Parlementaire vraag nr. 439 van de heer Bert Schoofs van 29.06.2011

Parlementaire vraag nr. 439 van de heer Bert Schoofs dd. 29.06.2011


Vragen en Antwoorden, Kamer 2010-2011, nr. 37 van 02.08.2011, blz. 39

Personenbelasting

Belastingvrije som

Kind ten laste

Co-ouderschap

Onderhoudsuitkering

Voorwaarde van aftrekbaarheid van een onderhoudsuitkering

VRAAG

In een recente studie van de Gezinsbond "Focus op de financiële gevolgen van een scheiding. Hoe valkuilen vermijden?" lezen we op bladzijde 80: "In het kader van het verblijfsco-ouderschap bestaat ook het fiscaal co-ouderschap, waarbij de ouder die het kind ten laste heeft, de helft van de belastingvrije sommen voor kinderen ten laste afstaat aan de andere ouder. Het is echter te weinig bekend dat deze regeling in de meeste gevallen nadelig voor de ouders is. Vanaf drie kinderen ligt het totale fiscale voordeel lager voor beide ouders samen. Bovendien kunnen ouders fiscaal co-ouderschap niet combineren met de fiscale aftrek van het onderhoudsgeld. Het fiscaal co-ouderschap benadeelt ook ouders met lage inkomens, omdat alleen de ouder, die de kinderen effectief ten laste heeft en de helft van de daaraan gekoppelde belastingvrije sommen afstaat aan de andere ouder, in aanmerking komt voor het terugbetaalbaar belastingkrediet van maximaal 400 euro per kind.".

1. Bent u het eens met deze vaststellingen?

2. Welke initiatieven worden in deze gepland om de ouders ter zake beter te informeren?

3. Kan u minister het eens zijn met de suggestie van de Gezinsbond waarin gesteld wordt dat bij een vonnis met gelijkmatig verdeelde huisvesting het fiscaal co-ouderschap niet langer automatisch zou mogen opgelegd worden?

ANTWOORD (van de heer Reynders, Vice-eersteminister en Minister van Financiën en Institutionele Hervormingen)

1. De verdeling van de in artikel 132, eerste lid, 1° tot 6°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde toeslagen op de belastingvrije som voor kinderen ten laste waarvan de huisvesting gelijkmatig is verdeeld over twee belastingplichtigen die geen deel uitmaken van hetzelfde gezin, maar samen het ouderlijk gezag over die kinderen uitoefenen, ook fiscaal co-ouderschap genoemd, is wettelijk geregeld in artikel 132bis, van datzelfde wetboek. De vraag of dat fiscale co-ouderschap voor beide ouders samen voor- of nadeliger is dan wanneer die toeslagen volledig worden toegekend aan de ouder bij wie die kinderen fiscaal ten laste zijn, kan niet eenduidig worden beantwoord. Dit hangt immers af van tal van feitelijke omstandigheden zoals de gezinstoestand van beide ouders, de aard en het bedrag van hun inkomsten, het aantal kinderen waarvan de huisvesting gelijkmatig is verdeeld, of er onderhoudsuitkeringen worden betaald voor die kinderen of niet, enz. Ik moet dan ook formeel tegenspreken dat het fiscale co-ouderschap vanaf drie kinderen in alle gevallen nadeliger is. Zoals blijkt uit het zesde lid van artikel 132bis, van voormeld wetboek kan het fiscale co-ouderschap niet worden toegepast als één van beide ouders in artikel 104, 1°, van dat wetboek bedoelde onderhoudsuitkeringen aftrekt voor de kinderen waarvan de huisvesting gelijkmatig is verdeeld. Dat de toeslagen op de belastingvrije som voor kinderen waarvan de huisvesting gelijkmatig is verdeeld, slechts in een terugbetaalbaar belastingkrediet kunnen worden omgezet bij de ouder van wie die kinderen fiscaal ten laste zijn, volgt uit de libellering van artikel 134, tweede lid, van voormeld wetboek. Anderzijds brengt de fiscale co-ouderschapsregeling ook een aantal voordelen mee, namelijk :

- voor zover alle wettelijke voorwaarden ter zake zijn vervuld heeft ook de ouder bij wie de kinderen fiscaal niet ten laste zijn, recht op de aftrek van de uitgaven die hij persoonlijk heeft betaald voor de oppas van de kinderen voor wie het fiscale co-ouderschap wordt toegepast;

- wanneer het fiscale co-ouderschap wordt toegepast, wordt de toeslag op de belastingvrije som voor belastingplichtigen die alleen worden belast en kinderen ten laste hebben, volledig toegekend aan beide ouders, voor zover, uiteraard, elk van hen alleen wordt belast.

2. Eerst en vooral kan de belastingplichtige voor dit soort inlichtingen altijd contact opnemen met zijn lokaal taxatiekantoor of met het Contactcenter van de FOD Financiën. Meer inlichtingen over de fiscale co-ouderschapsregeling zijn terug te vinden in de FAQ's op de website www.minfin.fgov.be (doorklikken op "Thema's", "Gezin" en "Co-ouderschap"). Voor het overige wil ik ook verwijzen naar de administratieve circulaire van 26 april 2010, die kan worden geraadpleegd op de website www.fisconetplus.be.

3. Bij een vonnis met gelijkmatig verdeelde huisvesting is het niet zo dat fiscaal co-ouderschap in de zin van artikel 132bis, Wetboek van de inkomstenbelastingen (WIB 92) automatisch wordt opgelegd. Ingeval één van de ouders gehouden is tot betaling van onderhoudsgelden, voorziet artikel 132bis, 6de lid, WIB 92 namelijk in de keuze voor de belastingplichtigen. Het kan voor een ouder die onderhoudsgeld betaalt voor een kind in een co-ouderschapregeling fiscaal interessanter zijn om de aftrek van die onderhoudsuitkeringen te vragen, eerder dan de overdracht van de helft van de toeslagen waarop dat kind recht geeft. Om de belastingplichtige toe te laten deze fiscaal voordelige keuze te maken, is bepaald dat artikel 132bis, WIB 92 niet wordt toegepast indien een ouder regelmatig betaalde onderhoudsuitkeringen met betrekking tot een kind in een co-ouderschapregeling fiscaal in aftrek brengt (toepassing van artikel 104, 1°, WIB 92). Dit geldt zowel indien de regeling volgt uit een overeenkomst, dan wel uit een rechterlijke beslissing.