Parlementaire vraag nr. 731 van de heer Joris Vandenbroucke van 23.11.2021

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2020-2021, QRVA 55/073 d.d. 24.12.2021, blz. 122

Vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing

VRAAG (van de heer Vandenbroucke)

Naar aanleiding van parlementaire vraag nr. 561 van 28 juli 2021 (Vragen en Antwoorden, Kamer, 2020-2021, nr. 64) met betrekking tot de steunmaatregel vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen waarin ploegenarbeid of nachtarbeid wordt verricht, als omschreven in artikel 275, § 1 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), verzoek ik u om uw antwoord verder te verduidelijken. Niet elke onderneming met een niet-dagdagelijkse afwisseling van de ploegen valt onder het door uw antwoord vermelde artikel 275, § 4, WIB 92 die een specifieke maatregel heeft voorzien voor de systeemvaart, die een bijzondere vorm van ploegenarbeid is (zie onder meer naar de uitsluitingen in het toepassingsgebied van artikel 275, § 4, WIB 92; namelijk de sleepdienstactiviteiten, maar er zijn nog tal van andere ondernemingen met een niet-dagdagelijks afwisseling die niet onder de systeemarbeid horen). Verder geeft u geen antwoord op de vraag wat betreft de formulering in de loop van de dag. In de loop van de dag betekent niet hetzelfde als dagelijkse afwisseling van de ploeg. In sommige sectoren, los van het toepassingsgebied van de systeemvaart, worden ploegen immers niet elke dag afgelost, maar kan deze aflossing en opvolging door de nieuwe ploeg pas plaatsvinden op bijvoorbeeld wekelijkse basis met op die dag een aflossing in de loop van de dag. Kan u bevestigen dat aflossing in de loop van de dag niet per definitie gelijkstaat met aflossing op dagelijkse basis? In de memorie van toelichting Parl Doc., Kamer, 2003-2004, 51-0474/001 P 152 wordt immers als verantwoording voor de invoering van deze maatregel gegeven: "In het kader van de werkgelegenheidsconferentie hebben al de sociale partners de regering gevraagd een maatregel te voorzien die de extra kosten verbonden aan ploegenarbeid kan compenseren. Onder ploegenarbeid wordt verstaan de werknemer die in twee of meer opeenvolgende ploegen werkt of de werknemer die nachtarbeid verricht. Indien de cijfers van het afgelopen decennium worden bekeken dan werken in België zo'n 600.000 mensen in ploegen. Vooral bij vrouwen is het afgelopen decennium de ploegenarbeid toegenomen. Dit laatste kan verklaard worden door de versoepeling van nachtarbeid voor vrouwen zoals in het midden van de jaren negentig door de Europese Unie werd opgelegd. In de totale loontrekkende werkgelegenheid werkt ongeveer een werknemer op vijf in ploegenarbeid. Ploegenarbeid komt zowat in alle sectoren en types van ondernemingen voor. Het is trouwens vaak het enige antwoord dat een onderneming kan bieden op de steeds verdergaande globalisering van de economie en de daaraan gekoppelde flexibilisering. Ploegenarbeid confronteert werkgevers echter vaak met extra kosten ten opzichte van zijn werknemers in vergelijking met andere werknemers. Voorzieningen zoals bijvoorbeeld openbaar vervoer of kinderopvang zijn op atypische werkuren immers veel minder voorhanden of zelfs onbestaande. Dit verplicht de werkgever tot het maken van extra kosten. Deze maatregel poogt hieraan tegemoet te komen. Ondernemingen worden er immers van vrijgesteld een op forfaitaire basis geraamd gedeelte van de bedrijfsvoorheffing die is ingehouden op de ploegenpremies aan de Schatkist door te storten. Het advies van de Raad van State is gevolgd behalve wat de invoeging van de maatregel in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreft". Deze gebruikte argumentering voor de invoering van deze maatregel is immers zeker van toepassing voor mensen die niet enkel een ganse dag, maar een ganse periode (bijv. een week) niet thuis zijn. Hierbij dient men uiteraard het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel in acht te nemen. Ook op de niet-toepassing van dit grondwettelijk gelijkheidsbeginsel geeft u geen antwoord, of mag men er vanuit gaan, ondanks de duidelijke schending van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel dat de ondernemingen met een niet-dagdagelijkse afwisseling, niet onder artikel 275, § 1 van het WIB 92 vallen en dit in tegenstelling tot in bovenvermelde memorie van toelichting destijds gegeven verantwoording voor de invoering van deze maatregel?

ANTWOORD (van de Minister van Financiën)

Artikel 275/5, §§ 1 en 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) legt een aantal voorwaarden op waaraan een ploegenstelsel moet voldoen opdat de werkgever aanspraak kan maken op de fiscale steunmaatregel "vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid". Bijgevolg komen niet alle ploegenstelsels in aanmerking voor deze steunmaatregel. Eén van deze wettelijke voorwaarden is dat de ploegen elkaar in de loop van de dag moeten opvolgen. De wetgever heeft destijds dus niet enkel gesteld dat het volstaat dat de ploegen elkaar opvolgen, maar hij heeft expliciet in de wettekst opgenomen dat die ploegen elkaar "in de loop van de dag" moeten opvolgen. De fiscale definitie van ploegenarbeid verwijst daarbij ook uitdrukkelijk naar de dagtaak van die ploegen. De wetgever wenste dus niet om het even welke periodiciteit in aanmerking te nemen. Ik herneem bijgevolg mijn antwoord op uw parlementaire vraag nr. 561 van 28 juli 2021 (Vragen en Antwoorden, Kamer, 2020-2021, nr. 64), namelijk dat de voorwaarde dat de ploegen elkaar in de loop van de dag moeten aflossen duidelijk is en wel degelijk een dagelijkse aflossing van de opeenvolgende ploegen vereist. Een aflossing en opvolging door de nieuwe ploeg volgens een andere periodiciteit (bijvoorbeeld op wekelijkse basis) voldoet niet aan die voorwaarde. In mijn antwoord op deze parlementaire vraag had ik eveneens al verduidelijkt dat de wetgever in artikel 275/5, § 4, WIB 92 een specifieke maatregel heeft voorzien voor de systeemvaart, die een bijzondere vorm van ploegenarbeid hanteert waarbij de werknemers niet elke dag naar huis gaan maar slechts na een week, 14 dagen of maximum na 30 dagen. Net door de specificiteit van de systeemvaart, kunnen deze ondernemingen immers niet genieten van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen waarin ploegenarbeid wordt verricht als bedoeld in artikel 275/5, §§ 1 en 2, WIB 92. Voor de sector van de systeemvaart is dus afgeweken van de voorwaarde met betrekkking tot de dagelijkse aflossing, waaraan die sector niet kon voldoen. Dat houdt in dat de andere sectoren van de binnenvaart wel nog aan die voorwaarde moeten voldoen om aanspraak te kunnen maken op de fiscale steunmaatregel "vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid". Gelet op wat voorafgaat ben ik van mening dat de dagelijkse aflossing van de ploegen voorzien in artikel 275/5, §§ 1 en 2, WIB 92 het grondwettelijke gelijkheidsprincipe respecteert.