Commentaar van art. 42 WIB 92 (bijwerking)
Bijwerking Com.IB 92 d.d. 01.08.2017
TITEL II: PERSONENBELASTING
HOOFDSTUK II: GRONDSLAG VAN DE BELASTING
Afdeling IV: Beroepsinkomsten
Onderafdeling III: Vrijgestelde inkomsten
Art. 42, WIB 92
INLEIDING
42/0 | |
II. VERVREEMDING VAN ACTIVA ONDER ONTBINDENDE OF OPSCHORTENDEVOORWAARDE | |
42/1 | |
42/2 | |
42/5 | |
42/6 |
I. WETTEKST
Deze bijwerking heeft betrekking op art. 42, WIB 92, zoals het van toepassing is voor het aanslagjaar 2017. Het is van kracht in deze versie sinds aj. 1992.
42/0
Art. 42. - In afwijking van artikel 1183 van het Burgerlijk Wetboek worden bestanddelen die het onderwerp zijn van een akte van vervreemding onder ontbindende voorwaarde, geacht voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid slechts te zijn gebruikt vanaf de datum waarop aan die voorwaarde is voldaan.
II. VERVREEMDING VAN ACTIVA ONDER ONTBINDENDE OF ONDER OPSCHORTENDE VOORWAARDE
A. ALGEMEEN
42/1
Verbintenissen kunnen een ontbindende of een opschortende voorwaarde behelzen.
Een ontbindende voorwaarde is die welke, bij haar vervulling, de verbintenis teniet doet, en de zaken herstelt in dezelfde toestand alsof er geen verbintenis had bestaan (art. 1183, eerste lid, BW).
Een verbintenis onder een opschortende voorwaarde aangegaan, is die welke afhangt ofwel van een toekomstige en onzekere gebeurtenis, ofwel van een gebeurtenis die reeds heeft plaatsgehad, maar aan partijen nog onbekend is (art. 1181, eerste lid, BW).
B. ONTBINDENDE VOORWAARDE
42/2
Verbintenissen onder ontbindende voorwaarde omvatten o.m. de verkoop met recht van wederinkoop (Dekkers, Handboek van Burgerlijk Recht, II, nr. 881). Het recht van wederinkoop is een beding waarbij de verkoper zich voorbehoudt de verkochte zaak terug te nemen, mits terugbetaling van de oorspronkelijke prijs en toebehoren (zie art. 1659, BW).
42/3
Art. 42, WIB 92, wil elke betwisting uitschakelen wat betreft de fiscale gebruiksduur van de activa die voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt en die alvorens definitief te gelde te zijn gemaakt, het voorwerp waren van een akte van vervreemding onder ontbindende voorwaarde, waarbij die voorwaarde tevens werd vervuld. In afwijking van art. 1183, BW, worden die bestanddelen geacht te zijn verkregen op de datum waarop ze door de belastingplichtige werden 'teruggekocht' en niet op de datum waarop ze oorspronkelijk werden aangeschaft of vervaardigd. De vervreemding onder ontbindende voorwaarde wordt fiscaal steeds beschouwd als een gewone verwezenlijking, waarvan de uitkomst - meerwaarde of minderwaarde - in aanmerking wordt genomen (Kamer van Volksvertegenwoordigers, Zitting 1972-1973, Mem. van toel., Stuk 521/1, blz. 9).
42/4
Dit houdt in:
- dat de vervreemding onder ontbindende voorwaarde vanaf het begin als een gewone verwezenlijking wordt behandeld, waarbij voor de toepassing van de art. 24 en 41 tot 44, WIB 92, alle gebruikelijke regels worden toegepast, ongeacht of die voorwaarde al dan niet vervuld wordt (zie ook 1° van onderstaand voorbeeld);
- dat indien de ontbindende voorwaarde toch wordt vervuld, het activabestanddeel wordt geacht op de datum van die gebeurtenis opnieuw te zijn verkregen voor dezelfde prijs waarvoor het werd vervreemd in de hierboven bedoelde overdracht; het zijn die datum en prijs (en niet die van de aanvankelijke verkrijging) welke bij de latere definitieve verwezenlijking in aanmerking zullen worden genomen als aanschaffingsdatum en -prijs (zie 2° en 3° van onderstaand voorbeeld).
C. VOORBEELD
42/5
Een handelaar die een gebouw bezit dat hij volledig voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid gebruikt, verkoopt op 15.10.2016 voor 800.000 euro dit gebouw dat hij op 20.06.1997 voor de prijs van 400.000 euro heeft verkregen. Het totaal van de tot aj. 2016 fiscaal aangenomen afschrijvingen bedraagt 228.000 euro. De verkoop geschiedt met beding van wederinkoop.
Op 25.05.2017 besluit de handelaar gebruik te maken van zijn recht tot wederinkoop en deelt zijn beslissing aan de koper mee. Hij wordt opnieuw in het bezit gesteld van zijn gebouw en betaalt aan de koper de som van 800.000 euro.
Op 12.08.2017 besluit de handelaar het gebouw definitief te verkopen voor 850.000 euro.
Fiscale gevolgen van elk van die verrichtingen voor de handelaar:
1° Verkoop op 15.10.2016 voor 800.000 euro
De handelaar opteert voor de belastbaarheid van de vrijwillig verwezenlijkte meerwaarde van 628.000 euro [800.000 euro - (400.000 - 228.000)] volgens het keuzestelsel van de gespreide belasting overeenkomstig art. 47, § 1, 2°, WIB 92 (het gebouw werd sedert meer dan 5 jaar vóór de vervreemding voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid gebruikt).
2° Wederinkoop op 25.05.2017 voor 800.000 euro (vervulling van de ontbindende voorwaarde)
Fiscaal wordt de wederinkoop aangemerkt als een verkrijging. Deze heeft geen weerslag op de verdere gespreide belasting van de sub 1° bedoelde meerwaarde.
3° Definitieve verkoop op 12.08.2017 voor 850.000 euro
Overeenkomstig art. 42, WIB 92, wordt het verkochte gebouw fiscaal geacht, slechts voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid te zijn gebruikt vanaf 25.05.2017 (datum waarop de ontbindende voorwaarde werd vervuld) en te zijn verkregen voor 850.000 euro.
Dit houdt in:
- dat de meerwaarde verwezenlijkt op 12.08.2017 fiscaal slechts 50.000 euro (850.000 - 800.000) bedraagt;
- dat die meerwaarde voor aj. 2018 volledig belastbaar is volgens het stelsel van het gemeen recht, daar het gebouw wordt geacht sedert minder dan vijf jaar vóór de vervreemding, voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid te zijn gebruikt.
D. OPSCHORTENDE VOORWAARDE
42/6
Wat betreft de verbintenissen onder opschortende voorwaarde, moet op fiscaal gebied steeds uitsluitend rekening worden gehouden met de datum waarop die voorwaarde is vervuld.
Het is dus die datum welke in aanmerking moet worden genomen voor:
- de vaststelling van het belastbare tijdperk waarin de eventuele meerwaarde werd verwezenlijkt;
- de berekening van de termijn van 5 jaar gesteld voor het keuzestelsel van de gespreide belasting of voor de afzonderlijke aanslag (zie art. 47, § 1 en 171, 4°, a, WIB 92).
Indien de opschortende voorwaarde niet wordt vervuld, wordt geacht dat de verbintenis nooit heeft bestaan.
De Commissie voor Boekhoudkundige Normen heeft een advies uitgebracht over de boekhoudkundige verwerking van verrichtingen afgesloten onder opschortende voorwaarde (Advies nr 148/6, Bulletin CBN, nr. 34, maart 1995, 24-26, herzien op 04.05.2011, site http://www.cnc-cbn.be).