Parlementaire vraag nr. 985 van de heer Daems van 18.07.1997
VRAAG 97/985
Vraag nr. 985 van de heer Daems dd. 18.07.1997
Bull. nr. 781, pag. 771
Vr. en Antw., Kamer, 1997-1998, nr. 112, blz. 15246-15247
Fiscale overtredingen.
VRAAG
Luidens artikel 444, tweede lid, WIB 1992 kan bij ontstentenis van kwade trouw worden afgezien van het minimum van 10 % belastingverhoging.
In artikel 226, B, 1°, KB/WIB 1992 wordt daarentegen gesteld dat bij een onvolledige of onjuiste aangifte zonder het opzet de belasting te ontduiken 10 % belastingverhoging moet worden opgelegd.
Het legaliteitsbeginsel verplicht de uitvoerende macht de wet te eerbiedigen. Bij ontstentenis van toestemming of uitdrukkelijke delegatie van de wetgevende macht aan de Koning, kan deze laatste géén reglementaire bepalingen aannemen die tegen een wet ingaan (zie Luik, 21 november 1986, JLMB, 1987, blz. 257).
1. Is artikel 226, B, 1°, KB/WIB 1992 verenigbaar met de in de artikelen 159 en 170, eerste lid, van de Grondwet omschreven principes?
2. Moet het administratief commentaar vervat in de nrs. 444/21 en 444/22 niet worden aangepast of vervolledigd?
3. Welke precieze schaal moet met toepassing van artikel 444, tweede lid, WIB 1992 worden toegepast bij een tweede en bij iedere volgende overtreding zonder het opzet de belasting te ontduiken?
4.
ANTWOORD
1. Artikel 226 van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92) voert artikel 444, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) uit door de in die bepaling bedoelde schaal van de belastingverhogingen vast te leggen. Het is derhalve verenigbaar met de in artikelen 159 en 170 van de Grondwet omschreven beginselen.
2. In nr. 444/22 van de administratieve commentaar op het WIB 92 (Com.IB 92) wordt duidelijk uitgelegd hoe moet worden gehandeld om de beide bepalingen (artikel 444, tweede lid, WIB 92 en artikel 226, KB/WIB 92) na te leven, zodat geen aanpassing nodig is.
3. Wanneer artikel 444, tweede lid, WIB 92 wordt toegepast, betekent dit dat de desbetreffende overtreding als onbestaande wordt beschouwd (zie Com.IB 92, nr. 444/25, vierde gedachtestreepje) en dat die gevallen dus niet in aanmerking komen om de rangorde en de graad van later begane overtredingen te bepalen.
4.
Vraag nr. 985 van de heer Daems dd. 18.07.1997
Bull. nr. 781, pag. 771
Vr. en Antw., Kamer, 1997-1998, nr. 112, blz. 15246-15247
Fiscale overtredingen.
VRAAG
Luidens artikel 444, tweede lid, WIB 1992 kan bij ontstentenis van kwade trouw worden afgezien van het minimum van 10 % belastingverhoging.
In artikel 226, B, 1°, KB/WIB 1992 wordt daarentegen gesteld dat bij een onvolledige of onjuiste aangifte zonder het opzet de belasting te ontduiken 10 % belastingverhoging moet worden opgelegd.
Het legaliteitsbeginsel verplicht de uitvoerende macht de wet te eerbiedigen. Bij ontstentenis van toestemming of uitdrukkelijke delegatie van de wetgevende macht aan de Koning, kan deze laatste géén reglementaire bepalingen aannemen die tegen een wet ingaan (zie Luik, 21 november 1986, JLMB, 1987, blz. 257).
1. Is artikel 226, B, 1°, KB/WIB 1992 verenigbaar met de in de artikelen 159 en 170, eerste lid, van de Grondwet omschreven principes?
2. Moet het administratief commentaar vervat in de nrs. 444/21 en 444/22 niet worden aangepast of vervolledigd?
3. Welke precieze schaal moet met toepassing van artikel 444, tweede lid, WIB 1992 worden toegepast bij een tweede en bij iedere volgende overtreding zonder het opzet de belasting te ontduiken?
4.
a) | Welke rang van belastingverhoging moet inzake vennootschapsbelasting worden opgelegd wanneer eerst een belastingverhoging werd opgelegd die geen financiële gevolgen heeft gehad wegens een blijvend negatief resultaat of voldoende verrekenbare bestanddelen? |
b) | Op welke rechtsgeldige en gemotiveerde wijze dient die ranginname officieel ter kennis van de belastingplichtige te worden gebracht? |
1. Artikel 226 van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92) voert artikel 444, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) uit door de in die bepaling bedoelde schaal van de belastingverhogingen vast te leggen. Het is derhalve verenigbaar met de in artikelen 159 en 170 van de Grondwet omschreven beginselen.
2. In nr. 444/22 van de administratieve commentaar op het WIB 92 (Com.IB 92) wordt duidelijk uitgelegd hoe moet worden gehandeld om de beide bepalingen (artikel 444, tweede lid, WIB 92 en artikel 226, KB/WIB 92) na te leven, zodat geen aanpassing nodig is.
3. Wanneer artikel 444, tweede lid, WIB 92 wordt toegepast, betekent dit dat de desbetreffende overtreding als onbestaande wordt beschouwd (zie Com.IB 92, nr. 444/25, vierde gedachtestreepje) en dat die gevallen dus niet in aanmerking komen om de rangorde en de graad van later begane overtredingen te bepalen.
4.
a) |
Artikel 229, KB/WIB 92 bepaalt dat er slechts een tweede of volgende overtreding is wanneer op het ogenblik waarop een nieuwe overtreding wordt begaan, aan de overtreder kennis is gegeven van de verhoging die de vorige overtreding heeft bestraft. Die bestraffing blijkt uit de vermelding van een belastingverhoging op het aanslagbiljet of de bijgevoegde berekeningsnota. Het speelt daarbij geen rol dat die straf geen geldelijke gevolgen heeft gehad voor de belastingplichtige. |
b) | Wanneer belastingverhogingen worden toegepast moet de belastingplichtige, in alle gevallen, worden ingelicht over de desbetreffende wettelijke bepalingen en, met redenen omkleed, over de toepasselijke belastingverhogingen (vermelding van de aard, de ernst en de rang van de overtreding). Deze inlichting moet worden verstrekt in het bericht van wijziging of van aanslag van ambtswege, of, bij gebreke daarvan, bij gewone brief. |