedragen of, indien die hoger is, de verkoopwaarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend, met dien verstande dat die prijs of verkoopwaarde in voorkomend geval wordt verminderd met de kosten die de belastingplichtige verantwoordt te hebben gedaan of gedragen voor de vervreemding van het goed;

2° de prijs waartegen het goed onder bezwarende titel is verkregen door de belastingplichtige of de schenker, naargelang het goed is vervreemd in de omstandigheden als omschreven in artikel 90, 8°, a of b, of, indien die hoger is, de verkoopwaarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend, met dien verstande dat de verkrijgingsprijs :

a) wordt vermeerderd met de kosten van verkrijging of overgang en de uitgaven die bij gebrek aan bewijskrachtige gegevens op 25 pct. van de verkrijgingsprijs worden bepaald en de aldus vermeerderde prijs wordt verhoogd met 5 pct. voor elk jaar dat is verlopen tussen de data waarop het goed respectievelijk is verkregen en de vervreemding ervan is vastgesteld;

b) in voorkomend geval wordt verminderd met de vergoeding verkregen ter uitvoering van de wetgeving houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw.

§ 2. Voor zakelijke rechten met betrekking tot onroerende goederen, voor goederen die zijn verkregen of overgedragen tegen betaling van een lijfrente of van een tijdelijke rente, voor goederen die zijn ontvangen of overgedragen ingevolge ruiling, verdeling, inbreng in vennootschap, ontbinding van een vennootschap of een andere soortgelijke gebeurtenis, stelt de Koning met inachtneming van het bepaalde in § 1 regels voor de vaststelling van de belastbare meerwaarden.

Art. 102. - De in artikel 90, 9°, vermelde meerwaarden worden in aanmerking genomen naar het verschil tussen de in geld, in effecten of in enige andere vorm voor de overgedragen aandelen ontvangen prijs en de prijs waartegen de belastingplichtige of zijn rechtsvoorganger die aandelen onder bezwarende titel heeft verkregen; deze prijs wordt eventueel gerevaloriseerd overeenkomstig artikel 2, § 6.

III. KB/WIB 92

Afdeling XIX Meerwaarden op ongebouwde onroerende goederen (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 101, § 2)

Nummer 97/1

Art. 54. - § 1. In gevallen als vermeld in artikel 101, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en onverminderd § 1 van dat artikel, wordt de meerwaarde die ter gelegenheid van een overdracht onder bezwarende titel is verwezenlijkt op in België gelegen ongebouwde onroerende goederen of op zakelijke rechten met betrekking tot die onroerende goederen, vastgesteld met inachtneming van volgende bepalingen.

§ 2. Bij overdracht van de blote eigendom zonder voorbehoud van vruchtgebruik, van het vruchtgebruik of van het recht van gebruik van een goed, is de eerste grootheid van het verschil, dat moet worden berekend om de meerwaarde te bepalen, de prijs waartegen het recht is overgedragen, of, indien die hoger is, de verkoopwaarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend. Bij overdracht van de blote eigendom met voorbehoud van vruchtgebruik door de overdrager, is de eerste grootheid van het verschil de prijs van overdracht of, indien die hoger is, de verkoopwaarde van de volle eigendom die tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend, verminderd met de waarde van het vruchtgebruik berekend overeenkomstig artikel 47 van het Wetboek der Registratierechten.

Wanneer een zakelijk recht vermeld in het vorige lid als zodanig door de vervreemder is verkregen, is de tweede grootheid van het verschil gelijk aan de verkoopwaarde van de volle eigendom van het goed op de datum van verkrijging vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller de verkoopwaarde is van het zakelijk recht op de datum van de vervreemding, en de noemer de verkoopwaarde van de volle eigendom op dezelfde datum.

Is alleen de blote eigendom van een goed verkregen en is, nadat het vruchtgebruik is geëindigd, de volle eigendom van dat goed overgedragen, dan wordt als tweede grootheid van het verschil voor dat goed de verkoopwaarde in aanmerking genomen van de volle eigendom op de dag dat de blote eigendom is verkregen.

Slaat de overdracht op de blote eigendom of op het vruchtgebruik van een goed of wordt op een goed een ander zakelijk recht gevestigd, dan wanneer de vervreemder het onroerend goed in volle eigendom verkreeg, dan is de tweede grootheid van het verschil gelijk aan de prijs of de verkoopwaarde van de volle eigendom van dat goed bij de verkrijging, bepaald overeenkomstig artikel 101, § 1, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller gelijk is aan de eerste grootheid van het verschil vastgesteld op de wijze bepaald in onderhavige paragraaf, en de noemer aan de verkoopwaarde van de volle eigendom van het goed op de dag van de overdracht of vestiging van gezegd recht. Als waarde van die tweede grootheid mag evenwel nooit een bedrag in aanmerking worden genomen dat de kostprijs of de verkoopwaarde van de volle eigendom van het goed bij de verkrijging overtreft.

§ 3. Voor goederen overgedragen in volle eigendom of in blote eigendom zonder voorbehoud van vruchtgebruik tegen betaling van een lijfrente, van een tijdelijke rente of van elk ander levenslang recht, is de eerste grootheid van het verschil gelijk aan de waarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend, dit wil zeggen ofwel de gekapitaliseerde waarde van de rente of van het levenslang recht, eventueel verhoogd met het bedrag waarvan de betaling in kapitaal is bedongen boven de rente of het levenslang recht, ofwel indien die hoger is, de verkoopwaarde van respectievelijk de volle of de blote eigendom van de goederen.

Wanneer de goederen zijn verkregen in volle eigendom of in blote eigendom zonder voorbehoud van vruchtgebruik tegen betaling van een lijfrente, van een tijdelijke rente of van elk ander levenslang recht, is de tweede grootheid van het verschil gelijk aan de waarde die bij de verkrijging tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend, dit wil zeggen ofwel de gekapitaliseerde waarde van de rente of van het levenslang recht, eventueel verhoogd met het bedrag waarvan de betaling in kapitaal was bedongen boven de rente of het levenslang recht, ofwel, indien die hoger is, de verkoopwaarde van respectievelijk de volle of de blote eigendom van de goederen op het tijdstip van de verkrijging.

Slaat een overdracht of verkrijging als vermeld in deze paragraaf op de blote eigendom met voorbehoud van vruchtgebruik, dan gelden dezelfde regels, mits de verkoopwaarde van het goed te verminderen met die van het vruchtgebruik op de datum van de verkrijging berekend overeenkomstig artikel 47 van het Wetboek der Registratierechten.

§ 4. Bij ruiling van goederen, wanneer de ruilverrichting niet is vermeld in artikel 93, 1° en 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 :

1° is de eerste grootheid van het verschil gelijk aan de overeengekomen waarde van de overgedragen goederen, of bij gebreke daarvan aan de verkoopwaarde van de in ruil verkregen goederen verhoogd met de ontvangen of verminderd met de betaalde opleg, zonder dat die grootheid lager mag zijn dan de verkoopwaarde van de overgedragen goederen;

2° is de tweede grootheid van het verschil gelijk aan de overeengekomen waarde van de in ruil verkregen goederen, of, bij gebreke daarvan, aan de verkoopwaarde van de bij ruiling overgedragen goederen, verhoogd met de alsdan betaalde of verminderd met de alsdan ontvangen opleg, zonder dat die grootheid lager mag zijn dan de verkoopwaarde van de in ruil verkregen goederen op het tijdstip van de verkrijging.

Wanneer bij een ruilverrichting als vermeld in artikel 93, 2°, van hetzelfde Wetboek, de geruilde loten niet gelijk zijn, is in principe alleen de meerwaarde met betrekking tot het verschil tussen de loten belastbaar en is zij gelijk aan het verschil tussen :

- eensdeels, de opleg of, indien het hoger is, het verschil tussen de verkoopwaarde van beide loten, dat tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend, en

- anderdeels, de verkrijgingsprijs van het overgedragen goed, of de verkoopwaarde ervan op dat tijdstip, bepaald overeenkomstig artikel 101, § 1, 2°, van hetzelfde Wetboek, vermeningvuldigd met een breuk waarvan de teller gelijk is aan de opleg, of indien het hoger is, het verschil tussen de verkoopwaarde van beide loten, dat tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend, en de noemer aan de overeengekomen waarde, of, indien die hoger is, de verkoopwaarde van het overgedragen goed op de dag van de overdracht.

§ 5. Bij verdeling van goederen is de eerste grootheid van het verschil voor elk van de eigenaars in onverdeeldheid gelijk aan de overeengekomen waarde van zijn deel in de goederen die aan een of meerdere van zijn mede-eigenaars zijn toegekend of aan de verkoopwaarde die voor het vaststellen van de maatstaf van heffing van het registratierecht aan dat deel is toegekend, indien er geen waarde is overeengekomen of indien die waarde lager was dan de verkoopwaarde.

Bij overdracht van goederen waarvan de overdrager gedeeltelijk eigenaar is geworden ingevolge verkrijging van onverdeelde delen en gedeeltelijk ingevolge een latere verdeling van de onverdeeldheid, is de tweede grootheid van het verschil gelijk aan de som van de volgende twee bestanddelen :

- ten eerste, ofwel de prijs die voor de verkrijging van de onverdeelde delen is betaald, ofwel de verkoopwaarde ervan bij de verkrijging - bepaald overeenkomstig artikel 101, § 1, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 - in zover die prijs of waarde op de overgedragen goederen betrekking heeft;

- ten tweede, de overeengekomen waarde die aan het overblijvende deel van deze goederen bij die latere verdeling is gegeven of aan de verkoopwaarde die aan dat deel voor het vaststellen van de maatstaf van heffing van het registratierecht is toegekend, indien er geen waarde is overeengekomen bij de verdeling of indien die waarde lager was dan de toenmalige verkoopwaarde.

§ 6. Bij inbreng van goederen in vennootschap is de eerste grootheid van het verschil gelijk aan de waarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend, dit wil zeggen de waarde van de maatschappelijke rechten en van de kosten die de vennootschap ten gunste van de inbrenger op zich neemt, of, indien die hoger is, de verkoopwaarde van de ingebrachte goederen.

Wanneer het gaat om een overdracht door een belastingplichtige die overeenkomstig artikel 227, 2° of 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, aan de belasting van niet-inwoners is onderworpen en die het goed voorheen heeft verkregen door inbreng in vennootschap, wordt de tweede grootheid van het verschil gevormd door de waarde die bij die inbreng tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend, dit wil zeggen de waarde van de maatschappelijke rechten en van de kosten die voormelde belastingplichtige ten gunste van de inbrenger op zich nam, of, indien die hoger was, de verkoopwaarde van de destijds ingebrachte goederen.

§ 7. Slaat een overdracht of verkrijging als vermeld in de §§ 4 tot 6 op de blote eigendom van een goed met voorbehoud van vruchtgebruik door de overlater, dan blijven de in die paragrafen vermelde regels van kracht, met dien verstande dat als verkoopwaarde van die blote eigendom, de verkoopwaarde van de volle eigendom op de datum van de overdracht in aanmerking wordt genomen verminderd met de waarde van het vruchtgebruik berekend overeenkomstig artikel 47 van het Wetboek der Registratierechten.

§ 8. Bij overdracht van goederen die voorheen zijn verkregen ter gelegenheid van de ontbinding of de verdeling van het maatschappelijk vermogen van een vennootschap, is de tweede grootheid van het verschil gelijk aan de waarde waarvoor die goederen hebben bijgedragen tot de vaststelling van de bedragen die bij de ontbinding of bij de verdeling van het maatschappelijk vermogen van voormelde vennootschap aan de aandeelhouders of vennoten werden uitgekeerd, of indien die hoger was, de verkoopwaarde van die goederen die naar aanleiding van die gebeurtenis gediend heeft tot maatstaf van heffing van het registratierecht.

§ 9. In gevallen als vermeld in dit artikel wordt de meerwaarde bepaald met inachtneming van de kosten en uitgaven, van de verhoging met 5 pct. per jaar en van de vergoeding die vermeld zijn in artikel 101, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

In gevallen als vermeld in § 5, tweede lid, wordt die verhoging met 5 pct. per jaar toegepast door, enerzijds, de verkrijging van de onverdeelde delen, en, anderzijds, de verdeling, afzonderlijk in beschouwing te nemen.

IV. VASTSTELLING VAN HET NETTO-INKOMEN

A. WINST OF BATEN BEHAALD BUITEN HET UITOEFENEN VAN EEN BEROEPSWERKZAAMHEID

1. Algemeen

Nummer 97/2

Overeenkomstig art. 97, WIB 92, zijn de in art. 90, 1°, WIB 92, bedoelde winst of baten (zie 90/2.1 tot 8.10) slechts belastbaar voor hun brutobedrag verminderd met de kosten waarvan de belastingplichtige het bewijs levert dat zij tijdens het belastbare tijdperk zijn gedaan of gedragen om die inkomsten te verkrijgen of te behouden.

Nummer 97/3

Onder het brutobedrag van de bedoelde inkomsten verstaat men enigerlei baten, met inbegrip van de voordelen van alle aard, voortvloeiend uit de verrichtingen welke die inkomsten hebben voortgebracht.

De aftrekbare kosten zijn al die welke zijn gedaan of gedragen om de bedoelde inkomsten te verkrijgen of te behouden.

Ten opzichte van de bedoelde winst en baten, moet, voor de vaststelling zowel van het belastbare bedrag ervan, als van het ogenblik waarop ze het karakter van belastbare inkomsten verwerven, in de praktijk worden gehandeld zoals men in dit verband zou hebben gehandeld indien die winst en baten, in plaats van voort te komen van verrichtingen zonder beroepskarakter, in het kader van een handels-, nijverheids-, of landbouwonderneming, van een vrij beroep of van een winstgevende bezigheid werden behaald.

De inzake beroepskosten bepaalde forfaitaire aftrekken zijn ter zake evenwel niet van toepassing.

2. Bijzonder geval : baten behaald bij verhandelingen van onroerende goederen

Nummer 97/4

Voor de vaststelling van de bij verhandelingen van onroerende goederen behaalde occasionele baten (art. 90, 1°, WIB 92), moeten de volgende regels in acht worden genomen.

Nummer 97/5

Terzake moeten onder de ontvangsten van een bepaald jaar worden verstaan, de volledige verkoopprijs van de in de loop van dat jaar vervreemde goederen (ongeacht het tijdstip van betaling van de prijs).

Nummer 97/6

De voor datzelfde jaar in aanmerking te nemen kosten omvatten :

1° de kostprijs van de in de loop van dat jaar vervreemde goederen, d.w.z. de aankoopprijs van die goederen (eigenlijke aankoopprijs + andere erbij horende kosten : registratierechten, notariskosten, enz.), verhoogd met alle tussen de datum van aankoop en de datum van verkoop gedane kosten van tewaardestelling van die goederen (verbouwingskosten van gebouwde onroerende goederen, kosten voor de verbetering van gronden zoals het aanleggen van riolering, aansluitingen op het water-, gas- of elektriciteitsbedelingsnet, wegenbouwwerken, enz.);

2° alle andere in de loop van het beschouwde jaar gedane kosten als bedoeld in 97/2 (inzonderheid publiciteitskosten, commissies, interest van leningen, kantoorkosten, enz.);

3° het geheel of een gedeelte - naar keuze van de belastingplichtige - van de kosten om niet (zie 2°) die de belastingplichtige heeft gedaan vóór het eerste jaar met ingang waarvan hij werd geacht de door art. 90, 1°, WIB 92, belastbaar gestelde verrichtingen te hebben uitgeoefend.

Nummer 97/7

Wanneer de verkoopverrichtingen betrekking hebben op een grond die in globo werd aangekocht en na uitvoering van verscheidene tewaardestellingswerken, in percelen wordt verkocht, behoort het de kostprijs van een perceel door middel van onderstaande formule te bepalen :

Totale aankoopprijs van de grond +

De kosten van tewaardestelling gedaan tot op het ogenblik van de verwezenlijking van het verkochte perceel -

De kostprijs van de eventueel vroeger verkochte percelen -

> * oppervlakte van het verkochte perceel

_______________________________________________________________________________totale oppervlakte van de grond of van het gedeelte van de grond dat op het ogenblik van de verwezenlijking van het verkochte perceel te verkopen blijft

Nummer 97/7.1

Voorbeeld

Een belastingplichtige heeft, tijdens de jaren 1993 tot 1996, de onderstaande verrichtingen gedaan:

Jaar 1993 :

- Aankoop van een grond van 5,50 ha : 12.000.000 F

Jaar 1994 :

- Uitvoering van wegeniswerken : 6.500.000 F (ingevolge die werken, wordt de oppervlakte van de te verkopen grond tot 5 ha herleid)

Jaar 1995 :

- Uitvoering van verscheidene verbeterings- werken : 1.500.000 F - Verkoop van 1 ha (perceel 1)

Jaar 1996 :

- Uitvoering van verscheidene verbeterings- werken : 1.000.000 F - Verkoop van 2 ha (perceel 2)

Kostprijs van de verkochte percelen :

1° Perceel 1 :

Totale aankoopprijs van de grond (1993) : 12.000.000 F

Wegeniswerken (1994) : + 6.500.000 F

Verbeteringswerken (1995) : + 1.500.000 F

Totaal : 20.000.000 F

X 1 ha (oppervlakte van perceel 1) = 4.000.000 F

5 ha (oppervlakte van de te verkopen grond op het ogenblik van de verkoop van perceel 1)

2° Perceel 2 :

Totale kostprijs van de grond op 31.12.1995 : 20.000.000 F

Verbeteringswerken (1996) : + 1.000.000 F

Totaal : 21.000.000 F

Kostprijs van het reeds verkochte perceel 1 : - 4.000.000 F

Blijft : 17.000.000 F

x2 ha (oppervlakte van perceel 2) = 8.500.000 F

4 ha (5 ha - 1 ha : oppervlakte van het deel van de grond dat te verkopen blijft op het ogenblik van de verkoop van perceel 2)

B. PRIJZEN, SUBSIDIES, ENZ., TOEGEKEND AAN GELEERDEN, SCHRIJVERS OF KUNSTENAARS

Nummer 97/8

De in art. 90, 2°, WIB 92, bedoelde prijzen, subsidies enz. (zie 90/9 tot 11) zijn krachtens art. 98, WIB 92, belastbaar ten belope van het aan de verkrijger werkelijk betaalde of toegekende bedrag, in voorkomend geval verhoogd met de op dezelfde inkomsten aan de bron verschuldigde BV (zie evenwel 90/12 tot 16).

C. ONDERHOUDSUITKERINGEN, KAPITALEN DIE ZULKE UITKERINGEN VERVANGEN EN TERUGWERKEND GEDEELTE VAN ONDERHOUDSUITKERINGEN

Nummer 97/9

Krachtens art. 99, WIB 92, worden de in art. 90, 3° en 4°, WIB 92, bedoelde onderhoudsuitkeringen en kapitalen die zulke uitkeringen vervangen (zie 90/17 tot 25.1) slechts ten belope van 80 % van het werkelijk aan de verkrijger betaalde of toegekende bedrag aan de belasting onderworpen (zie evenwel de commentaar op art. 170, WIB 92, voor wat betreft bepaalde kapitalen die een uitkering tot onderhoud vervangen. Die kapitalen zijn niet volledig belastbaar voor het jaar tijdens hetwelk zij werden betaald, maar worden ieder jaar in de belastbare inkomsten van de verkrijger opgenomen ten belope van 80 % van het bedrag van de jaarlijkse uitkering welke zij vervangen en dit vanaf de dag van betaling of toekenning van die kapitalen tot de dag van het overlijden van de verkrijger).

Dat belastbare bedrag van de onderhoudsuitkeringen en de kapitalen die zulke uitkeringen vervangen, mag verder niet meer worden verminderd met enigerlei uitgaven gedaan om die inkomsten te verkrijgen of te behouden (b.v. kosten van gerechtelijke procedure).

D. INKOMSTEN VERKREGEN UIT DE ONDERVERHURING OF DE OVERDRACHT VAN HUUR VAN ONROERENDE GOEDEREN, OF UIT DE CONCESSIE VAN HET RECHT OM EEN ONROEREND GOED TE GEBRUIKEN OM ER PLAKBRIEVEN OF ANDERE RECLAMEDRAGERS TE PLAATSEN

1. Inkomsten verkregen uit de onderverhuring of de overdracht van huur van onroerende goederen

a) Bepaling van het netto-inkomen (art. 100, eerste lid, 1°, WIB 92)

Nummer 97/10

Het nettobedrag van de in art. 90,5°, WIB 92, bedoelde inkomsten verkregen uit de onderverhuring of de overdracht van huur van onroerende goederen (zie 90/26 tot 28) wordt bekomen door het verschil te maken tussen de twee volgende grootheden:

- eerste grootheid : het totale bedrag van de door de huurder of overdrager verkregen huurprijs en andere huurvoordelen en van de huurwaarde van de lokalen die hij zelf betrekt;

- tweede grootheid : het totale bedrag van de door de huurder of overdrager betaalde huurprijs en huurlasten en van de kosten die hij verantwoordt in het belastbare tijdperk te hebben gedaan of gedragen om die inkomsten te verkrijgen of te behouden.

b) Verduidelijking van de eerste grootheid bedoeld in 97/10

Nummer 97/11

Onder "andere door de huurder of de overdrager verkregen huurvoordelen" verstaat men de kosten, van welke aard ook, door de onderhuurder betaald of gedragen ter ontlasting van de huurder, of, in het geval van overdracht van huur, de prijs die voor die overdracht is verkregen.

Nummer 97/12

De "huurwaarde van de lokalen die de huurder of de overdrager zelf betrekt" moet alleen in beschouwing worden genomen indien de huurder of de overdrager zelf een gedeelte van het onroerend goed betrekt, terwijl hij het resterende gedeelte onderverhuurt of de huur ervan overdraagt.

Die "huurwaarde" stemt in feite overeen met het gedeelte van de huurprijs en van de door de huurder of de overdrager ter ontlasting van de eigenaar werkelijk gedragen huurlasten, dat betrekking heeft op de lokalen welke door die huurder of die overdrager worden betrokken.

Om dit gedeelte te bepalen moet rekening worden gehouden met de economische belangrijkheid van de door de huurder of de overdrager zelf betrokken lokalen, in verhouding tot die van het geheel van de lokalen waaruit het onroerend goed bestaat. Dit gedeelte moet dus niet noodzakelijk alleen worden vastgesteld in verhouding tot de oppervlakte of de ruimte van de lokalen, doch er moet eveneens rekening worden gehouden met alle andere factoren die de huurprijzen beïnvloeden (b.v. de huurwaarde van het gelijkvloers dat tot handelsdoeleinden wordt gebruikt, is normaliter hoger dan die van een bewoonde verdieping; een appartement met uitzicht op zee heeft een hogere huurwaarde dan een identiek appartement dat uitgeeft op de straat).

Nummer 97/13

Aangezien art. 90, 5°, WIB 92, de onderverhuring of de overdracht van huur zowel van gemeubileerde als van niet gemeubileerde onroerende goederen beoogt, moet er geen omdeling onroerend-roerend meer worden gemaakt, wanneer een gemeubileerd gehuurd onroerend goed door de huurder wordt onderverhuurd of wanneer de huur van een gemeubileerd gehuurd onroerend goed vervolgens door de huurder wordt overgedragen (zie evenwel 97/18 hierna).

c) Verduidelijking van de tweede grootheid bedoeld in 97/10

Nummer 97/14

Het is steeds het totale bedrag van de huurprijs en van de door de huurder of de overdrager ter ontlasting van de eigenaar betaalde of gedragen huurlasten, dat in aanmerking moet worden genomen, zelfs in het geval dat de huurder of overdrager het onroerend goed gedeeltelijk zelf betrekt.

Nummer 97/15

Deze laatste is ertoe gehouden, indien hij om de aftrek ervan verzoekt, de kosten te verantwoorden die hij werkelijk heeft gedaan of gedragen in het belastbare tijdperk, ofwel met het oog op of uit de onderverhuring, ofwel om de huur over te dragen (aankondigingen, briefwisseling, enz.). Een forfaitaire raming van de kosten is uitgesloten.

d) Verduidelijking van de twee grootheden van het verschil bedoeld in 97/10

Nummer 97/16

De voordelen die ineens worden verkregen of de kosten die ineens worden gedaan, worden verdeeld over het aantal jaren dat de huur nog loopt, te rekenen vanaf 1 januari van het belastbare tijdperk waarin de voordelen zijn verkregen of de kosten gedaan (art. 100, tweede lid, WIB 92).

Nummer 97/17

Het bedrag van de vooruitbetaalde huur, betaald aan de huurder, zal mogen verdeeld worden over de periode waarop de betaling betrekking heeft, mits schriftelijk en onherroepelijk akkoord van de belastingplichtige. Dit akkoord wordt in het permanent dossier gerangschikt.

e) Bijzonder geval : onroerend goed dat ongemeubileerd wordt gehuurd en gemeubileerd wordt onderverhuurd

Nummer 97/18

De totale inkomsten moeten in dit geval worden omgedeeld in inkomsten die voortkomen van de onderverhuring van het onroerend goed (diverse inkomsten bedoeld in art. 90, 5°, WIB 92) en in inkomsten die voortkomen van de verhuring van de meubels (inkomsten van roerende goederen als bedoeld in art. 17, § 1, 3°, WIB 92 - zie 17/2 tot 4).

Die omdeling gebeurt op basis van de bepalingen van de overeenkomst tussen de huurder en de onderhuurder.

Nummer 97/19

Wanneer die overeenkomst evenwel een globale huurprijs bedingt voor de lokalen en de meubels, mag het bruto-inkomen van de verhuring van de meubels op twee vijfden (40 %) van de huurprijs worden geraamd en mogen de kosten met betrekking tot de roerende verhuring, bij gebrek aan bewijskrachtige gegevens, forfaitair op 50 % van het bovenvermelde bruto-inkomen worden vastgesteld (zie art. 4, 1°, b, KB/WIB 92 - zie ook 22/15 tot 18).

In dat geval vertegenwoordigen de inkomsten uit de onderverhuring van het onroerend goed bijgevolg 60 % van de globale huurprijs en moeten zij het in 97/10 tot 17 hierboven uiteengezette belastingstelsel ondergaan.

f) Voorbeelden

Nummer 97/20

Voorbeeld 1

A huurt een gemeubileerd onroerend goed tegen een jaarlijkse huurprijs van 200.000 F; hij draagt eveneens de kosten van grote herstellingen die normaal op de eigenaar rusten (40.000 F).

Hij betrekt zelf een gedeelte van het goed, waarvan de huurwaarde op één vierde van de totale huurwaarde mag worden geraamd. Het overblijvende gedeelte onderverhuurt hij aan B tegen een huurprijs van 220.000 F en een bijdrage van 30.000 F in de kosten van grote herstellingen. A verzoekt niet om de aftrek van kosten die hij zou gedaan of gedragen hebben met het oog op of wegens de onderverhuring.

Eerste grootheid (zie 97/10) :

- huurprijs en andere door de huurder verkregen huurvoordelen: 220.000 F + 30.000 F = 250.000 F

- "huurwaarde" van het door A zelf betrokken gedeelte : (200.000 F + 40.000 F) x 1/4 = 60.000 F Totaal : 310.000 F

Tweede grootheid (zie 97/10) :

- het totale bedrag van de huur en de huurlasten : 200.000 F + 40.000 F = - 240.000 F

Netto-inkomen dat ten name van A belastbaar is : 70.000 F

Nummer 97/20.1

Voorbeeld 2

A huurt een niet-gemeubileerd onroerend goed voor een duur van 9 jaar tegen een jaarlijkse huurprijs van 200.000 F. Hij betrekt zelf een gedeelte van het onroerend goed en onderverhuurt de andere kamers (zonder prestaties) aan studenten.

Voorafgaand aan de onderverhuring heeft hij voor 72.000 F kosten gemaakt om de lokalen te schilderen en te behangen. Hij heeft de kamers zelf voorzien van meubels, die hij reeds bezat.

De gevraagde huurprijs bevat het normale verbruik inzake water, elektriciteit en verwarming waarvan de totale jaarlijkse kostprijs voor alle studenten 45.000 F bedraagt.

Voor de onderverhuring van de kamers ontvangt A een totaal bedrag van 450.000 F.

Na bespreking met de taxatieambtenaar wordt de "huurwaarde van het gedeelte" dat hij voor eigen woondoeleinden bestemde, in gemeen akkoord op 80.000 F per jaar vastgesteld.

De inkomsten van de onderverhuring van het onroerend goed bedragen :

Ontvangen bedrag : 450.000 F

Kosten van water, elektriciteit, verwarming : - 45.000 F

Werkelijk bedrag : 405.000 F

Die inkomsten moeten in twee delen worden gesplitst :

1° die welke voortkomen uit de gedeeltelijke onderverhuring van het onroerend goed, zijnde : 405.000 F x 60 % = 243.000 F (inkomsten bedoeld in art. 90, 5°, WIB 92);

2° die welke voortkomen van de verhuring van de meubels in het onderverhuurde gedeelte van het onroerend goed, zijnde : 405.000 F x 40 % = 162.000 F (inkomsten bedoeld in art. 17, § 1, 3°, WIB 92).

Belastbaar nettobedrag ten name van A op grond van art. 90, 5°, WIB 92 (diverse inkomsten)

Eerste grootheid (zie 97/10) :

- inkomsten uit de onderverhuring van het onroerend goed (zie 1° hierboven) : 243.000 F

- "huurwaarde" van het door de huurder betrokken gedeelte : 80.000 F

Totaalbedrag van de eerste grootheid : 323.000 F

Tweede grootheid (zie 97/10) :

- huur betaald aan de eigenaar : 200.000 F

- gedeelte van de kosten voor schilderwerken en behangen met betrekking tot het lopende jaar : 72.000 F : 9 = 8.000 F

Totaalbedrag van de tweede grootheid : 208.000 F

Belastbaar nettobedrag van de diverse inkomsten : 323.000 F - 208.000 F = 115.000 F

Belastbaar nettobedrag ten name van A op grond van art. 17, § 1, 3°, WIB 92 (inkomsten van roerende goederen)

Bruto-inkomsten uit de verhuring van de meubels : 162.000 F

Forfaitaire kosten (50 %) : - 81.000 F

Belastbaar nettobedrag van de inkomsten van roerende goederen : 81.000 F

2. Inkomsten verkregen uit de concessie van het recht om een onroerend goed te gebruiken om er plakbrieven of andere reklamedragers te plaatsen (art. 100, eerste lid, 2°, WIB 92)

Nummer 97/21

Het nettobedrag van de in art. 90,5°, WIB 92, bedoelde inkomsten verkregen uit de concessie van het recht om een onroerend goed te gebruiken om er plakbrieven of andere reclamedragers te plaatsen (zie 90/29 tot 31) wordt bepaald door het verschil te maken tussen de twee volgende grootheden :

Eerste grootheid : het totale bedrag van de door de overdrager verkregen bedragen en voordelen;

Tweede grootheid : het totale bedrag van de kosten die de overdrager verantwoordt tijdens het belastbare tijdperk te hebben gedaan of gedragen met het oog op het verkrijgen of het behouden van die inkomsten.

Bij gebrek aan bewijskrachtige gegevens, worden die kosten forfaitair bepaald op 5 % van de verkregen bedragen en voordelen.

De voordelen die ineens worden verkregen of de kosten die ineens worden gedaan, worden ook hier verdeeld over de nog niet verlopen termijn van de concessie, gerekend vanaf 1 januari van het belastbare tijdperk waarin die voordelen of kosten zijn verkregen of gedaan (art. 100, tweede lid, WIB 92).

Voorbeeld

Nummer 97/22

Een natuurlijke persoon verleent aan een vennootschap het gebruiksrecht over een gedeelte van een muur van zijn woning om er reklame op te schilderen of aan te brengen. Hij ontvangt een eenmalige vergoeding van 125.000 F voor de concessie van het recht voor 5 jaar. Hij kan geen werkelijke kosten, verbonden aan de verkrijging van de bedoelde vergoeding, aantonen.

Voor elk van de vijf jaren van de concessie moet de betrokkene op de volgende diverse inkomsten worden belast :

Jaarlijks brutobedrag :

125.000 F : 5 = 25.000 F

Forfaitaire kosten (5 %) : - 1.250 F

Jaarlijks nettobedrag : 23.750 F

E. LOTEN VAN EFFECTEN VAN LENINGEN

Nummer 97/23

Overeenkomstig art. 98, WIB 92, wordt de PB geheven op het door de belastingplichtige werkelijk geïnde nettobedrag van de in art. 90, 6°, WIB 92, bedoelde loten van effecten van leningen (zie 90/32), verhoogd met de (werkelijke of fictieve) RV.

F. OPBRENGSTEN UIT DE VERHURING VAN JACHT-, VIS- EN VOGELVANGSTRECHT

Nummer 97/24

De verkrijger van de in art. 90, 7°, WIB 92, bedoelde opbrengsten uit de verhuring van jacht-, vis- en vogelvangstrecht (zie 90/33 en 34) is in de PB belastbaar op het aan hem werkelijk betaalde of toegekende bedrag (art. 98, WIB 92).

Wat meer in het bijzonder de opbrengsten uit de verhuring van het jachtrecht betreft, moeten in voorkomend geval eveneens in het belastbare bedrag worden begrepen, de forfaitaire vergoedingen die boven de eigenlijke huurprijs worden betaald voor de door het wild veroorzaakte schade, voor het voederen van het wild en voor de bescherming van de jonge planten. Die vergoedingen houden, inderdaad, geen verband met kosten die normaal door de huurders moeten worden gedragen.

Bij onderverhuring van jacht-, vis- of vogelvangstrecht, wordt ten name van de eerste huurder als belastbaar bedrag slechts het verschil in aanmerking genomen tussen wat hij uit de onderverhuring verkrijgt en wat hij aan de eigenaar betaalt.

G. MEERWAARDEN OP ONGEBOUWDE ONROERENDE GOEDEREN

1. Algemeen

Nummer 97/25

Krachtens art. 101, § 1, WIB 92, is het belastbare bedrag van de in art. 90, 8°, WIB 92, (zie 90/35 tot 52) bedoelde meerwaarden, in principe, gelijk aan het verschil tussen de volgende twee grootheden :

- eerste grootheid : de prijs waartegen het goed is overgedragen of, indien die hoger is, de verkoopwaarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend. Die prijs of die verkoopwaarde wordt in voorkomend geval verminderd met de kosten die de belastingplichtige verantwoordt te hebben gedaan of gedragen voor de vervreemding van het goed (publiciteitskosten, commissielonen aan tussenpersonen enz.);

- tweede grootheid : de prijs waartegen het goed onder bezwarende titel is verkregen door de belastingplichtige of de schenker, naargelang het goed is vervreemd in de omstandigheden als omschreven in artikel 90, 8°, a of b, WIB 92, of, indien die hoger is, de verkoopwaarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend.

De prijs of de verkoopwaarde waarvan sprake wordt vermeerderd met de kosten van verkrijging of overgang, alsmede met de uitgaven; de aldus vermeerderde prijs wordt dan :

- verhoogd met 5 % voor elk jaar dat is verlopen tussen de data waarop het goed respectievelijk is verkregen en de vervreemding ervan is vastgesteld;

- in voorkomend geval verminderd met de vergoeding "voor planschade" die de eigenaar heeft verkregen ter uitvoering van de wetgeving houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw.

2. Beschouwingen bij de eerste grootheid bedoeld in 97/25

Nummer 97/26

1° De woorden "prijs waartegen het goed is overgedragen" moeten in brede zin worden opgevat : de prijs waartegen het goed is overgedragen omvat derhalve het in geld betaalde bedrag, de lasten in de zin van art. 45, Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, d.w.z. de waarde van alle bijkomende bedingen die aan de verkrijger zijn opgelegd en die de overdrager rechtstreeks of onrechtstreeks ten goede komen; m.a.w. de prijs waartegen het goed is overgedragen is gelijk aan de overeengekomen waarde die voor de inning van de registratierechten in aanmerking is genomen.

2° Wanneer het bewijs kan worden geleverd dat in de akten een gedeelte van de prijs en/of de lasten is verzwegen, zijn het de werkelijk overeengekomen prijs en/of lasten die in aanmerking moeten worden genomen, uitgezonderd indien de verkoopwaarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend meer bedraagt dan de gezegde prijs en/of lasten.

3. Beschouwingen bij de tweede grootheid bedoeld in 97/25

Nummer 97/27

1° De regels van 97/26 hierboven zijn mutatis mutandis van toepassing voor de vaststelling van de in aanmerking te nemen prijs waartegen het goed is verkregen.

2° Voor een goed dat de overdrager verkreeg bij schenking onder levenden, wordt, voor de meerwaarden die krachtens art. 90, 8°, b, WIB 92, belastbaar zijn, de datum en de prijs waartegen het goed onder bezwarende titel is verkregen door de schenker, in aanmerking genomen of, indien die hoger is, de verkoopwaarde die bij de verkrijging tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend (de meerwaarde wordt in feite vastgesteld alsof de schenking niet had plaatsgehad; er wordt evenwel ook rekening gehouden - wanneer de overdrager het bewijs levert van hogere kosten en uitgaven dan het forfait van 25 % - met de door de schenking veroorzaakte kosten).

3° Bij gebrek aan door de belastingplichtige geleverde bewijskrachtige gegevens, worden de kosten van verkrijging of overgang en de uitgaven forfaitair vastgesteld op 25 % van de prijs waarvoor de overdrager (of de schenker, in gevallen als bedoeld sub 2°) het goed verkreeg, of van de verkoopwaarde van het goed ingeval die waarde in aanmerking moet worden genomen.

4° Als met bewijskrachtige stukken gestaafde kosten en uitgaven zijn in principe aftrekbaar : de kosten met betrekking tot de verkrijging van het vervreemde goed die normaal bijdragen tot de vaststelling van zijn beleggingswaarde, zomede de uitgaven die voor dat goed tussen de verkrijging en de vervreemding zijn gedaan, voor zover die kosten en uitgaven niet reeds in aanmerking werden genomen bij de vaststelling van de gezamenlijk belastbare inkomsten van de overdrager (en van zijn rechtsvoorganger in geval van schenking met aanslag ten name van de begiftigde) (Senaat, Zitting 1965-1966, Verslag, Stuk 284, blz. 27).

Derhalve zijn inzonderheid aftrekbaar : de registratie-, de schenkings- of de successierechten - eventueel met inbegrip van de verhogingen en boeten - de notariële erelonen, de bij de verkrijging van het goed door de overdrager of door zijn rechtsvoorganger betaalde commissielonen enz.; de kosten met betrekking tot de akte van hypothecaire leningen die werden aangegaan om het goed te verkrijgen; aanplantings-, afsluitings-, drainerings-, onderhouds-, en andere soortgelijke kosten; de kosten die werden gedaan om de grond "bouwrijp" te maken; de kostprijs van de gebouwen die eventueel tussen de verkrijging en de overdracht op die grond werden opgericht ingeval de desbetreffende meerwaarde eveneens belastbaar is (zie 90/40); de gemeentelijke verhaalbelastingen betaald tot de datum van vervreemding (Senaat, Zitting 1965-1966, Verslag, Stuk 284, blz. 27).

Daarentegen zijn inzonderheid niet aftrekbaar : de grondbelastingen of OV; de hypothecaire interest zelfs voor het gedeelte dat niet van de inkomsten van onroerende goederen van de overdrager of van zijn rechtsvoorganger kon worden afgetrokken (Senaat, Zitting 1965-1966, Verslag, Stuk 284, blz. 27).

5° De vermeerdering met 5 % - bedoeld om op een redelijke wijze rekening te houden met de normale prijsevolutie en met de ontoereikendheid, in vergelijking met andere vast renderende beleggingen, van de inkomsten van die onroerende goederen, en die wordt berekend op de prijs waartegen het goed is verkregen, vermeerderd met de verkrijgingskosten en met de uitgaven - wordt slechts toegekend voor elk volledig jaar begrepen tussen de datum van verkrijging (door de overdrager of door zijn rechtsvoorganger in geval van schenking met aanslag ten name van de begiftigde) en de datum van vervreemding, waarbij jaargedeelten worden verwaarloosd (Senaat, Zitting 1965-1966, Verslag, Stuk 284, blz. 27).

6° De vergoeding "voor planschade", die in mindering moet worden gebracht van de prijs waartegen het goed is verkregen, is die welke de eigenaar kan eisen van de Staat, ter uitvoering van de art. 37 en 38 van de organieke wet houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw, wanneer een stuk grond dat de aard had van bouwgrond, deze aard verliest door het van kracht worden van het gewestplan. Die vergoeding, alhoewel niet belastbaar, wordt nochtans in mindering gebracht van de prijs waartegen het goed is verkregen, nadat deze eerst werd verhoogd met de kosten enz. en met de 5 % per jaar (zie 97/25, tweede grootheid).

4. Verkoopwaarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend

a) Navordering van het registratierecht

Nummer 97/27.1

De navordering van het registratierecht wegens een tekortschatting van het goed kan uitsluitend tot de verkrijger worden gericht. Die meerwaarde kan worden vastgesteld, ofwel in der minne, ofwel ten gevolge van de controleschatting door de ontvanger der Registratie tegen de verkrijger ingesteld. Het is vanzelfsprekend dat het akkoord van de verkrijger met het bedrag van de tekortschatting deze laatste definitief bindt en dat er dan ook geen sprake kan zijn van het aan de goedkeuring van de verkoper te onderwerpen. Wat de controleschatting aangaat, regelen de art. 190 en volgende, Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, de procedure, met uitsluiting van elke interventiemogelijkheid vanwege de verkoper (PV nr. 34, 2.11.1984, Volksv. Gabriels, Bull. 637, blz. 519).

b) Kennisgeving van de verkoper

Nummer 97/27.2

De ontvangers van de Registratie hebben richtlijnen ontvangen om, telkens wanneer er aanleiding is tot toepassing van art. 90, 8°, WIB 92, aan de verkoper kennis te geven van het bedrag van de ongenoegzaamheid die t.a.v. de in de akte vermelde prijs werd vastgesteld en van het bedrag van de verkoopwaarde dat bijgevolg tot maatstaf van heffing dient van het op de overdracht verschuldigd registratierecht (PV nr. 1, 12.10.1982, Sen. De Seranno, Bull. 618, blz. 1497).

[Zie circ. 6.5.1983, nr. Ci.RH,252/339.944, Bull. 619, blz. 1700]

c) Aanwijzingen van willekeur

Nummer 97/27.3

Uit de rechtspraak blijkt inzonderheid dat het feit dat de verkoper van een ongebouwd onroerend goed niet kan tussenkomen in de waardebepaling voor de vaststelling van het registratierecht, geen enkel belang heeft voor het belasten van de meerwaarde in de inkomstenbelastingen, tenzij er aanwijzingen van willekeur zijn bij die waardebepaling (en de verkoper daarvan het bewijs levert).

[Zie terzake Cass., 30.10.1987, L.D., Fiscale jurisprudentie, 88/30 en Cass., 2.11.1990, G.K., Bull. 710, blz. 2678. Zie ook Brussel, 12.3.1985, J.R. en H.G., Fiscale Jurisprudentie, 86/77; Gent, 14.2.1986, P.V., Fiscale Jurisprudentie, 87/49; Gent, 20.6.1986, D.V., Fiscale Jurisprudentie, 87/98; Brussel, 26.9.1989, R.P., Fiscale Jurisprudentie, 90/189; Brussel, 5.3.1991, L.E., Bull. 717, blz. 1610; Gent, 15.9.1994, E.V. en F.N., niet-gepubliceerd en Antwerpen, 26.6.1995, J.V. en M.R., niet-gepubliceerd.]

5. Voorbeelden

Nummer 97/28

Voorbeeld 1 (toepassing van art. 90, 8°, a, WIB 92)

Een rijksinwoner verwerft een landbouwgrond bij een openbare verkoop in juli 1993 voor 400.000 F (kosten niet inbegrepen) en verkoopt hem in december 1996 voor 600.000 F. De verkoopwaarde van het goed wordt evenwel op 640.000 F vastgesteld voor de heffing van het registratierecht. De belastingplichtige bewijst niet dat de aankoopkosten en de verbeterings- en onderhoudskosten meer bedragen dan het forfait van 25 %.

Berekening van de meerwaarde

Eerste grootheid van het verschil :

Verkoopwaarde : 640.000 F Tweede grootheid van het verschil :

Prijs waartegen de grond is verkregen : 400.000 F

Kosten van verkrijging en uitgaven (forfait van 25 %) : + 100.000 F

500.000 F

"Revalorisatie" : 500.000 F x 15 % = + 75.000 F

[5 % per volledig jaar ( in casu 3), verlopen tussen de datum waarop de grond verkregen is (juli 1993) en de datum waarop de grond verkocht is (december 1996)] - 575.000 F

Belastbaar bedrag van de meerwaarde : 65.000 F

Nummer 97/28.1

Voorbeeld 2 (toepassing van art. 90,8°, b, WIB 92)

X heeft op 2 februari 1991 een terrein verworven voor 600.000 F. Bij akte van schenking verleden voor notaris op 10 juli 1993 wordt de eigendom van het goed overgedragen aan Y. De kosten die op die akte betrekking hebben bedragen 100.000 F. Op 10 maart 1996 verkoopt Y de grond voor 1.000.000 F. De verkoopwaarde van het goed wordt voor de heffing van het registratierecht evenwel vastgesteld op 1.100.000 F.

Berekening van de meerwaarde

Eerste grootheid van het verschil :

Verkoopwaarde : 1.100.000 F Tweede grootheid van het verschil:

Prijs waartegen het terrein door de schenker verkregen is : 600.000 F

Kosten van verkrijging en uitgaven (het forfait van 25 % bedraagt meer dan de door de schenking veroorzaakte kosten) : + 150.000 F

750.000 F

"Revalorisatie" : 750.000 F x 25 % = + 187.500 F

[5 % per volledig jaar (in casu 5), verlopen tussen de datum waarop het terrein door de schenker is verkregen (2 februari 1991) en de datum waarop het terrein verkocht is (10 maart 1996).]

- 937.500 F

Belastbaar bedrag van de meerwaarde : 162.500 F

6. Berekening van de meerwaarden in de in art. 54, KB/WIB 92, bedoelde bijzondere gevallen

a) Algemeen

Nummer 97/29

Art. 54, KB/WIB 92, getroffen ter uitvoering van art. 101, § 2, WIB 92, bepaalt, met inachtneming van de in 97/25 gestelde algemene beginselen, de regels tot vaststelling van de belastbare meerwaarden (indien alle voorwaarden tot belastbaarheid - aard, verkrijgingswijze en bezitsduur van de goederen - vervuld zijn) wanneer zij slaan op andere zakelijke rechten dan het recht van erfpacht of van opstal of dan een gelijkaardig onroerend recht met betrekking tot ongebouwde onroerende goederen, of op goederen verkregen of overgedragen tegen betaling van een lijfrente enz., of ingevolge ruiling, verdeling, inbreng in vennootschap, ontbinding van een vennootschap, of een andere soortgelijke gebeurtenis.

Nummer 97/30

Die regels worden hierna schematisch uiteengezet, met dien verstande evenwel :

- dat in de hierna volgende bespreking wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de voorwaarden tot belastbaarheid van de meerwaarden telkens vervuld zijn;

- dat het gebruik van de uitdrukking "prijs waartegen het goed is overgedragen" of "prijs waartegen het goed is verkregen", niet belet dat ingeval van prijsbewimpeling de "werkelijke prijs" in aanmerking wordt genomen (zie 97/26, 2° en 97/27, 1°) behoudens wanneer de "verkoopwaarde" nog hoger is;

- dat er onder "eerste of tweede grootheid van het verschil" moet worden verstaan de eerste of tweede grootheid van het verschil dat moet worden berekend om de meerwaarde te bepalen;

- dat de eerste grootheid van het verschil, in voorkomend geval, nog moet worden verminderd met de kosten die de belastingplichtige verantwoordt te hebben gedaan of gedragen voor de vervreemding van het goed of recht (zie art. 101, § 1, 1°, WIB 92);

- dat de tweede grootheid van het verschil nog moet worden vermeerderd met de kosten van verkrijging of overgang en met de uitgaven (eventueel forfaitair te bepalen op 25 %); het geheel wordt verhoogd met de gebruikelijke 5 % per jaar en verminderd met de vergoeding voor planschade (zie art. 101, § 1, 2°, WIB 92).

b) Andere zakelijke rechten dan een recht van erfpacht of van opstal of dan een gelijkaardig onroerend recht met betrekking tot ongebouwde onroerende goederen

1° Overdracht van een recht dat voorheen als zodanig door de vervreemder is verkregen [Zoals de blote eigendom, het vruchtgebruik en het recht van gebruik van een goed.]

Nummer 97/31

Eerste grootheid van het verschil : de prijs waartegen het recht is overgedragen, of, indien die hoger is, de verkoopwaarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend.

Tweede grootheid van het verschil :

de verkoopwaarde van de volle eigendom van het goed op de datum van de verkrijging x de verkoopwaarde van het overgedragen zakelijk recht op de datum van de vervreemding

de verkoopwaarde van de volle eigendom van het goed op de datum van de vervreemding

2° Overdracht van de blote eigendom of van het vruchtgebruik, of vestiging van een ander zakelijk recht (met uitzondering van het recht van erfpacht of van opstal of een gelijkaardig onroerend recht) met betrekking tot een onroerend goed dat voorheen in volle eigendom is verkregen

Nummer 97/32

Eerste grootheid van het verschil :

- overdracht van het vruchtgebruik van een goed of vestiging van een recht van gebruik van een goed : zie 97/31, eerste grootheid.

- overdracht van de blote eigendom met voorbehoud van vruchtgebruik door de overdrager : de prijs van overdracht, of, indien die hoger is, de verkoopwaarde van de volle eigendom die tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend, verminderd met de waarde van het vruchtgebruik berekend overeenkomstig art. 47, Wetboek der registratie-, hypotheek-en griffierechten .

[Hier wordt het geval bedoeld van een volle eigenaar die slechts de blote eigendom vervreemdt en derhalve ipso facto het vruchtgebruik behoudt.]

[Die waarde wordt in de regel bepaald door de jaarlijkse opbrengst of, bij ontstentenis daarvan, de huurwaarde van het goed te vermenigvuldigen met het getal dat in de onderstaande tabel is opgegeven en afhankelijk is van de leeftijd, welke diegene op wiens hoofd het vruchtgebruik is gevestigd, op de dag van de akte heeft :

Getal Leeftijd

18 20 jaar of minder;

17 meer dan 20 jaar en niet meer dan 30 jaar;

16 meer dan 30 jaar en niet meer dan 40 jaar;

14 meer dan 40 jaar en niet meer dan 50 jaar;

13 meer dan 50 jaar en niet meer dan 55 jaar;

11 meer dan 55 jaar en niet meer dan 60 jaar;

9.5 meer dan 60 jaar en niet meer dan 65 jaar;

8 meer dan 65 jaar en niet meer dan 70 jaar;

6 meer dan 70 jaar en niet meer dan 75 jaar;

4 meer dan 75 jaar of minder dan 80 jaar;

2 meer dan 80 jaar.

Tweede grootheid van het verschil :

de "aankoopprijs"(*) van de volle eigendom van dat goed bepaald overeenkomstig art. 101, § 1, 2°, WIB 92 * de eerste grootheid van het verschil (zie hierboven)

de verkoopwaarde van de volle eigendom van het goed op de dag van de overdracht of de

vestiging van het zakelijk recht

[(*) De "aankoopprijs" is de prijs of de verkoopwaarde van het goed bij de verkrijging.]

Nummer 97/33

Indien op die wijze een bedrag wordt bekomen dat de "aankoopprijs" van de volle eigendom van het goed overtreft, dan wordt laatstbedoelde prijs als tweede grootheid genomen; dit is het geval wanneer in de bovenstaande breuk de teller groter is dan de noemer.

3° Overdracht van de volle eigendom van een goed dat in blote eigendom is verkregen en waarvan het vruchtgebruik intussen is geëindigd

Nummer 97/34

Eerste grootheid van het verschil : de prijs of de verkoopwaarde van het goed, bepaald overeenkomstig art. 101, § 1, 1°, WIB 92.

Tweede grootheid van het verschil : de verkoopwaarde van de volle eigendom van het goed op de dag dat de blote eigendom is verkregen.

c) Goederen die in volle eigendom of in blote eigendom zijn verkregen of overgedragen tegen betaling van een lijfrente, van een tijdelijke rente of van elk ander levenslang recht

1° Overdracht van de volle eigendom of van de blote eigendom zonder voorbehoud van vruchtgebruik

Overdracht tegen betaling van een lijfrente enz. van een goed dat vroeger niet tegen betaling van een lijfrente enz. is verkregen

Nummer 97/35

Eerste grootheid van het verschil : de waarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend, d.w.z. :

- ofwel de gekapitaliseerde waarde van de rente of van het levenslang recht, eventueel verhoogd met het bedrag waarvan de betaling in kapitaal is bedongen boven de rente of het levenslang recht;

- ofwel indien die hoger is, de verkoopwaarde van respectievelijk de volle of de blote eigendom van dat goed (bij de vervreemding).

Tweede grootheid van het verschil :

Overdracht van een volle eigendom :

- ofwel de "aankoopprijs" van het goed in volle eigendom bepaald overeenkomstig art. 101, § 1, 2°, WIB 92, wanneer de volle eigendom voorheen als zodanig is verkregen;

- ofwel de verkoopwaarde van de volle eigendom van het goed op de dag dat de blote eigendom is verkregen, wanneer het goed voorheen in blote eigendom is verkregen en het vruchtgebruik intussen is geëindigd

Overdracht van een blote eigendom :

- ofwel de waarde vastgesteld overeenkomstig 97/32, tweede grootheid, wanneer het goed voorheen in volle eigendom is verkregen;

- ofwel de waarde vastgesteld overeenkomstig 97/31, tweede grootheid, wanneer de blote eigendom voorheen als zodanig is verkregen.

Overdracht (niet tegen lijfrente) van een goed of recht verkregen tegen betaling van een lijfrente enz.

Nummer 97/36

Eerste grootheid van het verschil :

Overdracht van een volle eigendom :

De prijs of verkoopwaarde van het goed in volle eigendom, bepaald overeenkomstig art. 101, § 1, 1°, WIB 92.

Overdracht van een blote eigendom :

- ofwel de waarde vastgesteld overeenkomstig 97/32, eerste grootheid, tweede gedachtenstreep (wanneer het goed voorheen in volle eigendom is verkregen);

- ofwel de waarde vastgesteld overeenkomstig 97/31, eerste grootheid (wanneer de blote eigendom voorheen als zodanig is verkregen).

Tweede grootheid van het verschil : de waarde die bij de verkrijging tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend, d.w.z. :

- ofwel de gekapitaliseerde waarde van de rente of van het levenslang recht, eventueel verhoogd met het bedrag waarvan de betaling in kapitaal was bedongen boven de rente of het levenslang recht;

- ofwel indien die hoger is, de verkoopwaarde van respectievelijk de volle of de blote eigendom van het goed op het tijdstip van de verkrijging.

Overdracht tegen betaling van een lijfrente enz. van een tegen lijfrente enz. verkregen goed

Nummer 97/37

Eerste grootheid van het verschil : zie 97/35, eerste grootheid.

Tweede grootheid van het verschil : zie 97/36, tweede grootheid.

2° Overdracht van de blote eigendom met voorbehoud van vruchtgebruik

Overdracht tegen betaling van een lijfrente enz. van de blote eigendom van een goed dat vroeger in volle eigendom is verkregen, doch niet tegen betaling van een lijfrente enz.

Nummer 97/38

Eerste grootheid van het verschil : de waarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend, d.w.z. :

- ofwel de gekapitaliseerde waarde van de rente of van het levenslang recht eventueel verhoogd met het bedrag waarvan de betaling in kapitaal is bedongen boven de rente of het levenslang recht;

- ofwel indien die hoger is, de verkoopwaarde van de volle eigendom van het goed bij de overdracht, verminderd met de waarde van het vruchtgebruik op de datum van de overdracht, berekend overeenkomstig art. 47, Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten . [Hier wordt het geval bedoeld van een volle eigenaar die slechts de blote eigendom vervreemdt en derhalve ipso facto het vruchtgebruik behoudt.]

Tweede grootheid van het verschil :

de "aankoopprijs" van het goed in volle eigendom bepaald overeenkomstig art. 101, § 1, 2°, WIB 92 * de eerste grootheid van het verschil

de verkoopwaarde van de volle eigendom van het goed op de dag van de overdracht van de blote eigendom

Tegen lijfrente enz. in volle eigendom verkregen goed waarvan de blote eigendom niet tegen lijfrente enz. wordt overgedragen

Nummer 97/39

Eerste grootheid van het verschil : de prijs van overdracht, of, indien die hoger is, de verkoopwaarde van de volle eigendom die tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend, verminderd met de waarde van het vruchtgebruik op de datum van de overdracht, berekend overeenkomstig art. 47, Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten .

[Hier wordt het geval bedoeld van een volle eigenaar die slechts de blote eigendom vervreemdt en derhalve ipso facto het vruchtgebruik behoudt.]

Tweede grootheid van het verschil :

de waarde die bij verkrijging tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend (zie 97/35, eerste grootheid) * de eerste grootheid van het verschil

de verkoopwaarde van de volle eigendom van het goed op de dag van de overdracht van de blote eigendom

Overdracht tegen betaling van een lijfrente enz. van de blote eigendom van een onroerend goed dat vroeger tegen lijfrente enz., in volle eigendom is verkregen

Nummer 97/40

Eerste grootheid van het verschil : zie 97/38, eerste grootheid.

Tweede grootheid van het verschil : zie 97/39, tweede grootheid.

d) Ruiling van goederen [Voor zover het verrichtingen betreft die aanleiding geven tot belastbare meerwaarden - zie 90/49, eerste lid, 2°.]

1° Ruiling van andere goederen dan ongebouwde landeigendommen (art. 93, 1° en 2°, WIB 92) die niet in ruil zijn verkregen

Nummer 97/41

Aanslag ten name van elke ruiler van de totale meerwaarde met betrekking tot het in ruil gegeven goed :

- eerste grootheid van het verschil : de overeengekomen waarde van het overgedragen goed of, indien dergelijke waarde niet in de ruilovereenkomst is vermeld, de verkoopwaarde, op de dag van de ruiling, van het in ruil verkregen goed, verhoogd met de ontvangen of verminderd met de betaalde opleg, zonder dat die grootheid lager mag zijn dan de verkoopwaarde van het overgedragen goed;

- tweede grootheid van het verschil : de "aankoopprijs" van het goed vastgesteld overeenkomstig art. 101, § 1, 2°, WIB 92.

2° Vroeger bij ruiling verkregen goederen als bedoeld sub 1°, die niet bij ruiling worden overgedragen

Nummer 97/42

- eerste grootheid van het verschil : de prijs of de verkoopwaarde vastgesteld overeenkomstig art. 101, § 1, 1°, WIB 92;

- tweede grootheid van het verschil : de overeengekomen waarde van het vroeger in ruil verkregen goed of, indien dergelijke waarde niet in de ruilovereenkomst is vermeld, de verkoopwaarde, op de dag van de ruiling, van het geruilde goed, verhoogd met de alsdan betaalde of verminderd met de alsdan ontvangen opleg zonder dat die grootheid lager mag zijn dan de verkoopwaarde van het in ruil verkregen goed op het tijdstip van de verkrijging.

3° Ruiling van sub 1° bedoelde en vroeger in ruil verkregen goederen

Nummer 97/43

Aanslag ten name van beide ruilers (zoals sub 1°) :

- eerste grootheid van het verschil : zoals sub 1°;

- tweede grootheid van het verschil : zoals sub 2°.

4° Ruiling - met opleg (ongelijke loten) - van ongebouwde landeigendommen waarvan de verkoopwaarde, voor elk lot, niet méér dan 350 maal het KI bedraagt (zie art. 93, 2°, WIB 92 en 90/49)

Nummer 97/44

Alleen de ruiler die het lot met de hoogste waarde omruilt - en derhalve een opleg ontvangt die overeenstemt met het waardeverschil tussen het omgeruilde en het in ruil ontvangen lot - moet worden belast in de mate van het gedeelte van het lot dat hij in ruil geeft en dat overeenstemt met de ontvangen opleg;

Eerste grootheid van het verschil : bedrag van de ontvangen opleg of, indien het hoger is, het verschil tussen de verkoopwaarde van beide loten dat tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend;

Tweede grootheid van het verschil :

de prijs van verkrijging van het in ruil gegeven lot of de verkoopwaarde ervan op dat tijdstip bepaald overeenkomstig art. 101, § 1, 2°, WIB 92 * de ontvangen opleg of, indien het hoger is, het verschil tussen de verkoopwaarde van beide loten, dat tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend

de overeengekomen waarde of, indien die hoger is, de verkoopwaarde van het in ruil gegeven lot (waarde op het ogenblik van de ruiling)

e) Verdeling van goederen

[Voor zover het verrichtingen betreft die aanleiding geven tot belastbare meerwaarden (zie 90/49, eerste lid, 4°, tweede * en 90/50, 1°).]

1° Verdeling van door meerdere personen onder bezwarende titel verkregen onverdeelde goederen

Nummer 97/45

Er wordt slechts een aanslag gevestigd ten name van de mede-eigenaar(s) die zijn (hun) onverdeeld(e) de(e)l(en) in die goederen geheel of gedeeltelijk overdragen aan een of meerdere mede-eigenaars.

Eerste grootheid van het verschil : is voor elk van de eigenaars in onverdeeldheid gelijk aan :

- ofwel de overeengekomen waarde van zijn deel in de goederen die aan één of meerdere van zijn mede-eigenaars zijn toegekend;

- ofwel de verkoopwaarde die voor het vaststellen van de maatstaf van heffing van het registratierecht aan dat deel is toegekend, indien er geen waarde is overeengekomen of indien de overeengekomen waarde lager is dan de verkoopwaarde.

Tweede grootheid van het verschil : de "aankoopprijs" van dat deel in de goederen, bepaald overeenkomstig art. 101, § 1, 2°, WIB 92.

2° Verdeling van goederen waarvan een (meerdere) perso(o)n(en) afzonderlijk een (of meer) onverdeeld(e) de(e)l(en) onder bezwarende titel heeft (hebben) verkregen

Nummer 97/46

- zoals sub 1°.

f) Overdracht van goederen waarvan de overdrager, gedeeltelijk ingevolge verkrijging onder bezwarende titel van onverdeelde delen en gedeeltelijk ingevolge een latere verdeling van de onverdeeldheid, eigenaar is geworden

[Voor zover het verrichtingen betreft die aanleiding geven tot belastbare meerwaarden ( zie 90/49, eerste lid, 4°, tweede * en 90/50, 1°).]

Nummer 97/47

Eerste grootheid van het verschil : de prijs of de verkoopwaarde van het goed, bepaald overeenkomstig art. 101, § 1, 1°, WIB 92.

Tweede grootheid van het verschil : is gelijk aan de som van de volgende twee bestanddelen :

1° ofwel de prijs die voor de verkrijging van de onverdeelde delen is betaald, ofwel de verkoopwaarde ervan bij de verkrijging - bepaald overeenkomstig art. 101, § 1, 2°, WIB 92 - in zover die prijs of waarde op de overgedragen goederen betrekking heeft;

2° de overeengekomen waarde die aan het overblijvende deel van die goederen bij die latere verdeling is gegeven, of de verkoopwaarde die aan dat deel voor het vaststellen van de maatstaf van heffing van het registratierecht is toegekend, indien er geen waarde is overeengekomen bij de verdeling of indien die waarde lager is dan de toenmalige verkoopwaarde.

g) Overdracht van goederen door inbreng in vennootschap

[Voor zover het verrichtingen betreft die aanleiding geven tot belastbare meerwaarden ( zie 90/49, eerste lid 4°, tweede * en 90/50,1°).]

Nummer 97/48

Eerste grootheid van het verschil : de waarde die tot maatstaf van heffing van het registratierecht heeft gediend, d.w.z. de waarde van de maatschappelijke rechten bekomen ter vergelding van de inbreng en van de kosten die de vennootschap ten gunste van de inbrenger op zich neemt, of, indien die hoger is, de verkoopwaarde van de ingebrachte goederen.

Tweede grootheid van het verschil : de "aankoopprijs" van het goed, vastgesteld overeenkomstig art. 101, § 1, 2°, WIB 92.

h) Opmerking

Nummer 97/49

Wanneer de in de d tot g hierboven bedoelde overdracht slaat op de blote eigendom van een goed met voorbehoud van vruchtgebruik door de overlater (i.p.v. op de volle eigendom), dan blijven de in de voormelde nrs. uiteengezette regels van kracht, met dien verstande dat als verkoopwaarde van de blote eigendom (in aanmerking te nemen bij het bepalen van de eerste grootheid van het verschil) de verkoopwaarde van de volle eigendom op de datum van de overdracht in aanmerking wordt genomen, verminderd met de waarde van het vruchtgebruik op dezelfde datum, berekend overeenkomstig art. 47, Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten .

[Hier wordt het geval bedoeld van een volle eigenaar die slechts de blote eigendom vervreemdt en derhalve ispo facto het vruchtgebruik behoudt.]

i) Overdracht van goederen verkregen naar aanleiding van de gehele (of gedeeltelijke) verdeling van het maatschappelijk vermogen van een vennootschap

Nummer 97/50

Eerste grootheid van het verschil : de prijs of de verkoopwaarde van het goed, bepaald overeenkomstig art. 101, § 1, 1°, WIB 92.

Tweede grootheid van het verschil : de waarde waarvoor het bij de ontbinding of de verdeling van het maatschappelijke vermogen van de vennootschap verkregen goed heeft bijgedragen tot de vaststelling van de bedragen die aan de aandeelhouders of vennoten werden uitgekeerd of, indien die hoger is, de verkoopwaarde van dat goed die, naar aanleiding van die gebeurtenis, gediend heeft tot maatstaf van heffing van het registratierecht.

j) Slotbemerkingen

Nummer 97/51

In alle in 97/29 tot 97/50 bedoelde bijzondere gevallen moet de "prijs waartegen het goed of recht is overgedragen" eventueel - zoals in de gewone gevallen - worden verminderd met de kosten met betrekking tot de vervreemding, terwijl de "prijs waartegen het goed of recht is verkregen" - zoals in de gewone gevallen - moet worden verhoogd met de verkrijgingskosten en de uitgaven (werkelijk bedrag of forfait van 25 %) en met 5 % per jaar verlopen tussen de verkrijging en de overdracht, met dien verstande dat in de in 97/47 bedoelde gevallen (overdracht van goederen waarvan de overdrager op twee verschillende tijdstippen eigenaar is geworden), die vermeerdering van 5 % afzonderlijk per gedeelte wordt berekend gelet op het tijdstip van verkrijging van het goed.

Nummer 97/52

Wanneer meerdere in 97/31 tot 97/50 bedoelde gevallen zich vermengen - theoretisch zijn talloze combinaties mogelijk - moeten de oplossingen die voor de gevallen terzake zijn voorzien worden gecombineerd, zonder de andere particulariteiten die zich kunnen voordoen uit het oog te verliezen.

k) Voorbeelden

Voorbeeld 1

Nummer 97/53

Een belastingplichtige, geboren op 1.10.1947, koopt op 4.2.1993 onderhands een stuk grond in volle eigendom voor de prijs van 650.000 F.

De verkoopwaarde wordt door de ontvanger van de Registratie echter op 800.000 F bepaald en hierop betaalt de koper de registratierechten.

Op 19.7.1996 verkoopt hij de blote eigendom voor 500.000 F (en behoudt het vruchtgebruik).

De registratierechten worden geheven op 1.220.000 F, zijnde de verkoopwaarde van de grond op het ogenblik van de overdracht.

De huurwaarde van het goed in 1996 wordt op 50.000 F per jaar geraamd.

Berekening van de waarde van het vruchtgebruik (zie voetnoot 1 bij 97/32) :

- leeftijd van de verkoper (op wiens hoofd het vruchtgebruik wordt gevestigd) op de dag van de akte : 48 jaar - getal volgens tabel : 14 - huurwaarde : 50.000 F - waarde van het vruchtgebruik :

14 x 50.000 F = 700.000 F

Berekening van de meerwaarde :

Eerste grootheid van het verschil (zie 97/32) :

1.220.000 F - 700.000 F = 520.000 F (groter dan 500.000 F)

Tweede grootheid van het verschil (zie 97/32) :

800.000 F x 520.000 F = 340.984 F

1.220.000 F

kosten en uitgaven : 340.984 F x 25 % = 85.246 F

426.230 F

"revalorisatie" : 426.230 F x 15 % = 63.935 F

[5 % per volledig jaar (in casu 3), verlopen tussen de datum van de

verkrijging (4.2.1993) en de datum van de overdracht (19.7.1996).]

- 490.165 F

Belastbare meerwaarde : 29.835 F

Voorbeeld 2

Nummer 97/54

Een belastingplichtige koopt tijdens een openbare verkoop op 15.7.1988 de blote eigendom van een stuk grond, waarvan een derde het vruchtgebruik heeft, voor de prijs van 300.000 F.

De verkoopwaarde van de volle eigendom wordt door de ontvanger van de Registratie op 600.000 F geraamd.

Eerste veronderstelling :

De vruchtgebruiker is nog in leven wanneer de belastingplichtige de blote eigendom op 15.1.1996 onderhands verkoopt voor 480.000 F. De ontvanger van de Registratie stelt echter een tekortschatting vast en heft de rechten op een verkoopwaarde van 550.000 F. De verkoopwaarde van de volle eigendom op dat tijdstip raamt hij op 1.300.000 F.

Eerste grootheid van het verschil (zie 97/31) : 550.000 F

Tweede grootheid van het verschil (zie 97/31) :

600.000 F x 550.000 F = 253.846 F

1.300.000 F

kosten en uitgaven :

253.846 F x 25 % = 63.462 F

317.308 F

"revalorisatie" : 317.308 F x 35 % = 111.058 F

[5 % per volledig jaar (in casu 7), verlopen tussen de datum van de

verkrijging (15.7.1988) en de datum van de overdracht (15.1.1996).]

- 428.366 F

Belastbare meerwaarde : 121.634 F

Tweede veronderstelling :

De vruchtgebruiker is reeds overleden in 1995 zodat de belastingplichtige de volle eigendom van de grond heeft verkregen, die hij op 15.1.1996 verkoopt voor 1.400.000 F.

De ontvanger van de Registratie stelt een tekortschatting vast en heft de rechten op een verkoopwaarde van 1.600.000 F.

Eerste grootheid van het verschil (zie 97/34) : 1.600.000 F

Over te dragen : 1.600.000 F

Overdracht : 1.600.000 F

Tweede grootheid van het verschil (zie 97/34) : 600.000 F

kosten en uitgaven : 600.000 F x 25 % = 150.000 F

750.000 F

"revalorisatie" : 750.000 F x 35 % = 262.500 F

[5 % per volledig jaar (in casu 7), verlopen tussen de datum van de

verkrijging (15.7.1988) en de datum van de overdracht (15.1.1996).]

- 1.012.500 F

Belastbare meerwaarde : 587.500 F

Voorbeeld 3

Nummer 97/55

X koopt op 4.3.1990 een stuk grond voor de prijs van 780.000 F. De ontvanger van de Registratie bepaalt de grondslag van de registratierechten echter op 900.000 F.

Y koopt op 28.4.1988 tijdens een openbare verkoop een aan het hogerbedoelde stuk grond palend perceel voor de prijs van 660.000 F.

Op 7.1.1996 ruilen beiden hun perceel grond zonder opleg. Aan beide percelen wordt pro fisco een waarde van 1.400.000 F toegekend. De registratierechten worden evenwel volgens het gemeen recht op 1.700.000 F geheven.

Eerste grootheid van het verschil (zie 97/41) :

X Y

1.700.000 F 1.700.000 F

Tweede grootheid van het verschil (zie 97/41) :

X Y

900.000 F 660.000 F

kosten en uitgaven : (25 %) 225.000 F 165.000 F

"revalorisatie"

(*): 1.125.000 F x 25 % = 281.250 F

825.000 F x 35 % = 288.750 F

- 1.406.250 F - 1.113.750 F

Belastbare meerwaarden : 293.750 F 586.250 F

[(*) 5 % per volledig jaar (respectievelijk 5 en 7), verlopen tussen de datum van verkrijging (4.3.1990 en 28.4.1988) en de datum van de overdracht (7.1.1996).]

Voorbeeld 4

Nummer 97/56

Een vader verkoopt op 1.2.1992 een perceel grond aan zijn 3 kinderen X, Y en Z.

De registratierechten worden geheven op een waarde van 500.000 F.

Op 1.4.1995 treden de kinderen uit onverdeeldheid en verdelen de grond in drie gelijke delen. De ontvanger van de Registratie raamt de waarde van de grond op het ogenblik van de verdeling op 870.000 F (290.000 F per deel).

Op 17.2.1996 verkoopt X zijn deel voor 735.000 F (er werd geen tekortschatting vastgesteld).

Berekening van de meerwaarden

Elk van de kinderen bezat aanvankelijk 1/3 of 3/9 van het geheel in onverdeeldheid.

De verdeling moet worden geacht als volgt te zijn gebeurd :

- X behoudt 1/9, ruilt 1/9 met Y en 1/9 met Z;

- Y behoudt 1/9, ruilt 1/9 met Z en 1/9 met X;

- Z behoudt 1/9, ruilt 1/9 met X en 1/9 met Y.

Meerwaarde verwezenlijkt door elk van de kinderen bij de verkoop op 1.4.1995

- Eerste grootheid van het verschil (de overeengekomen waarde van het deel van het part van elk kind dat geacht wordt aan de twee andere kinderen te zijn toegekend) :

870.000 F x 2/9 (1/9 + 1/9) = 193.333 F

Tweede grootheid van het verschil :

de waarde van de delen bij de verkrijging, d.w.z. 500.000 F x 2/9 = 111.111 F

kosten en uitgaven : 111.111 F x 25 % = 27.778 F

138.889 F

"revalorisatie" : 138.889 F x 15 % 20.833 F

[5 % per volledig jaar (in casu 3), verlopen tussen de datum van verkrijging (1.2.1992) en de datum van de verdeling (1.4.1995).] - 159.772 F

Belastbare meerwaarde : 33.611 F

Meerwaarde verwezenlijkt door X bij de verkoop op 17.2.1996

Eerste grootheid van het verschil : 735.000 F

Tweede grootheid van het verschil :

1° waarde van de delen geacht te zijn verkregen op 1.4.1995 :

- 2 x 1/9 x 870.000 F (zijnde de delen geruild met Y en Z) = 193.333 F

- kosten en uitgaven : 193.333 F x 25 % = 48.333 F

241.666 F

- "revalorisatie" : 241.666 F x 0 % = 0 F

[Er is geen volledig jaar verlopen tussen de datum van de verkrijging (1.4.1995) en de datum van de overdracht (17.2.1996).]

241.666 F

2° waarde van het deel geacht te zijn verkregen op 1.2.1992 : - 1/9 x 500.000 F = 55.556 F

- kosten en uitgaven : 55.556 F x 25 % = 13.889 F

69.445 F

- "revalorisatie" : 69.445 F x 20 % = 13.889 F

[5 % per volledig jaar (in casu 4), verlopen tussen de datum van de verkrijging (1.2.1992) en de datum van de overdracht (17.2.1996).]

83.334 F

3° totaal : - 325.000 F

Belastbare meerwaarde : 410.000 F

Voorbeeld 5

Nummer 97/57

Vier broers A, B, C, en D zijn gelijkgerechtigd in een in februari 1993 aangekochte grond.

De registratierechten werden betaald op een waarde van 960.000 F.

In april 1995 verdelen de betrokkenen de grond in 3 gelijke delen (een lot voor A, een voor B en een voor C, terwijl D in geld wordt uitbetaald).

De totale waarde van de grond op het ogenblik van de verdeling, wordt door de ontvanger van de Registratie op 1.800.000 F geraamd (600.000 F per lot).

Berekening van de meerwaarde

Elke mede-eigenaar bezat aanvankelijk 1/4 of 3/12 van het geheel in onverdeeldheid. De verdeling moet worden geacht als volgt te hebben plaats gehad :

- A behoudt 1/12, ruilt 1/12 met B en 1/12 met C en koopt 1/12 af van D;

- B behoudt 1/12, ruilt 1/12 met C en 1/12 met A en koopt 1/12 af van D;

- C behoudt 1/12, ruilt 1/12 met A en 1/12 met B en koopt 1/12 af van D;

- D verkoopt 3/12 (1/12 aan elk van zijn broers).

Meerwaarde verwezenlijkt door elk van de mede-eigenaars A, B en C

Eerste grootheid van het verschil (overeengekomen waarde van het deel van het part van elke mede-eigenaar dat wordt geacht aan één of meerdere mede-eigenaars te zijn toegekend) :

1.800.000 F x 1/6 (zijnde 1/12 + 1/12) = 300.000 F

Over te dragen : 300.000 F

Overdracht : 300.000 F

Tweede grootheid van het verschil :

de waarde van die delen bij verkrijging, d.w.z. :

960.000 F x 1/6 = 160.000 F

kosten en uitgaven : 160.000 F x 25 % = 40.000 F

200.000 F

"revalorisatie" : 200.000 F x 10 % = 20.000 F

[5 % per volledig jaar (in casu 2) verlopen tussen de datum van de verkrijging (februari 1993) en de datum van de verdeling (april 1995).]

Belastbare meerwaarde : - 220.000 F

80.000 F

Meerwaarde verwezenlijkt door mede-eigenaar D

Eerste grootheid van het verschil :

1.800.000 F x 3/12 = 450.000 F

Tweede grootheid van het verschil : 960.000 F x 3/12 = 240.000 F

kosten en uitgaven : 240.000 F x 25 % = 60.000 F

300.000 F

"revalorisatie" : 300.000 F x 10 % = 30.000 F

[5 % per volledig jaar (in casu 2) verlopen tussen de datum van de verkrijging ( februari 1993) en de datum van de verdeling (april 1995).] - 330.000 F

Belastbare meerwaarde : 120.000 F

Indien A het perceel dat hij uit die verdeling heeft overgehouden, in mei 1996 bij een openbare verkoop voor 1.000.000 F van de hand doet, moet de meerwaarde als volgt worden berekend :

Eerste grootheid van het verschil : 1.000.000 F

Tweede grootheid van het verschil :

1° waarde van de delen die worden geacht te zijn verkregen in april 1995 :

3 x 1/12 x 1.800.000 F = 450.000 F

(zijnde de delen die hij kocht van D of geruild heeft met B en C)

kosten en uitgaven: 450.000 F x 25 % = 112.500 F

562.500 F

"revalorisatie" : 562.500 F x 5 28.125 F

[5 % per volledig jaar (in casu 1) verlopen tussen de datum van de verkrijging (april 1995) en de datum van de overdracht (mei 1996).] 590.625 F

Over te dragen: 590.625 F 1.000.000 F

Overdracht : 590.625 F 1.000.000 F

2° waarde van het deel dat wordt geacht te zijn verkregen in februari 1993 :

1/12 x 960.000 F = 80.000 F

kosten en uitgaven : 80.000 F x 25 % = 20.000 F

100.000 F

"revalorisatie" : 100.000 F x 15 % = 15.000 F

[5 % per volledig jaar (in casu 3) verlopen tussen de datum van de verkrijging (februari 1993) en de datum van de overdracht (mei 1996).] 115.000 F

3° totaal : - 705.625 F

Belastbare meerwaarde : 294.375 F

Voorbeeld 6

Nummer 97/58

Twee zusters M en N zijn gelijkgerechtigd in een op 18.1.1992 aangekochte grond.

De registratierechten werden berekend op een waarde van 250.000 F.

Op 25.3.1995 treden de zusters uit onverdeeldheid; de verdeling gebeurt als volgt :

- N krijgt lot I toegewezen en betaald M een opleg van 60.000 F;

- M krijgt lot II toegewezen.

De verdelingsakte vermeldt voor die loten een waarde van respectievelijk 360.000 F en 240.000 F.

De ontvanger van de Registratie stelt een tekortschatting vast en bepaalt de waarde van die loten voor de registratierechten op 470.000 F voor lot I en op 330.000 F voor lot II (totaal 800.000 F).

Berekening van de meerwaarden

Beide mede-eigenaars bezaten aanvankelijk de helft van het goed in onverdeeldheid.

De verdeling moet worden geacht als volgt te hebben plaatsgehad :

- N behoudt de helft van lot I en staat de helft van lot II af aan M;

- M behoudt de helft van lot II en staat de helft van lot I af aan N.

Berekening van de meerwaarde verwezenlijkt door N

- Eerste grootheid van het verschil (zijnde de helft van de waarde van lot II op de datum van de verdeling) :

330.000 F x 1/2 = 165.000 F

Tweede grootheid van het verschil

(het deel van lot II, dat N geacht wordt te hebben overgedragen aan M, had bij de verkrijging op 18.1.1992 een waarde van) :

250.000 F x 330.000 F x 1/2 = 51.563 F

800.000 F

kosten en uitgaven : 51.563 F x 25 % = 12.891 F

64.454 F

"revalorisatie" : 64.454 F x 15 % = 9.668 F

[5 % per volledig jaar (in casu 3) verlopen tussen de datum van de verkrijging (18.1.1992) en de datum van de verdeling ( 25.3.1995)

- 74.122 F

Belastbare meerwaarde : 90.878 F

Berekening van de meerwaarde verwezenlijkt door M

- Eerste grootheid van het verschil (zijnde de waarde van het deel van lot I op de datum van de verdeling) :

470.000 F x 1/2 = 235.000 F

Tweede grootheid van het verschil (het deel van lot I, dat M geacht wordt te hebben overgedragen aan N, had bij de verkrijging op 18.1.1992 een waarde van) :

250.000 F x 470.000 F x 1/2 = 73.438 F

800.000 F

kosten en uitgaven :

73.438 F x 25 % = 18.360 F

91.798 F

"revalorisatie" : 91.798 F x 15 % = 13.770 F

[5 % per volledig jaar (in casu 3) verlopen tussen de datum van de verkrijging (18.1.1992) en de datum van de verdeling (25.3.1995).]

- 105.568 F

Belastbare meerwaarde : 129.432 F

Indien M het perceel dat zij uit die verdeling heeft overgehouden (lot II), op 1.4.1996 verkoopt voor 580.000 F en de ontvanger van de Registratie geen tekortschatting vaststelt, moet de meerwaarde als volgt worden berekend.

Eerste grootheid van het verschil : 580.000 F

Over te dragen : 580.000 F

Overdracht : 580.000 F

Tweede grootheid van het verschil :

1° waarde van het deel van lot II dat geacht wordt te zijn verkregen op 18.1.1992 :

250.000 F x 330.000 F x 1/2 = 51.563 F

800.000 F

- kosten en uitgaven : 51.563 F x 25 % = 12.891 F

64.454 F

- "revalorisatie" : 64.454 * 20 % = 12.891 F

[5 % per volledig jaar (in casu 4) verlopen tussen de datum van de verkrijging (18.1.1992) en de datum van de overdracht (1.4.1996).] 77.345 F 2° waarde van het deel van lot II dat geacht wordt te zijn verkregen op 25.3.1995

- 330.000 F x ½ = 165.000 F

- kosten en uitgaven : 165.000 F x 25 % = 41.250 F

206.250 F

- "revalorisatie" : 206.250 F x 5 % = 10.313 F

[5 % per volledig jaar (in casu 1) verlopen tussen de datum van de verkrijging (25.3.1995) en de datum van de overdracht (1.4.1996).] 216.563 F

3° totaal : - 293.908 F

Belastbare meerwaarde : 286.092 F

Voorbeeld 7

Nummer 97/59

Op 21.2.1988 wordt een belastingplichtige door aankoop voor de helft mede-eigenaar van een stuk grond.

Op 6.1.1994 koopt de betrokkene de andere helft zodat hij de volle eigendom van het ganse perceel verwerft.

Bij de aankoop op 21.2.1988 werden registratierechten betaald op een waarde van 500.000 F en bij de aankoop op 6.1.1994 op een waarde van 700.000 F.

De totale oppervlakte van die grond bedraagt 35,87 aren.

Op 18.2.1996 verkoopt de betrokkene hiervan openbaar 22,51 aren voor de prijs van 3.000.000 F.

Eerste grootheid van het verschil : 3.000.000 F

Tweede grootheid van het verschil (de verkoopwaarde bij de verkrijging) :

1° aankoop dd. 21.2.1988 : 500.000 F

waarde van de verkochte oppervlakte : 500.000 F x 22,51 = 313.772 F

35,87

kosten van verkrijging (forfait 25 %) : 78.443 F

totaal : 392.215 F

"revalorisatie" : 392.215 F x 35 % : 137.275 F

[5 % per volledig jaar (in casu 7), verlopen tussen de datum van de verkrijging (21.2.1988) en de datum van de overdracht (18.2.1996).] 529.490 F

Over te dragen : 529.490 F 3.000.000 F

Overdracht : 529.490 F 3.000.000 F

2° aankoop dd. 6.1.1994 : 700.000 F

Waarde van de verkochte oppervlakte : 700.000 F x 22,51 = 439.281 F

35,87

kosten van verkrijging (forfait 25 %) : 109.820 F

totaal : 549.101 F

"revalorisatie" : 549.101 F x 10 % = 54.910 F

[5 % per volledig jaar (in casu 2), verlopen tussen de datum van de verkrijging (6.1.1994) en de datum van de overdracht (18.2.1996).] 604.011 F

3° totaal : -1.133.501 F

Belastbare meerwaarde : 1.866.499 F

H. MEERWAARDEN VERWEZENLIJKT NAAR AANLEIDING VAN DE OVERDRACHT VAN BELANGRIJKE DEELNEMINGEN

1. Belastbaar bedrag

Nummer 97/60

Overeenkomstig art. 102, WIB 92, stemt het belastbare bedrag van de in art. 90, 9°, WIB 92, bedoelde meerwaarden verwezenlijkt naar aanleiding van de overdracht van belangrijke deelnemingen (zie 90/53 tot 65) in principe, overeen met het verschil tussen :

- ten eerste, de in geld, in effecten of in enige andere vorm voor de overgedragen aandelen ontvangen prijs;

- ten tweede, de prijs waartegen die aandelen onder bezwarende titel zijn verkregen, ofwel door de belastingplichtige zelf, ofwel door zijn rechtsvoorganger indien de verkrijging door de belastingplichtige niet onder bezwarende titel is geschied; de verkrijgingsprijs moet eventueel worden gerevaloriseerd overeenkomstig de bepalingen van art. 2, § 6, WIB 92.

2. Ontvangen prijs

Nummer 97/61

De ontvangen prijs stemt overeen met de voor de aandelen ontvangen geldsom of met de werkelijke waarde van de vergoeding, indien deze laatste op een andere wijze dan in geld geschiedt. Die werkelijke waarde moet worden beoordeeld op het ogenblik van de overdracht (zie, naar analogie, 208/15).

3. Verkrijgingsprijs

Nummer 97/62

Voor de vaststelling van de verkrijgingsprijs kan worden uitgegaan van de gegevens van aankoopborderellen of van welk ander gelijkaardig stuk ook. Bij ontstentenis van dergelijk stuk, mag een beroep worden gedaan op alle bewijsmiddelen van het gemeen recht, met uitzondering van de eed, maar met inbegrip van feitelijke vermoedens.

Indien de tot een belangrijke deelneming behorende aandelen op verschillende tijdstippen en voor verschillende prijzen zijn verkregen en slechts een gedeelte van die aandelen wordt overgedragen, moet bij voorrang worden gesteund op de nummeridentiteit om te bepalen welke effecten zijn overgedragen. Indien die identiteit niet kan worden aangetoond, mag worden geacht dat de effecten proportioneel uit de diverse aankopen voortkomen (zie 44/73, laatste lid).

Indien de aandelen door de belastingplichtige niet onder bezwarende titel zijn verkregen, mag de door de rechtsvoorganger betaalde prijs niet worden verhoogd met de registratie- of successierechten die bij de schenking of erfopvolging zouden zijn betaald.

In de in 90/59, laatste lid, bedoelde gevallen moet rekening worden gehouden met de verkrijgingsprijs van de omgeruilde aandelen.

4. Revalorisatie

Nummer 97/63

Indien aandelen vóór 1950 onder bezwarende titel zijn verkregen, moet de verkrijgingsprijs worden gerevaloriseerd door hem te vermenigvuldigen met de coëfficiënt die, voor het jaar van verkrijging, is bepaald in art. 2, § 6, WIB 92 (zie 2/35).

In de in 90/65 bedoelde gevallen, moet rekening worden gehouden met de coëfficiënt die van toepassing is voor het jaar van verkrijging van de omgeruilde effecten.

5. Bijzondere gevallen

a) Overdracht met recht van wederinkoop

Nummer 97/64

De overdracht van een belangrijke deelneming kan het voorwerp zijn van een overeenkomst onder ontbindende voorwaarde, zoals het recht van wederinkoop.

Het recht van wederinkoop is een beding waarbij de verkoper zich voorbehoudt de verkochte zaak terug te nemen, tegen de teruggave van de oorspronkelijke prijs en een eventuele vergoeding. Dit recht mag voor niet langer dan vijf jaren worden bedongen (art. 1659 en 1660, BW).

Zolang de ontbindende voorwaarde niet is vervuld, is de ingevolge een dergelijke overeenkomst verwezenlijkte meerwaarde belastbaar, zodat de desbetreffende aanslag, binnen de wettelijk gestelde termijnen, moet worden gevestigd.

Teneinde evenwel te vermijden dat ten onrechte gevestigde aanslagen definitief zouden worden in de gevallen waarin de ontbindende voorwaarde in vervulling gaat - waaruit voortvloeit dat de overdrager wordt geacht de eigendom van zijn deelneming nooit te hebben verloren - moet in de gevallen van overdracht met recht van wederinkoop als volgt worden gehandeld :

1° indien het belastbare inkomen geldig is aangegeven, moet de desbetreffende aanslag uiteraard binnen de normale aanslagtermijn worden gevestigd;

2° in de andere gevallen moet slechts tot taxatie worden overgegaan indien de ontbindende voorwaarde niet in vervulling is gegaan binnen een termijn van dertig maanden te rekenen van 1 januari van het jaar na dat van het sluiten van de overeenkomst tot vervreemding, onderworpen aan de ontbindende voorwaarde (zie Senaat, Stuk 925 (1975- 1976), nr. 2, blz. 13);

3° zowel in het ene als in het andere geval, moeten de bezwaarschriften, die de betrokken belastingplichtigen ter vrijwaring van hun rechten zouden indienen, in beraad worden gehouden tot bij het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn van vijf jaren (of tot bij het in vervulling gaan van de ontbindende voorwaarde);

4° bij gebrek aan geldig bezwaarschrift kan eventueel de ten onrechte gevestigde aanslag, indien dit nog mogelijk is, van ambtswege worden ontheven op grond van art. 376, WIB 92, waarbij de inwerkingtreding van de ontbindende waarde als een nieuw feit mag worden beschouwd.

b) Kapitaalverhogingen of -verminderingen van de vennootschap die de overgedragen effecten uitgeeft; gevolgen op de berekeningswijze van de meerwaarde

Nummer 97/65

De in art. 102, WIB 92, bedoelde "verkrijgingsprijs" is gelijk aan het bedrag dat door de overlater werkelijk is betaald voor het verwerven van de deelneming of voor het behouden van de erop betrekking hebbende maatschappelijke rechten. In die gedachtengang moet de oorspronkelijke verkrijgingsprijs worden verhoogd met de na de verkrijging bij een kapitaalverhoging werkelijk betaalde sommen en worden verminderd met de na de verkrijging bij een kapitaalvermindering werkelijk terugbetaalde sommen. De revalorisatie van de oorspronkelijke prijs en van de voormelde (betaalde of terugbetaalde) bedragen moet vanzelfsprekend gebeuren met inachtneming van de data waarop de betaling en de terugbetaling zijn gebeurd. Indien er geen rechtstreekse geldelijke tussenkomst van de aandeelhouder is geweest, in de zin van hetgeen voorafgaat, dan hebben de kapitaalverhogingen of -verminderingen geen invloed op de berekeningswijze van de meerwaarden (zie PV nr. 13, 25.10.1979, Sen. Lagneau, Bull. 581, blz. 266).

6. Voorbeelden

Voorbeeld 1

Nummer 97/66

Een persoon heeft in 1946 zijn handelszaak ingebracht in een nieuw opgerichte NV en verkreeg daarvoor 400 (van de 1.000) aandelen met een nominale waarde van ieder 1.000 F.

In 1976 stond hij zijn aandelen gratis af aan zijn beide zonen A en B (ieder 200 aandelen).

In 1996 verkoopt A zijn aandelen aan een buitenlandse vennootschap voor 3.000.000 F.

De door A verwezenlijkte meerwaarde is belastbaar, aangezien hij, samen met zijn broer, 40 % bezit in de rechten van de vennootschap waarvan de aandelen zijn verkocht.

Het belastbare bedrag van de meerwaarde bedraagt :

- ontvangen prijs : 3.000.000 F

- verkrijgingsprijs : 200.000 F x 1,14 = - 228.000 F

- verschil : 2.772.000 F

Voorbeeld 2

Nummer 97/67

Een persoon A kocht in 1949 300 aandelen (op 1.000) van een vennootschap X voor de prijs van 600.000 F.

In 1988 wordt de vennootschap X opgeslorpt door de vennootschap Y en in ruil voor zijn aandelen X verkrijgt A 200 aandelen Y (op 2.000).

In 1996 verkoopt A de aandelen Y voor 3.400.000 F aan een buitenlandse vennootschap.

De in 1996 verwezenlijkte meerwaarde is belastbaar, aangezien de aandelen die A bezat, vóór de opslorping, 30 % van de rechten in de vennootschap X vertegenwoordigen.

Het belastbare bedrag van de meerwaarde wordt als volgt bepaald :

- ontvangen prijs : 3.400.000 F

- verkrijgingsprijs (van de aandelen X) : 600.000 F x 1,10 = - 660.000 F

- verschil : 2.740.000 F

Voorbeeld 3

Nummer 97/68

Een persoon A heeft in 1935, 500 aandelen van een vennootschap X verworven voor 750.000 F.

In mei 1996 verkoopt A de aandelen (die op dit ogenblik een "belangrijke deelneming" vormen) aan een persoon B voor 5.800.000 F.

In november 1996 verkoopt B diezelfde aandelen aan een buitenlandse vennootschap voor 6.000.000 F.

De belastbare meerwaarden bedragen :

1° ten name van A :

- ontvangen prijs : 5.800.000 F

- verkrijgingsprijs : 750.000 F x 1,86 = - 1.395.000 F

- verschil : 4.405.000 F

2° ten name van B :

- ontvangen prijs : 6.000.000 F

- verkrijgingsprijs : - 5.800.000 F

- verschil : 200.000 F