Parlementaire vraag nr. 1494 van mevrouw Pieters van 07.12.2006
Vragen en Antwoorden, Kamer, 2006-2007, nr. 163, blz. 31824-31828
Carpooling
VRAAG
Carpooling of het samen vriendschappelijk en kostendelend naar het werk rijden van arbeiders, bedienden en ambtenaren die bij eenzelfde werkgever of overheidsdienst of in dezelfde buurt werken is een van de mogelijkheden om fileproblemen, luchtvervuiling en hoge ozonconcentraties tegen te gaan.
Ter zake rijzen daarbij zowel onder meer op fiscaal, op sociaal als op verzekeringsvlak de volgende algemene praktische vragen.
1.
a) Onder al welke voorwaarden en in welke mate zijn alle carpoolpassagiers en de automobilisten zowel tewerkgesteld in de private sector als bij federale overheidsdiensten, gemeenschappen en gewesten, bij een verkeersongeval door de verplichte burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering gedekt tijdens het afleggen van het woon-werktraject en van het omwegtraject voor het ophalen van de medereizende collega's?
b) Ten belope van welke maximumbedragen mogen de chauffeurs een al dan niet belastingvrije forfaitaire onkostenvergoeding (bijvoorbeeld per afgelegde kilometer) of een vaste dagbijdrage vragen aan hun medepassagiers?
2.
a) Moeten de carpoolchauffeurs en/of de private eigenaars (gezinsleden van de chauffeurs) van de gebruikte pendelvoertuigen (gezinswagens) hun autoverzekeringverzekeringsmaatschappij vooraf verplicht schriftelijk inlichten over het feit dat hun eigen personenauto's regelmatig voor dergelijke woon-werkdoeleinden zullen worden aangewend?
b) Wat bepalen de wetgevingen, de reglementeringen en de diverse overleg- en adviesorganen van nationale en Europese Commissies op het gebied van verzekeringen daaromtrent?
3.
a) Zijn de betalende inzittenden of mederijdende collega's en ambtgenoten gewoon volledig meeverzekerd of moet hiervoor een extra schadeverzekering inzittenden worden afgesloten die ervoor zorgt dat alle materiële en/of lichamelijke schade steeds wordt vergoed, onafhankelijk van de schuldvraag?
b) Welke verzekeringspolis primeert: de burgerlijke aansprakelijkheid van het voertuig of de arbeidsongevallenverzekering van de werkgevers en de overheden?
c) Worden alle pendelgenoten aangemerkt als "zwakke weggebruikers"?
4.
a) Dekt en vergoedt de verplichte arbeidsongevallenverzekering van de werkgever of de Belgische Staat de werkongeschiktheid van de chauffeurs, ambtenaren en alle passagiers die door een ongeval op weg van of naar het werk is veroorzaakt, zelfs wanneer er omwegen moeten worden gemaakt voor het oppikken van alle carpoolpartners?
b) Onder al welke voorwaarden en/of wanneer worden dergelijke verkeersongevallen bij de gewonde arbeiders, bedienden en ambtenaren als een arbeidsongeval aangemerkt?
c) Moeten de werknemers en ambtenaren hun werkgevers of hiërarchische oversten of personeelsdienst vooraf schriftelijk inlichten dat zij aan carpooling doen?
d) Worden de omwegkilometers in alle reglementeringen en administratieve voorschriften als dienstverplaatsingen aangemerkt?
5.
a) In welke mate is er gehele of gedeeltelijke belastingvrijstelling en vrijstelling van RSZ voor de werkgeversbijdragen in de woon-werkverplaatsingen, met inbegrip van de vergoeding toegekend voor de afgelegde omwegkilometers ?
b) Welke verschillen bestaan er eventueel met de niet-carpoolers ?
6.
a) Mogen de carpoolchauffeurs en hun pendelgenoten op belastingvlak hun werkelijke beroepskosten of kilometerkosten bewijzen wanneer zij als werknemers of als ambtenaren afwisselend gebruik maken van zowel hun eigen gezinswagen als van de gezinswagen van hun werkmakkers?
b) Mogen de niet met de eigen auto of gezinswagen afgelegde kilometers (met inbegrip van de omwegkilometers) worden afgetrokken aan 0,15 euro/km voor de woon-werkritten (heen en terug)?
7. Hoe wordt het begrip "woon-werkverkeer" volgens de huidige fiscale en parafiscale wetgevingen en reglementeringen gedefinieerd of administratief omschreven in het kader van de gebruikte kortste, snelste of veiligste weg, de reisafstand, de tijdsduur en de verschillende arbeidsplaatsen op dezelfde werkdag?
8. Door al welke andere wetgevingen en/of reglementeringen wordt carpooling daarnaast eventueel ook nog beheerst?
9. Welke promotiecampagnes en acties werden of zullen er eventueel nog worden ondernomen om de praktijk, het nut en de gevolgen van carpooling uit te leggen?
10. Kunt u punt per punt uw huidige algemene zienswijze meedelen in het licht van alle thans vigerende wettelijke en reglementaire bepalingen?
ANTWOORD (vice-eersteminister en minister van Financiën, 20.04.2007)
Het geachte lid gelieve hierna het antwoord te willen vinden op de door haar gestelde vragen die onder mijn bevoegdheid vallen.
1.
b) Wanneer de vergoeding die de chauffeur van de carpooler ontvangt een zodanige omvang zou hebben dat men van bezoldigd personenvervoer kan spreken, maakt die vergoeding bij de chauffeur een belastbaar inkomen uit waarvan hij in zijn aangifte melding moet maken (zie parlementaire vraag nr. 27 gesteld op 9 september 1999 door Volksvertegenwoordiger Leterme, Vragen en Antwoorden, Kamer, 1999-2000, QRVA 50 004, blz. 365 tot 367). Aangezien zulks aan de hand van feitelijke gegevens zal moeten worden bepaald, kan er ter zake geen maximumbedrag worden medegedeeld.
4.
c) Neen, tenzij met het oog op de vrijstelling van artikel 38, § 1, eerste lid, 9°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992), wanneer het gemeenschappelijk vervoer door de werkgever of een groep van werkgevers georganiseerd wordt. In dat geval legt de werkgever, enerzijds, de regels en de modaliteiten voor het gebruik van het gemeenschappelijke vervoer vast en ziet hij, anderzijds, toe op het gebruik ervan door de werknemers. Bovendien moeten de regels voor het gebruik van het georganiseerd gemeenschappelijk vervoer, evenals de voorwaarden van de vergoedingen, opgenomen zijn in een collectieve overeenkomst of in individuele schriftelijke overeenkomsten die zijn gesloten tussen de werkgever of de groep van werkgevers en elke werknemer. (zie nrs. 7.7 en 7.9 van de administratieve circulaire Ci.RH.241/ 550 265 van 18 juli 2002).
d) In geval van carpooling wordt de verplaatsing die het normale traject overschrijdt ten gevolge van een omweg om een werknemer-passagier op te halen, bij de werknemer-chauffeur fiscaal gelijkgesteld met een dienstverplaatsing voor rekening van de werkgever (zie nr. 8.3 van voormelde administratieve circulaire).
5.
a) en b) De richtlijnen voor de vrijstelling van de vergoedingen op grond van artikel 38, § 1, eerste lid, 9°, WIB 1992, zijn uitvoerig in voormelde circulaire uiteengezet.
6.
a) en b) Overeenkomstig artikel 49, WIB 1992, zijn als beroepskosten aftrekbaar de kosten die de belastingplichtige in het belastbare tijdperk heeft gedaan of gedragen om de belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden en waarvan hij de echtheid en het bedrag verantwoordt door middel van bewijsstukken of, ingeval zulks niet mogelijk is, door alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed.
Wanneer de werknemer of ambtenaar als chauffeur de woon-werkverplaatsing met zijn eigen personenwagen aflegt, worden overeenkomstig artikel 66, § 4, WIB 1992 de beroepskosten met betrekking tot de verplaatsing tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling forfaitair op 0,15 euro per afgelegde kilometer bepaald. De kosten met betrekking tot het gebruik van de personenwagen voor de verplaatsing die het normale traject overschrijdt ten gevolge van een omweg om een werknemerpassagier op te halen en die fiscaal als een dienstverplaatsing wordt aangemerkt, zie antwoord op vraag 4, d, hiervoor) zijn beroepskosten (met uitzondering van de kosten van brandstof) die overeenkomstig artikel 66, § 1, WIB 1992 slechts voor 75 % aftrekbaar zijn.
Wanneer de werknemer of ambtenaar ais passagier meerijdt in de personenwagen van een collega, kan hij zijn werkelijke beroepskosten met betrekking tot deze gezamenlijke verplaatsing op twee manieren bewijzen:
- ofwel levert hij het bewijs van de daadwerkelijke betaling (zie nr. 6.3 van de administratieve circulaire Ci.RH.241/555 223 van 8 april 2004);
- ofwel worden de beroepskosten met betrekking tot de verplaatsing tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling overeenkomstig artikel 66bis, WIB 1992, forfaitair bepaald op 0,15 euro per afgelegde kilometer zonder dat de in aanmerking genomen afstand tussen de woon plaats en de plaats van tewerkstelling hoger mag zijn dan 100 kilometer.
Wanneer de werknemers afwisselend met hun eigen personenwagen de woon-werkverplaatsingen afleggen, zullen zij dus een uitsplitsing moeten maken tussen, enerzijds, de beroepskosten met betrekking tot de woon-werkverplaatsingen met de eigen wagen (eventuele toepassing van artikel 66, §§ 1 en 4, WIB 1992) en, anderzijds, de beroepskosten met betrekking tot de woon-werkverplaatsingen, afgelegd als passagier in de wagen van de collega (eventuele toepassing van artikel 66 bis, WIB 1992).
Voorts wordt er de aandacht op gevestigd dat wanneer een werknemer zijn werkelijke beroepskosten bewijst en zijn beroepskosten dus niet forfaitair overeenkomstig artikel 51, WIB 1992, worden bepaald, de vergoedingen die door de werkgever worden toegekend als terugbetaling of betaling van reiskosten van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling overeenkomstig artikel 38, § 1, eerste lid, 9°, WIB 1992, niet kunnen worden vrijgesteld.
7. Het begrip "woon-werkverplaatsing" wordt onder meer in de nrs. 7.1 tot 7.4 van de administratieve circulaire Ci.RH.241/ 555 223 van 8 april 2004 omschreven.