Commentaar van art. 66bis, WIB 92 (bijwerking)

Bijwerking Com.IB 92 d.d. 02.10.2017

TITEL II: PERSONENBELASTING

HOOFDSTUK II: GRONDSLAG VAN DE BELASTING

Afdeling IV: Beroepsinkomsten

Onderafdeling III: Vaststelling van het netto-inkomen

A. Beroepskosten

Art. 66bis, WIB 92

INHOUDSTAFEL

INLEIDING

I. WETTEKST

66bis/0

II. KB/WIB 92

66bis/1

III. ALGEMEEN

66bis/2

IV. BEDOELDE VERVOERMIDDELEN

66bis/3-5

V. BEDOELDE BELASTINGPLICHTIGEN

66bis/6

VI. BEDOELDE VERPLAATSINGEN

66bis/7

VII. CARPOOLING

66bis/8

VIII. COMBINATIE VAN VERSCHILLENDE BEROEPSKOSTEN

66bis/9-10

IX. COMBINATIE VAN ART.66BIS, WIB 92 MET ANDERE FISCALE MAATREGELEN

66bis/11-13

X. VOORBEELDEN

66bis/14-19

Inleiding

Deze bijwerking heeft betrekking op art. 66bis, WIB 92, zoals het van toepassing is voor het aj. 2017. Het is van kracht in deze versie sinds aj. 2010 (art. 27, W 27.03.2009, BS 07.04.2009). Het art. 43^1, KB/WIB 92, is van toepassing sinds het aj. 2007 (art. 1, B en 2, KB 12.05.2004, BS 27.05.2004).

I. Wettekst

66bis/0

Art. 66bis. De beroepskosten met betrekking tot de verplaatsing tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling die anders dan met een in artikel 66, § 5, vermeld voertuig wordt gedaan, worden, bij gebrek aan bewijzen, forfaitair bepaald op 0,15 EUR per afgelegde kilometer zonder dat de in aanmerking genomen afstand tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling hoger dan 25 kilometer mag zijn.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de grens van 25 kilometer verhogen.

In afwijking van het eerste lid worden beroepskosten met betrekking tot de verplaatsing tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling die per fiets wordt gedaan, bij gebrek aan bewijzen, forfaitair bepaald op 0,145 EUR (0,22 geïndexeerd) per afgelegde kilometer.

II. KB/WIB 92

66bis/1

Art. 43^1, KB/WIB 92

Voor de toepassing van artikel 66bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt de grens van 25 kilometer verhoogd tot 100 kilometer.

III. Algemeen

66bis/2

Art. 66bis, WIB 92, kadert in de mobiliteitspolitiek van de Regering, die de belastingplichtige wil stimuleren de verplaatsing tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling op een andere manier af te leggen dan met een in art. 66, § 5, WIB 92, vermeld voertuig.

De stimulans bestaat erin de beroepskosten met betrekking tot die verplaatsingen forfaitair vast te stellen:

- op 0,15 euro per afgelegde km, voor het gedeelte van het woon-werktraject dat niet met de eigen personenwagen wordt afgelegd, zelfs indien de werkelijke kosten lager zijn en zonder dat die afstand hoger mag zijn dan 100 km (limiet van 100 km van kracht sinds aj. 2007; Circ. AOIF Nr. 19/2004, nr. Ci.RH.241/555.223, 20.09.2005, addendum bij circ. AOIF Nr. 19/2004, nr. Ci.RH.241/555.223, 08.04.2004)

- op 0,145 euro per afgelegde km voor de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling die met een fiets worden gedaan (van kracht sinds aj. 2010). Dit bedrag wordt geïndexeerd (0,22 euro voor de aj. 2015, 2016 en 2017), in tegenstelling tot dat bedoeld in art. 66, § 5, WIB 92.

Het forfaitair stelsel bedoeld in art. 66bis, WIB 92, maakt deel uit van de werkelijke beroepskosten en het kan dan ook niet gecombineerd worden met het algemene kostenforfait van art. 51, WIB 92. Het kan alleen van toepassing zijn indien de belastingplichtige zijn werkelijke beroepskosten wenst toe te passen.

Het stelsel is alleen van toepassing bij gebrek aan bewijzen.

Dit impliceert dat een belastingplichtige die de aftrek van zijn werkelijke beroepskosten vraagt, steeds mag bewijzen dat zijn kosten m.b.t. zijn verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling met een ander dan in artikel 66, § 5, WIB 92, vermeld voertuig hoger zijn dan:

- op 0,145 euro per km als zij met een fiets worden gedaan;

- of op 0,15 euro per km, als zij met een ander dan in art. 66, § 5, WIB 92, vermeld voertuig worden gedaan,

en dit in tegenstelling met het forfait van 0,15 euro per km vermeld in art. 66, § 4, WIB 92, voor de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling afgelegd met de eigen personenwagen.

IV. Bedoelde vervoermiddelen

A. Ander vervoermiddel

66bis/3

Het forfait van 0,15 euro/afgelegde km bedoeld in art. 66bis, eerste lid, WIB 92, geldt alleen voor de verplaatsingen afgelegd in het kader van de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling met een ander dan een in art. 66, § 5, WIB 92, bedoeld voertuig.

Het forfait van 0,15 euro/km van art. 66bis, WIB 92, kan dus worden toegepast voor verplaatsingen die worden afgelegd (niet-limitatieve lijst):

- te voet,

- met een bromfiets (speed pedelec),

- met het openbaar vervoer (NMBS, De Lijn, TEC, MIVB, …)

- met een motor,

- met een bedrijfsvoertuig (bestelwagen, pick-up, jeep) dat niet bedoeld wordt in art. 4, § 3, van het Wetboek van de met Inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (WIGB),

- met een door de werkgever (of een groep van werkgevers) georganiseerd gemeenschappelijk vervoer,

- met andere rijwielen dan fietsen (drie- en vierwielers)

- met voortbewegingstoestellen (skeelers, segways, …).

- ….

Zijn uitgesloten voor de toepassing van de forfaitaire regel bedoeld in art. 66bis, WIB 92, de vervoermiddelen bedoeld in art. 66, § 5, WIB 92, d.w.z. de wagens, de wagens voor dubbel gebruik, de minibussen zoals bedoeld in de reglementering betreffende de inschrijving van motorvoertuigen, die:

1° hetzij het eigendom van de belastingplichtige zijn;

2° hetzij op de naam van de belastingplichtige bij de Directie voor de Inschrijving van de Voertuigen zijn ingeschreven;

3° hetzij ter beschikking van de belastingplichtige door een huur- of leasingovereenkomst bestendig of gewoonlijk zijn gesteld;

4° hetzij aan de werkgever of de vennootschap van de belastingplichtige toebehoren en waarvan het eventueel voordeel voortspruitend uit het gebruik van dat voertuig op de naam van de belastingplichtige worden belast.

(Een personenwagen, een wagen voor dubbel gebruik of een minibus die tot geen van de 4 bovengenoemde voorwaarden behoort, vormen dus een ander dan een in art. 66, § 5, WIB 92, vervoermiddel).

Als de echtgenoot of het kind van de belastingplichtige – ongeacht of dit kind fiscaal ten laste is of het met de belastingplichtige samenwoont – het in art. 66, § 5, 1° tot 3°, WIB 92, bedoelde vervoermiddel gebruikt voor zijn verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling en aan wie het forfait van 0,15 euro per km in toepassing van art. 66, § 4 en § 5, lid 2, WIB 92, wordt verleend, mag geen beroep doen op het forfait van art. 66bis, WIB 92.

Andere personen dan de echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner of het kind van de belastingplichtige die het voormelde voertuig gebruiken voor hun verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling mogen in aanmerking komen voor het forfait van art. 66bis, WIB 92. Zijn concreet bedoeld de feitelijk samenwonenden, de ascendenten, de zijverwanten van de belastingplichtige, de personen van wie de belastingplichtige als kind volledig of hoofdzakelijk ten laste is geweest (ongeacht zij een feitelijk gezin met de belastingplichtige vormen): (zie ook nr. 66/68, lid 4, Com.IB 92) of iedere andere persoon: collega, buur, vriend …

B. Fietskosten

66bis/4

De beroepskosten met betrekking tot de verplaatsingen tussen de woonplaats en de vaste plaats van tewerkstelling gedaan met een fiets, worden, bij gebrek aan bewijzen, forfaitair bepaald op 0,145 euro per afgelegde km (0,22 euro geïndexeerd voor de aj. 2015, 2016, 2017). Die maatregel is van kracht sinds het aj. 2010.

De fiscale wetgeving geeft geen enkele definitie van het begrip 'fiets'.

De Wegcode (KB van 01.12.1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg (BS 09.12.1975), zoals met name gewijzigd door het KB van 21.07.2016 (MB 09.09.2016) geeft de volgende definities:

Onder 'rijwiel' wordt verstaan: elk voertuig met twee of meer wielen, dat wordt voortbewogen door middel van pedalen of van handgrepen door één of meer van de gebruikers en dat niet met een motor is uitgerust zoals een fiets, een driewieler of een vierwieler. Een fiets is dus noodzakelijkerwijze een tweewieler, zo niet zou de Wegcode geen onderscheid maken tussen enerzijds, fietsen en anderzijds, drie- of vierwielers (Art. 2.15.1, Wegcode).

De bevestiging van een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van maximaal 0,25 kW, waarvan de aandrijfkracht geleidelijk vermindert en tenslotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid van 25 km/u bereikt, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen, wijzigt de classificatie niet van de elektrische fiets als een rijwiel (Art. 2.15.1, lid 2, Wegcode).

De speed pedelec komt niet in aanmerking voor het forfait van 0,145 euro/km in toepassing van art. 66bis, lid 3, WIB 92. De Wegcode en het KB van 23.03.1998 betreffende het rijbewijs (BS 09.09.2016) hebben inderdaad een wettelijk kader geschapen voor de elektrische fietsen. De speed pedelec is erkend sinds 01.10.2016 als een bromfiets, overeenkomstig art. 3 [lezen: art. 2.17.3] van het voornoemde KB (PV nr. 1.247, 18.10.2016, Georges Gilkinet, Kamer, Vragen en Antwoorden, 2016-2017, QRVA 54/096 d.d. 23.11.2016, blz. 255).

Kortom is het bijzonder kostenforfait van 0,145 euro/km (0,22 geïndexeerd) van art. 66bis, lid 3, WIB 92, van toepassing voor alle fietsen. Het is daarbij niet relevant om een onderscheid te maken naargelang het type fiets. De ter beschikking gestelde fiets kan dus ook een mountainbike, een koersfiets of een elektrische fiets zijn (PV nr. 1.644, 12.05.2017, Jen Van den Bergh, Vragen en Antwoorden, Kamer, QRVA nr. 54-119 van 30.05.2017, blz. 123) evenals een stadsfiets, een hybride fiets, een crossfiets, een tandem, een conventionele elektrische fiets of een gemotoriseerde fiets (die maximum 25 km/u haalt).

Ditzelfde forfait is niet van toepassing op voortbewegingstoestellen (o.a.: skeelers, rolschaatsen, steps, skateboard, éénwieler, rolstoel, elektrische autopeds, segways, elektrische rolstoelen of rolwagens voor personen met beperkte mobiliteit, …) en al dan niet-gemotoriseerde drie- en vierwielers. Integendeel zijn het forfait van 0,15 euro/km van art. 66bis, eerste lid, WIB 92 (bij gebrek aan bewijzen) of de bewezen kosten van art. 49, WIB 92 (mits voorlegging van bewijsstukken) geldig voor die vervoermiddelen.

Een wettekst is verwacht over de fiscale voordelen voor het fietsgebruik voor de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling. Die tekst zal in principe niet van toepassing zijn voor het aj. 2017 maar wel later.

C. Motorfietsen

66bis/5

De kosten die verband houden met het gebruik van de motor voor de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling (en de beroepsmatige verplaatsingen) vallen niet onder de toepassing van de beperking tot 75 %, bedoeld in art. 66, § 1, WIB 92, noch onder de toepassing van het forfait van 0,15 euro per km vermeld in art. 66, § 4, WIB 92. Die twee maatregelen hebben slechts betrekking op de wagens, de wagens voor dubbel gebruik en de minibussen.

Deze kosten komen in principe in aanmerking:

- voor hun werkelijk bedrag (art. 49, WIB 92). Voor meer informatie wordt verwezen naar de circulaire nr. Ci.RH.241/559.092, AOIF 43/2005, d.d. 23.11.2005;

- als beroepskosten met betrekking tot de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling die op een andere manier worden afgelegd dan met een in art. 66, § 4 en 5, WIB 92, vermeld voertuig en forfaitair bepaald op 0,15 euro per afgelegde km zonder dat de in aanmerking genomen afstand tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling (enkel traject) hoger mag zijn dan 100 km, overeenkomstig art. 66bis, eerste lid, WIB 92.

Wat de beroepsverplaatsingen met de motor betreft, bevat het forfait van 0,15 euro per km bedoeld in art. 66bis, eerste lid, WIB 92, ook de eventuele kosten die betrekking hebben op beschermende motoruitrusting.

Indien een belastingplichtige dezelfde motor gebruikt tijdens het hele jaar voor zijn verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling moet hij kiezen, per belastbaar tijdperk, tussen de aftrek van de werkelijke beroepskosten bedoeld in art. 49, WIB 92 of de aftrek van de forfaitaire beroepskosten bedoeld in art. 66bis, WIB 92.

V. Bedoelde belastingplichtigen

66bis/6

De forfaits van art. 66bis, WIB 92, zijn van toepassing op alle belastingplichtigen, natuurlijke personen die de aftrek van hun werkelijke beroepskosten in verband met de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling in mindering vragen. Zowel werknemers, bedrijfsleiders, zelfstandigen, beoefenaars van vrije beroepen als handelaars komen in aanmerking.

VI. Bedoelde verplaatsingen

66bis/7

Het gaat om elke verplaatsing heen en terug, waarbij de belastingplichtige zich van zijn woonplaats naar een vaste plaats van tewerkstelling begeeft om er zijn beroepswerkzaamheden uit te oefenen.

Het traject dat daarvoor in aanmerking komt, is niet noodzakelijk het kortste, maar datgene dat gelet op de afstand, de verkeersdrukte, de aard van de wegen en de duur van de verplaatsingen als normaal mag worden beschouwd. De langere afstand die het gevolg is van omwegen gedaan om persoonlijke redenen (bv. kinderen naar school brengen en afhalen) of om andere beroepsredenen mogen niet als verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling worden aangemerkt.

De vaste plaats van tewerkstelling is de plaats van tewerkstelling waar een bestendige activiteit wordt uitgeoefend, zelfs indien zij van korte duur is, en dit in tegenstelling tot plaatsen van tewerkstelling die worden bezocht in het kader van een rondreizende activiteit (zoals bijvoorbeeld die van handelsvertegenwoordigers, koeriers).

Of een plaats van tewerkstelling een vaste plaats van tewerkstelling is, moet worden beoordeeld aan de hand van het geheel van feitelijke en juridische omstandigheden die eigen zijn aan elk geval afzonderlijk, zoals de bepalingen van de arbeidsovereenkomst, andere contractuele en reglementaire bepalingen met betrekking tot de beroepswerkzaamheid van de werknemer of bedrijfsleider, zijn taak- en functieomschrijving, de frequentie en de regelmaat van zijn verplaatsingen naar eenzelfde plaats van tewerkstelling, de duur die hij op die plaats wordt ingezet, enz. Het feit alleen dat de werknemer of een bedrijfsleider zich niet gedurende een aantal opeenvolgende dagen naar eenzelfde plaats van tewerkstelling moet begeven, volstaat bijgevolg niet om te besluiten dat die plaats van tewerkstelling geen vaste plaats van tewerkstelling is.

Aldus zal een vaste plaats van tewerkstelling aangemerkt worden, de plaats waar de aanwezigheid van de werknemer gedurende het belastbare tijdperk 40 dagen of meer bedraagt. Deze 40 dagen moeten niet noodzakelijk op elkaar volgen. Bijgevolg zal, wanneer een werknemer zich verplaatst van zijn woonplaats naar een plaats van tewerkstelling die niet de belangrijkste plaats van zijn beroepsactiviteit is maar waar hij 40 dagen of meer aanwezig is, deze plaats van tewerkstelling als vast worden beschouwd (Circ. nr. Ci.RH.241/573.243 (AOIF 46/2007) d.d. 06.12.2007).

Wanneer een belastingplichtige het woon-werktraject meer dan éénmaal per dag heen en terug aflegt, geldt het forfait van 0,15 euro per km in principe voor elk van die trajecten. Uiteraard zal de belastingplichtige de echtheid van die bijkomende verplaatsingen moeten aantonen. Bij de beoordeling van de bewijsmiddelen wordt vooral aandacht besteed aan de praktische mogelijkheid van verplaatsingen tijdens de middagpauze, gelet op de normale duur van de verplaatsing, van het oponthoud thuis en van de toegelaten werkonderbreking. De werkonderbreking kan worden aangetoond aan de hand van het arbeidsreglement, uurroosters, prikkaarten, enz. (Circ. nr. Ci.RH.241/555.223 (AOIF 19/2004) d.d. 08.04.2004).

Wanneer het huren van een bijkomende verblijfsgelegenheid in de nabijheid van het werk zodanig door de uitoefening van de beroepswerkzaamheid vereist is dat de uitgaven die ervoor worden gedaan als beroepskosten kunnen worden aanvaard, worden de – meestal wekelijkse – verplaatsingen van de woonplaats naar die bijkomende verblijfplaats eveneens als verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling aangemerkt (zie nr.66/7.1, lid 2, Com.IB 92).

De door een belastingplichtige gedane verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats waar hij een permanente beroepsopleiding volgt, worden eveneens als verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling aangemerkt wanneer de plaats waar de beroepsopleiding wordt gegeven, samenvalt met de plaats van tewerkstelling.

Voor zelfstandigen, beoefenaars van vrije beroepen en bedrijfsleiders gaat het om de verplaatsing tussen de woonplaats en de plaats waar zij hun beroepswerkzaamheid uitoefenen of van waaruit zij die organiseren, leiden of besturen (fabriek, kantoor, praktijk, winkel, enz.).

Beroepsmatige verplaatsingen die niet uit verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling bestaan zijn alle verplaatsingen van de woonplaats of de vaste plaats van tewerkstelling naar één of meer plaatsen die met de beroepswerkzaamheid verband houden, maar geen vaste plaats van tewerkstelling als bestemming hebben. Ze komen niet in aanmerking voor de toepassing van het forfait van art. 66bis, eerste lid, WIB 92 (zie ook nr. 66/9.1, 10 en 11, Com.IB 92).

VII. Carpooling

66bis/8

Het forfait van 0,15 euro per km van art. 66bis, WIB 92, is ook van toepassing voor belastingplichtigen die meerijden met een persoon die gebruik maakt van een in art. 66, § 5, WIB 92, bedoeld voertuig.

Als de belastingplichtige, de echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner of een kind van de belastingplichtige het woon-werktraject geheel of gedeeltelijk samen afleggen met een voertuig bedoeld in art. 66, § 5, 1°-3°, WIB 92, mag het forfait van art. 66, § 4, WIB 92, slechts aan één van hen worden toegekend. De andere personen mogen dan wel aanspraak maken op het forfait bedoeld in art. 66bis, eerste lid, WIB 92, van 0,15 euro per km, beperkt tot 100 km voor een enkel traject.

In het geval van een carpooling mag de meerijdende passagier die geen gebruik maakt van het forfait van 0,15 euro per km (beperkt tot 100 km enkel traject) als bedoeld in art. 66bis, eerste lid, WIB 92, in het kader van zijn werkelijke beroepskosten zijn bijdragen overeenkomstig art. 66, § 1, WIB 92, ten belope van 75 % aftrekken, voor zover hij het bewijs levert van de daadwerkelijke betaling (zie ook PV nr. 499, 08.11.2000, Leterme, QRVA, Kamer, 2000-2001, nr. 70, blz. 7919 en Verslag namens de Commissie voor de Financiën en de Begroting, DOC 50-1270/006, blz. 85, Kamer van Volksvertegenwoordigers, 3de zitting van de 50ste zittingsperiode, 2000-2001).

Voor meer informatie wordt verwezen naar nr. 66/69.1-69.6 en 38/15, Com.IB 92 en de circ. Ci.RH.241/620.842 (AAFisc Nr. 9/2013) d.d. 25.02.2013 waarbij een schematisch overzicht wordt gegeven van het taxatiestelsel bij carpooling ten name van de werknemer-chauffeur (bijlage 1) en de werknemer-passagier (bijlage 2) als het woon-werktraject wordt afgelegd met een eigen wagen of een bedrijfswagen, al dan niet in het kader van het georganiseerd gemeenschappelijk vervoer.

VIII. Combinatie van verschillende beroepskosten

66bis/9

A. Forfaitaire kosten

De toepassing van het algemeen kostenforfait van art. 51, WIB 92, sluit de aftrek van de werkelijke beroepskosten voor de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling uit.

B. Mogelijkheden in het geval van werkelijke beroepskosten

Binnen de werkelijke beroepskosten bestaan er verschillende mogelijkheden voor de aftrek van kosten voor de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling:

- de toepassing van het forfait van 0,15 euro per km vermeld in art. 66, §§ 4 en 5, WIB 92, voor verplaatsingen met de eigen wagen (wagen voor dubbel gebruik of minibus);

- de toepassing van het forfait van 0,15 euro per km vermeld in art. 66bis, WIB 92 of van de bewezen beroepskosten vermeld in art. 49, WIB 92, voor de verplaatsingen met een ander dan in art. 66, § 5, WIB 92, vermeld voertuig;

- de toepassing van het forfait van 0,15 euro per km vermeld in art. 66bis, WIB 92 of van de bewezen beroepskosten vermeld in art. 66, eerste lid, WIB 92, voor de bijdragen van de passagier in het kader van carpooling.

C. Samengestelde trajecten in het geval van werkelijke beroepskosten

Bovendien is in het kader van de werkelijke beroepskosten een combinatie van de bepalingen van art. 66, §§ 4 en 5, WIB 92, met art. 66bis, WIB 92 of met art. 49, WIB 92 of met art. 66, § 1, WIB 92 mogelijk, indien een gedeelte van het traject van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling wordt afgelegd met een in art. 66, § 5, WIB 92, vermeld voertuig en een ander gedeelte van het traject op een andere manier dan met een voornoemd voertuig of als passagier in het kader van carpooling.

Dit betekent concreet dat de volgende combinaties mogelijk zijn:

- de toepassing van het forfait van 0,15 euro per km vermeld in art. 66, §§ 4 en 5, WIB 92, voor het gedeelte van de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling afgelegd met de eigen wagen en van het forfait van 0,15 euro per km (beperkt tot 25 of 50 km enkel traject) vermeld in art. 66bis, WIB 92, voor het gedeelte van de verplaatsing tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling afgelegd met een ander dan in art. 66, § 5, WIB 92, vermeld voertuig of als passagier in het kader van carpooling;

- de toepassing van het forfait van 0,15 euro per km vermeld in art. 66, §§ 4 en 5, WIB 92, voor het gedeelte van de verplaatsing tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling afgelegd met de eigen wagen en van de bewezen beroepskosten:

* vermeld in art. 49, WIB 92, voor het gedeelte van de verplaatsing tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling afgelegd met een ander dan in art. 66, § 5, WIB 92, vermeld voertuig;

* of vermeld in art. 66, § 1, WIB 92, voor de bijdragen van de passagier in het kader van carpooling.

Uitgesloten combinaties

66bis/10

A. Samengestelde trajecten met verschillende voertuigen bedoeld in art. 66, § 5, WIB 92

Een combinatie van de bepalingen van art. 66bis, eerste lid, WIB 92, met art. 49, WIB 92, is niet mogelijk wanneer een gedeelte van het traject tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling is afgelegd met een voertuig dat niet bedoeld is in art. 66, § 5, WIB 92 en het andere gedeelte van het traject met een ander voertuig dat ook niet bedoeld is in art. 66, § 5, WIB 92.

Voorbeeld van een traject afgelegd voor een deel met een openbaar vervoer en voor een deel met een motor.

Indien de belastingplichtige zijn motor gebruikt voor een deel van éénzelfde traject tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling (bv. tot aan het station) en een openbaar vervoer voor een ander deel van hetzelfde traject, dan moet hij voor het volledige traject, hetzij art. 49, WIB 92, gebruiken, hetzij art. 66bis, WIB 92.

Hij moet concreet de reële kostprijs van de motor verklaren (in verhouding tot het beroepsgedeelte) evenals de reële kostprijs van het treinabonnement (of de waarde van het voordeel van alle aard als het abonnement betaald is door de werkgever), d.w.z. de kilometers tussen zijn woonplaats en zijn plaats van tewerkstelling vermenigvuldigd met het forfait van 0,15 euro.

Maar het feit dat de belastingplichtige zijn motor voor een deel van het jaar gebruikt en een openbaar vervoer voor het andere deel van het jaar, houdt niet tegen dat hij voor de aftrek van zijn werkelijke beroepskosten bedoeld in art. 49, WIB 92, voor het gebruik van zijn motor kiest en voor de aftrek van zijn forfaitaire beroepskosten voor het gebruik van het openbaar vervoer bedoeld in art. 66bis, WIB 92, kiest of omgekeerd.

B. Limiet van 100 km

Het is niet mogelijk het forfait van 0,15 euro per km voor de eerste 100 km te combineren met de bewezen beroepskosten voor het gedeelte van de verplaatsingen dat die maximumgrens overschrijdt.

IX. Combinatie van art. 66bis, WIB 92 met andere fiscale maatregelen

66bis/11

Vergoedingen die een werkgever aan zijn werknemers toekent als terugbetaling van de reiskosten van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling zijn onder bepaalde voorwaarden en binnen bepaalde grenzen, uitdrukkelijk vrijgesteld van de personenbelasting, overeenkomstig art. 38, § 1, 1ste lid, 9°, WIB 92.

Indien de werknemer evenwel opteert voor de aftrek van zijn werkelijke beroepskosten, daarin dus ook begrepen het forfait van 0,15 euro per km in de zin van art. 66bis, WIB 92, heeft hij geen enkel recht op een vrijstelling van de hierboven bedoelde vergoeding (cf. circ. Ci.RH.241/550.265 van 18.07.2002).

66bis/12

De toepassing van art.66bis, WIB 92, doet evenwel geen afbreuk aan de bepalingen van art. 38, § 1, eerste lid, 14°, WIB 92. De door de werkgever toegekende fietsvergoeding blijft vrijgesteld voor een bedrag van maximum 0,145 euro (0,22 geïndexeerd voor aj. 2015, 2016, 2017), zelfs in combinatie met de toepassing van art. 66bis, WIB 92. De toegekende fietsvergoeding betreft immers een vergoeding die specifiek en uitdrukkelijk door de werkgever wordt toegekend voor het gebruik van een fiets voor de verplaatsing tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling.

De vrijgestelde fietsvergoeding van 0,145 euro per km moet niet in mindering gebracht worden van het bedrag dat als beroepskost werd ingebracht voor de verplaatsing tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, hetzij vastgesteld overeenkomstig art. 66bis, WIB 92, hetzij overeenkomstig art. 49, WIB 92.

66bis/13

De toepassing van art. 66bis, WIB 92, doet geen afbreuk aan de bepalingen van art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92. De vrijkaarten voor het binnenlands vervoer per spoor bij de werknemers van de spoorbedrijven (NMBS, Infrabel en HR Rail) worden aangemerkt als een vrijgesteld sociaal voordeel in de zin van artikel 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92. En werknemers die ervoor opteren om hun werkelijke beroepskosten af te trekken, de beroepskosten met betrekking tot de verplaatsing tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling met de trein, bij gebrek aan bewijzen, overeenkomstig art. 66bis, WIB 92 en art. 43^1 van het KB/WIB 92, forfaitair kunnen bepalen op 0,15 euro per afgelegde km zonder dat de in aanmerking genomen afstand tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling hoger dan 100 km mag zijn. Beide bepalingen staan immers volledig los van elkaar, de ene bepaling sluit de toepassing van de andere niet uit (PV nr. 554, Inez De Coninck, 29.09.2016, Kamer, Vragen en Antwoorden, 2015-2016, QRVA 54/089 d.d. 23.09.2016, blz. 284).

Dit is ook het geval voor de werknemers-passagiers die beschikken over een wagen die ter beschikking wordt gesteld door hun werkgever in het kader van het georganiseerd gemeenschappelijk vervoer voor de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, die evenmin kosten hebben gedaan of gedragen voor hun verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling maar die desondanks toepassing mogen maken van het forfait van art. 66bis, WIB 92.

X. Voorbeelden

Voorbeeld 1

66bis/14

Françoise legt in 2016 gedurende 180 dagen het traject tussen haar woonplaats en haar vaste plaats van tewerkstelling af met verschillende vervoermiddelen:
Vanaf woonplaats naar station: 17 km met de auto (enkele rit)
Vanaf station naar werk: 86 km trein (enkele rit)
Totaal: 103 km (enkele rit).

Françoise mag kiezen tussen:

- De toepassing van het wettelijk forfait van art.51, WIB 92.

In dat geval mag een eventueel door de werkgever toegekende vergoeding als terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen worden vrijgesteld in toepassing van art. 38, § 1, eerste lid, 9°, WIB 92.

- De aftrek van de werkelijke beroepskosten forfaitair vastgesteld in toepassing van art. 66bis, WIB 92, beperkt tot 100 km (enkel traject) voor het traject afgelegd met het openbaar gemeenschappelijk vervoer gecombineerd met de aftrek van de werkelijke beroepskosten voor het traject afgelegd met de personenwagen (art. 66, §§ 4 en 5, WIB 92):

Wagen: 180 d. x 17 km x 2 (H/T) x 0,15 euro = 918 euro

Trein: 180 d. x 86 km x 2 (H/T) x 0,15 euro = 4.644 euro

In dit geval mag een eventueel door de werkgever toegekende vergoeding als terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen niet worden vrijgesteld.

- De aftrek van de werkelijke beroepskosten bewezen d.m.v. bewijskrachtige stukken voor het traject afgelegd met het openbaar gemeenschappelijk vervoer (art. 49, WIB 92) gecombineerd met art. 66, §§ 4 en 5, WIB 92, wat de verplaatsingen met de wagen betreft.

In dit geval mag een eventueel door de werkgever toegekende vergoeding als terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen niet worden vrijgesteld.

Voorbeeld 2

66bis/15

Lien legt in 2016 gedurende 180 dagen het traject tussen haar woonplaats en haar vaste plaats van tewerkstelling af met verschillende vervoermiddelen:
Woonplaats naar station: 17 km met de fiets (enkele rit)
Vanaf station naar werk: 86 km trein (enkele rit)
Totaal: 103 km (enkele rit)

Lien mag kiezen tussen:

- De toepassing van het wettelijk forfait van art. 51, WIB 92.

In dat geval mag een eventueel door de werkgever toegekende vergoeding als terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen worden vrijgesteld in toepassing van art. 38, § 1, eerste lid, 9°, WIB 92.

- De aftrek van de werkelijke beroepskosten forfaitair vastgesteld in toepassing van art. 66bis, WIB 92, beperkt tot 100 km (enkel traject):

* Binnen de forfaitaire bepaling van de kosten voor de woon-werkverplaatsingen mag er rekening worden gehouden met de voor de belastingplichtige voordeligste situatie:

• Verplaatsingen met de fiets: 180 x 17 x 2 x 0,22 = 1.346,40 euro
• Verplaatsingen met een ander vervoermiddel (trein), beperkt tot 100 km enkele rit: 180 x 83 x 2 x 0,15 = 4.482 euro

* In dit geval mag een eventuele door de werkgever toegekende vergoeding als terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen niet worden vrijgesteld.
* Maar de fietsvergoeding mag volledig worden vrijgesteld (art. 38, § 1, eerste lid, 14°, a, WIB 92).

- De aftrek van de werkelijke beroepskosten d.m.v. bewijskrachtige stukken als bedoeld in art. 49, WIB 92, voor het gehele traject.

In dit geval mag een eventueel door de werkgever toegekende vergoeding als terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen niet worden vrijgesteld.

Maar de fietsvergoeding mag volledig worden vrijgesteld (art. 38, § 1, eerste lid, 14°, a, WIB 92).

Voorbeeld 3

66bis/16

Alain woont te Jambes en verplaatst zich met de fiets naar Namen waar hij meerijdt met de personenwagen van Marc voor de verdere verplaatsing van de woonplaats naar zijn plaats van tewerkstelling (Brussel).
Alain ontvangt van zijn werkgever een fietsvergoeding van 924 euro (210 dagen x 10 km x 2 x 0,22 euro) voor het traject Jambes-Namen en een vergoeding als terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen van 2.000 euro voor het traject Namen-Brussel.
Marc ontvangt eveneens een vergoeding als terugbetaling van kosten voor de woon-werkverplaatsingen van 2.000 euro voor het traject Namen-Brussel.

Alain mag opteren voor (totale afstand enkel traject: 110km)

- De toepassing van het wettelijk forfait (art. 51, WIB 92).

1. Alleen in dit geval mag de door de werkgever toegekende vergoeding als terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen worden vrijgesteld ten belope van 250 euro (niet-geïndexeerd bedrag) op basis van art. 38, § 1, eerste lid, 9°, c, WIB 92.
2. De fietsvergoeding mag volledig worden vrijgesteld (art. 38, § 1, eerste lid, 14°, a, WIB 92).

- De aftrek van de werkelijke beroepskosten forfaitair vastgesteld in toepassing van art. 66bis, WIB 92, beperkt tot 100 km (enkel traject).

* Binnen de forfaitaire bepaling van de kosten voor de woon-werkverplaatsingen mag er rekening worden gehouden met de voor de belastingplichtige voordeligste situatie:

• Voor de verplaatsing met de fiets: 210 dagen x 0,22 euro x 10 x 2 = 924 euro;
• en voor de verplaatsing als passagier: 210 dagen x 0,15 euro x 90 km x 2 = 5.670 euro
• = een totaal van 6.636 euro als verplaatsingskosten.

* In dit geval mag de door de werkgever toegekende vergoeding van 2.000 euro als terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen niet worden vrijgesteld.
* De fietsvergoeding mag volledig worden vrijgesteld (art. 38, § 1, eerste lid, 14°, a, WIB 92).

- De aftrek van de werkelijke beroepskosten d.m.v. bewijskrachtige stukken als bedoeld in art. 49, WIB 92, ten belope van 100 % voor het traject Jambes-Namen en beperkt aan 75 % overeenkomstig art. 66, § 1, WIB 92, voor het traject Namen-Brussel in het kader van de carpooling.

* In dit geval mag de door de werkgever toegekende vergoeding van 2.000 euro als terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen niet worden vrijgesteld.
* De fietsvergoeding mag volledig worden vrijgesteld (art. 38, § 1, eerste lid, 14°, a, WIB 92).

Marc mag opteren voor (totale afstand enkel traject: 100 km)

- De toepassing van het wettelijk forfait (art. 51, WIB 92)

* In dit geval mag de door de werkgever toegekende vergoeding als terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen worden vrijgesteld ten belope van 250 euro (niet-geïndexeerd bedrag) op basis van art. 38, § 1, eerste lid, 9°, c, WIB 92.

- De aftrek van de werkelijke beroepskosten forfaitair vastgesteld in toepassing van art. 66, §§ 4 en 5, WIB 92.

* In dit geval mag de door de werkgever toegekende vergoeding van 2.000 euro als terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen niet worden vrijgesteld.

Voorbeeld 4

66bis/17

De heer Maes is eigenaar van een personenauto. Hij woont samen met zijn echtgenote en zijn zoon op hetzelfde adres te Nieuwpoort. Hij heeft een vaste plaats van tewerkstelling te Gent, zijn echtgenote te Aalst en zijn zoon te Brussel. Ze leggen dagelijks de volgende woon-werkverplaatsingen heen en terug af:

- Traject Nieuwpoort – Gent (78 km): alle drie samen

- Traject Gent – Aalst (35 km): zijn echtgenote en zijn zoon samen

- Traject Aalst – Brussel (28 km): zijn zoon alleen

Aantal werkdagen: 220
Er worden geen vergoedingen in het kader van carpooling betaald.

De zoon van de heer Maes heeft zijn werkelijke beroepskosten in toepassing van art. 66, § 4 en § 5, WIB 92, forfaitair vastgesteld op 0,15 euro per km of 220 x 141 x 2 x 0,15 = 9.306 euro.

De heer Maes kan opteren voor (totale afstand enkel traject: 78 km)

- De toepassing van het wettelijk forfait (art. 51, WIB 92).

* Alleen in dit geval mag de door de werkgever toegekende vergoeding als terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen worden vrijgesteld ten belope van 250 euro (niet-geïndexeerd bedrag) op basis van art. 38, § 1, eerste lid, 9°, c, WIB 92.

- De aftrek van de werkelijke beroepskosten forfaitair vastgesteld in toepassing van art. 66bis, WIB 92, beperkt tot 100 km (enkel traject)

* 220 x 78 x 2 x 0,15 = 5.148 euro.
* In dit geval mag een eventuele door de werkgever toegekende vergoeding als terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen niet worden vrijgesteld.

De echtgenote van de heer Maes kan opteren voor (totale afstand: enkel traject 113 km)

- De toepassing van het wettelijk forfait (art. 51, WIB 92).

* Alleen in dit geval mag de door de werkgever toegekende vergoeding als terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen worden vrijgesteld ten belope van 250 euro (niet-geïndexeerd bedrag) op basis van art. 38, § 1, eerste lid, 9°, c, WIB 92.

- De aftrek van de werkelijke beroepskosten forfaitair vastgesteld in toepassing van art. 66bis, WIB 92, beperkt tot 100 km (enkel traject).

* 220 x 100 x 2 x 0,15 = 6.600 euro
* In dit geval mag een eventuele door de werkgever toegekende vergoeding als terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen niet worden vrijgesteld.

Voorbeeld 5

66bis/18

Marc woont te Sprimont en maakt gebruik van zijn motorfiets voor de verplaatsing naar het station te Luik waar hij vervolgens gebruik maakt van het openbaar gemeenschappelijk vervoer voor de verdere verplaatsing van de woonplaats naar zijn plaats van tewerkstelling, Brussel.

Aantal werkdagen: 220
Afstand Sprimont – Luik-Guillemins: 24 km
Luik – Brussel: 90 km
Totaal: 114 km

Marc mag kiezen voor:

- De toepassing van het wettelijk forfait (art. 51, WIB 92).

* Alleen in dit geval kan de door de werkgever toegekende vergoeding als terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen worden vrijgesteld ten belope van 250 euro (niet-geïndexeerd bedrag) op basis van art. 38, § 1, eerste lid, 9°, c, WIB 92.

- De aftrek van de werkelijke beroepskosten forfaitair vastgesteld in toepassing van art. 66bis, WIB 92, beperkt tot 100 km (enkel traject).

* 220 x 100 x 2 x 0,15 = 6.600 euro
* In dit geval mag een eventuele door de werkgever toegekende vergoeding als terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen niet worden vrijgesteld.
* Een combinatie van de aftrek van de werkelijke beroepskosten d.m.v. bewijskrachtige stukken voor de woon-werkverplaatsingen gedaan met de motor (toepassing van art.49, WIB 92) met de aftrek van de werkelijke beroepskosten forfaitair vastgesteld in toepassing van art.66bis, WIB 92 (voor de woon-werkverplaatsingen met het openbaar gemeenschappelijk vervoer) is niet mogelijk.

- De aftrek van de werkelijke beroepskosten d.m.v. bewijskrachtige stukken als bedoeld in art. 49, WIB 92, voor het gehele traject.

In dit geval kan een eventueel door de werkgever toegekende vergoeding als terugbetaling van kosten voor woon-werkverplaatsingen niet worden vrijgesteld.

Voorbeeld 6

66bis/19

Bart woont te Lanaken en verplaatst zich met de fiets naar Zutendaal waar hij meerijdt met de bedrijfswagen van collega Gert voor de verdere verplaatsing van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling (Brussel). De voorwaarden van het georganiseerd gemeenschappelijk vervoer (GGV) zijn voldaan.
Bart ontvangt van hun werkgever een fietsvergoeding van 924 euro (210 dagen x 10 km x 2 x 0,22 euro) voor het traject Lanaken – Zutendaal.

Bart mag opteren voor (totale afstand enkel traject: 110 km):

Het voordeel dat voor de werknemer-passagier voortvloeit uit het gebruik van het GGV voor de woon-werkverplaatsingen wordt aangemerkt als een vrijgesteld sociaal voordeel (art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92.

- De toepassing van het wettelijk forfait (art. 51, WIB 92)

* De fietsvergoeding mag volledig worden vrijgesteld (art. 38, § 1, eerste lid, 14°, a, WIB 92).

- De aftrek van de werkelijke beroepskosten forfaitair vastgesteld in toepassing van art. 66bis, WIB 92, beperkt tot 100 km (enkel traject).

* Binnen de forfaitaire bepaling van de kosten voor de woon-verkeerverplaatsingen mag er rekening worden gehouden met de voor de belastingplichtige voordeligste situatie:

• Voor de verplaatsing met de fiets: 210 dagen x 0,22 euro x 10 x 2 = 924 euro;
• en voor de verplaatsing als passagier: 210 dagen x 0,15 euro x 90 km x 2 = 5.670 euro
• = een totaal van 6.594 euro als verplaatsingskosten.

* De fietsvergoeding mag volledig worden vrijgesteld (art. 38, § 1, eerste lid, 14°, a, WIB 92)
* De eventuele vergoeding die hij ontvangt van de werkgever in het kader van het georganiseerd gemeenschappelijk vervoer, is niet vrijgesteld in toepassing van art. 38, § 1, eerste lid, 9°, WIB 92.

- De aftrek van de werkelijke beroepskosten d.m.v. bewijskrachtige stukken als bedoeld in art. 49, WIB 92, ten belope van 100 % voor het traject Lanaken – Zutendaal en beperkt aan 75 % overeenkomstig art. 66, § 1, WIB 92, voor het traject Zutendaal – Brussel in het kader van de carpooling.

* De fietsvergoeding mag volledig worden vrijgesteld (art. 38, § 1, eerste lid, 14°, a, WIB 92).

Gert kan opteren voor (totale afstand enkel traject: 100 km)

- De ter beschikking gestelde bedrijfswagen vormt in hoofde van de werknemer-chauffeur een vrijgesteld sociaal voordeel (art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92.

- De toepassing van het wettelijk forfait (art. 51, WIB 92).

- De aftrek van de werkelijke beroepskosten forfaitair vastgesteld in toepassing van art. 66bis, WIB 92, beperkt tot 100 km (enkel traject). Art. 66, § 4 en 5, WIB 92, is niet van toepassing aangezien er in dit specifiek geval geen voordeel van alle aard wordt belast bij de chauffeur.

Het taxatiestelsel dat van toepassing is ten name van de werknemer-chauffeur en de werknemer-passagier in geval van carpooling is het voorwerp geweest van schema's in de circulaire nr. Ci.RH.241/620.842 (AGFisc Nr. 9/2013) van 25.02.2013.