Artikel 275^10, WIB 92

Art. 275^10, tweede lid, 2°, is van toepassing 10 dagen na publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad (25.07.2022) (art. 39, W 05.07.2022 - B.S. 15.07.2022; Numac: 2022032714)


De in het tweede lid omschreven werkgevers die bezoldigingen van werknemers betalen of toekennen en die krachtens artikel 270, eerste lid, 1°, schuldenaar zijn van de bedrijfsvoorheffing op deze bezoldigingen, worden ervan vrijgesteld 10 % van die bedrijfsvoorheffing in de Schatkist te storten, op voorwaarde dat de genoemde voorheffing volledig op die bezoldigingen wordt ingehouden.

Dit artikel is van toepassing op werkgevers die aan alle onderstaande voorwaarden tegelijk voldoen:

1° de werkgever valt onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;

2° de werkgever wordt aangemerkt als kleine vennootschap of is een natuurlijk persoon die op overeenkomstige wijze beantwoordt aan de criteria opgenomen in artikel 1:24, §§ 1 tot 6, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;

3° de werkgever is sinds ten hoogste 48 maanden ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen. De termijn van 48 maanden vangt aan op de eerste dag van de maand volgend op die inschrijving.

Wanneer de werkgever een werkzaamheid voortzet die voorheen werd uitgeoefend door een natuurlijke persoon of een andere rechtspersoon, vangt de termijn van 48 maanden vermeld in het tweede lid, 3°, aan op de eerste dag van de maand volgend op de eerste inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen door die natuurlijke of rechtspersoon.

Het in het eerste lid vermelde percentage wordt verhoogd tot 20 % wanneer de werkgever een microvennootschap is in de zin van artikel 1:25 Wetboek van vennootschappen en verenigingen of een natuurlijk persoon is die op overeenkomstige wijze beantwoordt aan de criteria van het voormelde artikel 1:25.

De vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing kan niet worden toegepast door een werkgever:

- waarvoor een aangifte of vordering tot faillietverklaring is ingesteld of waarvan het beheer van het actief geheel of ten dele is ontnomen zoals bepaald in artikel XX.32 en XX.101 van het Wetboek van economisch recht;

- waarvoor een procedure van gerechtelijke reorganisatie is geopend zoals bedoeld in artikel XX.45 van het Wetboek van economisch recht;

- die een ontbonden vennootschap is en zich in staat van vereffening bevindt.

De in het eerste lid bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing kan niet worden toegepast op de bedrijfsvoorheffing die aanvullend bovenop de bedrijfsvoorheffing die reglementair minimaal verschuldigd is, wordt ingehouden.

De Koning bepaalt de formaliteiten die moeten worden vervuld voor de toepassing van dit artikel.