Parlementaire vraag nr. 772 van de heer Willem-Frederik Schiltz van 17.02.2014

Parlementaire vraag nr. 772 van de heer Willem-Frederik Schiltz dd. 17.02.2014

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2013-2014, QRVA 53/158 dd. 25.04.2014, blz. 94

Inkomstenbelastingen. - Fiscale behandeling van auteursrechten

VRAAG (van de heer Schiltz)

Inzake de fiscale behandeling van auteursrechten bestaan er nog een aantal onduidelijkheden. A) Artikel 17, § 1, 5° § 1 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna "WIB 1992") kwalificeert als roerende inkomsten "de inkomsten verkregen uit de cessie of de concessie van auteursrechten en naburige rechten, alsook van de wettelijke en verplichte licenties, bedoeld in de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten of in overeenkomstige bepalingen in het buitenlands recht". Artikel 22, § 3 WIB 1992 omschrijft welk netto-inkomen belastbaar is namelijk: "Onverminderd de toepassing van het bepaalde in § 2, wordt onder netto-inkomen van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen en auteursrechten bedoeld in artikel 17, § 1, 5° het brutobedrag verstaan, verminderd met de kosten die zijn gedragen om die inkomsten te verkrijgen of te behouden; bij gebrek aan bewijskrachtige gegevens worden die kosten forfaitair geraamd volgens percentages die de Koning bepaalt". De forfaitaire raming van de kosten is opgenomen in artikel 3 van het koninklijk besluit tot uitvoering van het WIB 1992 (hierna "KB WIB92"). De aanhef daarvan luidt "Om het netto-inkomen uit verhuring, verpachting, gebruik, concessie van roerende goederen en auteursrechten te bepalen, worden de kosten die zijn gedragen om die inkomsten te verkrijgen of te behouden bij gebrek aan bewijskrachtige gegevens forfaitair vastgesteld op 15 pct. van het brutobedrag, ...". Verder stelt artikel 4, 1° KB WIB92: "Het in artikel 3 vermelde forfait wordt gebracht op: 1° 50% van de eerste schijf van 10.000 euro en 25% van de schijf van 10.000 euro tot 20.000 euro indien het auteursrechten betreft;". Echter, voor de categorie inkomsten uit de cessie van auteursrechten, opgenomen in artikel 17, § 1, 5° WIB 1992, voorziet artikel 3 (en dus bij uitbreiding ook artikel 4) van het KB WIB92 niet in een forfaitaire raming van de kosten die op het bruto-inkomen drukken. Weliswaar werd in een bericht van de minister van Financiën van 9 december 2008 in het Belgisch Staatsblad gemeld dat deze inkomsten in de praktijk gelijkgesteld worden met andere auteursrechten wat betreft de forfaitaire raming van kosten, maar de huidige situatie creëert hoe dan ook rechtsonzekerheid. Kan er echter niet overgegaan worden tot een aanpassing van de tekst van de aanhef van artikel 3 KB WIB92, waarbij het woord "alsmede uit de cessie van auteursrechten" wordt toegevoegd tussen de woorden "auteursrechten" en "te bepalen"? B) Om het netto-inkomen uit verhuring, verpachting, gebruik, concessie van roerende goederen en auteursrechten te bepalen voorziet artikel 3 KB WIB92 in de mogelijkheid om een forfaitaire aftrek voor kosten van 15% toe te passen. Artikel 4, 1° KB WIB92 stelt in haar Nederlandstalige tekst: "Het in artikel 3 vermelde forfait wordt gebracht op: 1° 50% van de eerste schijf van 10.000 euro en 25% van de schijf van 10.000 euro tot 20.000 euro indien het auteursrechten betreft". Artikel 4, 1° KB WIB92 stelt in haar Franstalige tekst: "Le taux prévu à l'article 3 est porté à: 1° 50% de la première tranche de 10.000 euros et 25% de la tranche de 10.000 euros à 20.000 euros s'il s'agit des droits d'auteurs.". Daar waar de Nederlandstalige tekst "het forfait" vermeldt in artikel 3 wijzigt, wijzigt de Franstalige tekst enkel "le taux". Er bestaat dus een verschillende interpretatie aangaande de mogelijkheid om op de inkomsten uit auteursrechten welke in een schijf boven 20.000 euro vallen, een forfaitaire aftrek voor kosten toe te passen. Op basis van de Nederlandstalige tekst zou er op de inkomsten uit auteursrechten welke in een schijf boven 20.000 euro geen forfaitaire aftrek voor kosten toe te passen zijn. Op basis van de Franstalige tekst zou er op de inkomsten uit auteursrechten welke in een schijf boven 20.000 euro een forfaitaire aftrek voor kosten van 15% toe te passen zijn conform artikel 3 KB WIB92.

1. Welke interpretatie is er van toepassing?

2. Valt het verder niet te overwegen om door een aanpassing van het KB WIB92 deze interpretatie zowel in de Franstalige als de Nederlandstalige tekst duidelijk op te nemen?

ANTWOORD (van de Minister van Financiën)

A) De bepaling aangekaart in het eerste deel van de vraag werd gewijzigd door artikel 6, 2°, van de wet van 16 juli 2008 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en tot instelling van een forfaitaire belastingregeling inzake auteursrechten en naburige rechten (Belgisch Staatsblad van 30 juli 2008 - Ed. 2). Door de woorden "en concessie van roerende goederen" te vervangen door de woorden, "concessie van roerende goederen en auteursrechten" wou de wetgever duidelijk aangeven dat de woorden "auteursrechten" verband houden met de woorden "het netto-inkomen" en niet met het woord "concessie". Het is deze interpretatie die wordt aangenomen door de fiscale administratie die geen enkel onderscheid maakt tussen de verschillende inkomsten bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) in geval van de toepassing van de forfaitaire kosten bedoeld in de artikelen 3 en 4, KB/WIB 92. De bedoeling van de wetgever was om het geheel van de auteursrechten samen te voegen teneinde hen éénzelfde fiscale behandeling voor te behouden terwijl in het verleden, de verschillende betrokken inkomsten fiscaal op een andere manier werden gekwalificeerd, wat een verschillende fiscale behandeling met zich meebracht. Momenteel worden de bedoelde inkomsten tot een bedrag van 37.500 euro (te indexeren bedrag) definitief belast als roerende inkomsten en daarboven kunnen ze worden belast als beroepsinkomsten indien ze beantwoorden aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 37, WIB 92. Bovendien vloeit de toevoeging van het woord "cessie" aan de definitie van de inkomsten uit auteursrechten opgenomen in artikel 17, § 1, 5°, WIB 92, voort uit de vaststelling dat het in vele gevallen vaak moeilijk was om in de contracten van auteursrechten een onderscheid te maken tussen de vergoeding die verbonden is aan een gehele of gedeeltelijke cessie van rechten en deze die enkel betrekking heeft op een gehele of gedeeltelijke concessie van zulke rechten. Om een einde te stellen aan iedere discussie betreffende dit onderwerp heeft de wetgever verwezen naar alle inkomsten die voortvloeien uit de cessie of concessie van auteursrechten en naburige rechten, alsook van de wettelijke en verplichte licenties, bedoeld in de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten om het geheel van de inkomsten van auteursrechten te definiëren waarvan hij het belastingstelsel op een uniforme wijze wenste te regelen. Er wordt eveneens onderstreept dat artikel 3, § 1, van de voornoemde wet van 30 juni 1994 auteursrechten als volgt definieert : "De vermogensrechten zijn roerende rechten die overgaan bij erfopvolging en vatbaar zijn voor gehele of gedeeltelijke overdracht, volgens de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Zij kunnen onder meer worden vervreemd of in een gewone of exclusieve licentie worden ondergebracht." Zoals men ziet heeft de wetgever ervoor gekozen om de termen "concessie van auteursrechten" niet te gebruiken, maar enkel de terminologie "overdracht van auteursrechten" en "gewone of exclusieve licentie". In het fiscaal recht heeft men er niettemin de voorkeur aan gegeven om te verwijzen naar de cessie en concessie van auteursrechten en de wettelijke en verplichte licenties (Parl. Stukken, Senaat, zitting 2007-2008, 4-119/3, blz. 2). B)

1. Het verschil tussen de Nederlandstalige versie die het woord "forfait" gebruikt en de Franstalige versie die het woord "taux" gebruikt in de inleidende zin van artikel 4, KB/WIB 92, vindt zijn oorsprong in het koninklijk besluit van 2 december 1962 betreffende de roerende voorheffing - Belgisch Staatsblad van 4 december 1962. De voornoemde wet van 16 juli 2008 heeft in artikel 4, eerste lid, 1°, KB/WIB 92 een beperkte degressieve aftrek van forfaitaire kosten ingevoerd ten voordele van alle inkomsten van auteursrechten bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, WIB 92. Deze forfaitaire aftrekregeling is gebaseerd op de toepassing van het tarief van 50 pct. op de eerste inkomensschijf van 10.000 euro (te indexeren bedrag) en van 25 pct. op de tweede inkomensschijf van 10.000 tot 20.000 euro (te indexeren bedragen). De intentie van de wetgever was om deze aftrek van forfaitaire kosten voor te behouden voor de laagste inkomsten en derhalve deze aftrek te beperken tot de twee voornoemde inkomensschijven. Hierdoor kan geen enkele aftrek van forfaitaire kosten meer gebeuren boven 20.000 euro aan inkomsten uit auteursrechten bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, WIB 92. Dit standpunt wordt zowel weergegeven in punt 3, derde lid, van het bericht van 9 december 2008 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van dezelfde datum door één van mijn voorgangers (+ erratum van 18 december 2008) als in het specifieke formulier dat bestemd is voor de aangifte in de roerende voorheffing betreffende de inkomsten uit auteursrechten (formulier 273 S, verwijzing nr. 4). B)

2. In het belang van een goed bestuur wijs ik u er evenwel op dat erin voorzien is dat bij een latere wijziging van het KB/WIB 92, de inleidende zin van artikel 4, KB/ WIB 92 in beide landstalen zal worden vervangen om de draagwijdte ervan te verduidelijken.