Parlementaire vraag nr. 1260 van de heer Peter De Roover van 01.12.2022

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2022-2023, QRVA 55/101 d.d. 18.01.2023, blz. 263


Datum indiening bezwaarschrift - Hybride aangetekend schrijven

VRAAG (van de heer De Roover)

Het Grondwettelijk Hof neemt inzake bezwaarschriften systematisch het standpunt in dat een burger over een volledige termijn moet kunnen beschikken. Het Hof kiest resoluut voor de verzendingstheorie en niet de ontvangsttheorie. Naar aanleiding van dit standpunt werd in 2014 expliciet bepaald (in artikel 371 WIB92) dat indien het bewaarschrift wordt ingediend bij aangetekende brief, de datum van de poststempel op het verzendingsbewijs geldt als datum van de indiening. Ondertussen is het mogelijk om een hybride aangetekende zending te versturen. Via de tussenkomst van een erkende dienstverlener kan de burger een brief digitaal opladen, waarna de dienstverlener de aangetekende zending in gematerialiseerde vorm aanbiedt aan de postdiensten. Volgens het Wetboek Economisch Recht wordt de datum op het bericht van de elektronische aangetekende zending gelijkgesteld met de datum van de deponering van het aangetekend schrijven bij de postdienstverlener voor zover de verzending niet meer door de verzender kan worden gewijzigd of geannuleerd. De datum van de elektronische deponering wordt dus volgens het WER geacht de postdatum te zijn. De poststempel die nadien wordt aangebracht nadat de erkende dienstverlener de brief in materiële vorm aan de postdiensten aanbiedt, is dan niet meer van belang. De verzender heeft daar ook geen controle over. Uw administratie houdt blijkbaar vast aan de materiële datum die wordt geslagen op de papieren brief die de erkende dienstverlener afgeeft aan de post. Uw administratie gaat volgens mij voorbij aan het feit dat het recht heel flexibel kan zijn zoals de fictie in het WER aantoont. De wet van 26 januari 2021 stelt in het vooruitzicht dat de datum van het verzendingsbewijs door de erkende dienstverlener als datum van de indiening van het bezwaarschrift zal gelden. Alleen is het nog wachten tot 1 januari 2025 vooraleer die bepaling in werking treedt. 1. Waarom past uw administratie de verzendingstheorie niet toe op een hybride aangetekende zending? 2. Bent u het eens dat het gemeen recht doorwerkt in het fiscaal recht tenzij het fiscaal recht ervan afwijkt? Met andere woorden, waarom werkt de fictie in artikel X.II.N2 bijlage II, WER niet door ten aanzien van een hybride aangetekende zending van een bezwaarschrift? 3. Als u toch akkoord gaat met het principe dat de datum van het verzendbewijs vanaf 1 januari 2025 als datum van indiening van het bezwaarschrift zal gelden, kunnen we omwille van de rechtszekerheid dit principe niet vervroegen?

ANTWOORD (Vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding en de Nationale loterij)

1. De hybride aangetekende zending voorziet nog steeds in een fysieke verzending van de aangetekende brief. Bijgevolg blijft art. 371 WIB 92 van toepassing. In de huidige stand van de wetgeving kan een aangetekende zending enkel via een postdienstverlener, wat eveneens het geval bij de hybride aangetekende zending. 2 en 3. Gelet op het in het fiscaal recht toepasselijk legaliteitsbeginsel dat ingeschreven staat in de Grondwet, kan hiervan niet worden afgeweken in de huidige stand van de wetgeving.