Parlementaire vraag nr. 546 van mevrouw Lejeune van 22.12.2000
Vragen en Antwoorden, Kamer, 2001-2002, nr. 140, blz. 17726-17728
Bull. nr. 834, pag. 412-414
Aftrekbare bestedingen - Giften - Lokale of nationale werking
VRAAG
Aanvragen van VZW's om door de administratie van Financiën te worden erkend als instelling die aftrekbare giften kan ontvangen, worden soms met enige vertraging afgedaan.
Het spreekt vanzelf dat de aanvragende VZW hiervan nadeel ondervindt: zij kan de schenkers bijvoorbeeld niet tijdig een fiscaal attest bezorgen, wat haar dan weer in diskrediet brengt.
Artikel 57, § 1, 3°, van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 bepaalt dat de werkzaamheden van de instellingen die erkend kunnen worden voor de toepassing van artikel 104, eerste lid, 3°, b) en e), en 4°, van het WIB 1992: "a) nationaal zijn, wat betekent dat die instellingen ofwel hun actie over het gehele land moeten voeren, ofwel plaatselijke of gewestelijke werkzaamheden moeten centraliseren en coördineren."
1. Hoeveel aanvragen om erkenning als instelling die aftrekbare giften kan ontvangen worden er ingediend, en hoe lang duurt het gemiddeld eer een dossier is afgehandeld?
2. Kan een instelling wier werkzaamheid zich uitstrekt tot meer dan één provincie, beschouwd worden als beantwoordend aan de criteria zoals bepaald in artikel 57, § 1, 3°, a), van het KB/WIB 1992?
ANTWOORD
Het geachte lid gelieve hierna de antwoorden op haar vragen te vinden.
1. 719 aanvragen werden ingediend gedurende het jaar 1999, 762 gedurende het jaar 2000 en 656 gedurende het jaar 2001.
Momenteel bedraagt de gemiddelde termijn voor de afhandeling van de dossiers 6 tot 12 maanden (een jaar geleden bedroeg deze termijn nog 18 maanden).
2. De voorwaarde opgenomen in artikel 57, § 1, 3°, a), van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, vindt haar oorsprong in de memorie van toelichting bij het ontwerp van wet van 18 mei 1972 tot wijziging van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen inzake de belastingvrijstelling van bepaalde giften, die als volgt luidt:
"c) hun activiteit zal moeten:
nationaal zijn, hetzij dat die instellingen hun actie voeren in gans het land, hetzij dat zij plaatselijke of gewestelijke activiteiten centraliseren en coördineren; " (Senaat, Parl. St., nr. 45, zitting 1970-1971, blz. 5).
Deze formulering werd niet gewijzigd tijdens de voorbereidende werkzaamheden van die wet en heeft bijgevolg als grondslag gediend voor de voormelde reglementaire bepaling.
Tijdens die werkzaamheden heeft de wetgever de uitdrukkelijke bedoeling gehad de instellingen die slechts op het lokale vlak werkzaam zijn, van erkenning uit te sluiten (zie Parlementaire Handelingen, Senaat, vergadering van 13 juli 1971, blz. 2449, kolom 1).
Tevens heeft de wetgever uitdrukkelijk beoogd, enerzijds, versnippering te vermijden opdat niet te veel instellingen zich op belastingvrijstelling zouden kunnen beroepen en, anderzijds, alleen instellingen van strikt algemeen belang in aanmerking te nemen (zie inzonderheid verslag van de commissie voor de Financiën van de Senaat, Parl. St., nr. 294, zitting 1970-1971, blz. 18 en Parlementaire Handelingen, Senaat, vergadering van 24 maart 1971, blz. 1179, kolom 2).
In dit verband moeten de betrokken instellingen, dit wil zeggen de instellingen voor wetenschappelijk onderzoek, de instellingen die de oorlogsslachtoffers, de mindervaliden, de bejaarden, de beschermde minderjarigen of de behoeftigen bijstaan, en de instellingen voor hulpverlening aan de ontwikkelingslanden, hun actie voeren over het gehele land of werkzaamheden centraliseren en coördineren waarvan de geografische spreiding tot gevolg heeft dat de aanvragers voldoen aan de voorwaarde om op nationaal vlak werkzaam te zijn.
Ik signaleer evenwel dat ik het initiatief genomen heb om een "contactgroep-giften" op de been te helpen, samengesteld door leden van de betreffende administraties en vertegenwoordigers van de instellingen, die tot doel heeft de problemen te onderzoeken die opduiken in het kader van de erkenningsprocedure. In dit verband zal deze contactgroep meer bepaald de te weerhouden criteria onderzoeken wat het territorialiteitsbeginsel van de activiteiten betreft (het invloedsgebied van de instelling). Deze contactgroep zou me binnenkort haar eindrapport moeten overmaken.
Bull. nr. 834, pag. 412-414
Aftrekbare bestedingen - Giften - Lokale of nationale werking
VRAAG
Aanvragen van VZW's om door de administratie van Financiën te worden erkend als instelling die aftrekbare giften kan ontvangen, worden soms met enige vertraging afgedaan.
Het spreekt vanzelf dat de aanvragende VZW hiervan nadeel ondervindt: zij kan de schenkers bijvoorbeeld niet tijdig een fiscaal attest bezorgen, wat haar dan weer in diskrediet brengt.
Artikel 57, § 1, 3°, van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 bepaalt dat de werkzaamheden van de instellingen die erkend kunnen worden voor de toepassing van artikel 104, eerste lid, 3°, b) en e), en 4°, van het WIB 1992: "a) nationaal zijn, wat betekent dat die instellingen ofwel hun actie over het gehele land moeten voeren, ofwel plaatselijke of gewestelijke werkzaamheden moeten centraliseren en coördineren."
1. Hoeveel aanvragen om erkenning als instelling die aftrekbare giften kan ontvangen worden er ingediend, en hoe lang duurt het gemiddeld eer een dossier is afgehandeld?
2. Kan een instelling wier werkzaamheid zich uitstrekt tot meer dan één provincie, beschouwd worden als beantwoordend aan de criteria zoals bepaald in artikel 57, § 1, 3°, a), van het KB/WIB 1992?
ANTWOORD
Het geachte lid gelieve hierna de antwoorden op haar vragen te vinden.
1. 719 aanvragen werden ingediend gedurende het jaar 1999, 762 gedurende het jaar 2000 en 656 gedurende het jaar 2001.
Momenteel bedraagt de gemiddelde termijn voor de afhandeling van de dossiers 6 tot 12 maanden (een jaar geleden bedroeg deze termijn nog 18 maanden).
2. De voorwaarde opgenomen in artikel 57, § 1, 3°, a), van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, vindt haar oorsprong in de memorie van toelichting bij het ontwerp van wet van 18 mei 1972 tot wijziging van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen inzake de belastingvrijstelling van bepaalde giften, die als volgt luidt:
"c) hun activiteit zal moeten:
nationaal zijn, hetzij dat die instellingen hun actie voeren in gans het land, hetzij dat zij plaatselijke of gewestelijke activiteiten centraliseren en coördineren; " (Senaat, Parl. St., nr. 45, zitting 1970-1971, blz. 5).
Deze formulering werd niet gewijzigd tijdens de voorbereidende werkzaamheden van die wet en heeft bijgevolg als grondslag gediend voor de voormelde reglementaire bepaling.
Tijdens die werkzaamheden heeft de wetgever de uitdrukkelijke bedoeling gehad de instellingen die slechts op het lokale vlak werkzaam zijn, van erkenning uit te sluiten (zie Parlementaire Handelingen, Senaat, vergadering van 13 juli 1971, blz. 2449, kolom 1).
Tevens heeft de wetgever uitdrukkelijk beoogd, enerzijds, versnippering te vermijden opdat niet te veel instellingen zich op belastingvrijstelling zouden kunnen beroepen en, anderzijds, alleen instellingen van strikt algemeen belang in aanmerking te nemen (zie inzonderheid verslag van de commissie voor de Financiën van de Senaat, Parl. St., nr. 294, zitting 1970-1971, blz. 18 en Parlementaire Handelingen, Senaat, vergadering van 24 maart 1971, blz. 1179, kolom 2).
In dit verband moeten de betrokken instellingen, dit wil zeggen de instellingen voor wetenschappelijk onderzoek, de instellingen die de oorlogsslachtoffers, de mindervaliden, de bejaarden, de beschermde minderjarigen of de behoeftigen bijstaan, en de instellingen voor hulpverlening aan de ontwikkelingslanden, hun actie voeren over het gehele land of werkzaamheden centraliseren en coördineren waarvan de geografische spreiding tot gevolg heeft dat de aanvragers voldoen aan de voorwaarde om op nationaal vlak werkzaam te zijn.
Ik signaleer evenwel dat ik het initiatief genomen heb om een "contactgroep-giften" op de been te helpen, samengesteld door leden van de betreffende administraties en vertegenwoordigers van de instellingen, die tot doel heeft de problemen te onderzoeken die opduiken in het kader van de erkenningsprocedure. In dit verband zal deze contactgroep meer bepaald de te weerhouden criteria onderzoeken wat het territorialiteitsbeginsel van de activiteiten betreft (het invloedsgebied van de instelling). Deze contactgroep zou me binnenkort haar eindrapport moeten overmaken.