Commentaar van art. 275^7, WIB 92 (bijwerking)
Bijwerking Com.IB 92 d.d. 01.03.2018
TITEL VI: AAN DE VIER BELASTINGEN GEMENE BEPALINGEN
HOOFDSTUK I: STORTING VAN DE BELASTING DOOR VOORHEFFING
Afdeling IV: Bedrijfsvoorheffing
Artikel 275^7, WIB 92
275^7/0 | |
275^7/1 | |
275^7/2 | |
275^7/4 | |
275^7/5 | |
275^7/9 | |
275^7/13 | |
275^7/14 |
INLEIDING
275^7/0
Deze versie van de commentaar is, tenzij anders vermeld, van toepassing op de werkgevers voor de bezoldigingen die zij betalen of toekennen vanaf 01.04.2016 tot en met de huidige bijwerking.
Deze versie werd geactualiseerd tot en met de wet van 18.12.2016 (BS 20.12.2016, art. 79 en 80) voor art. 275^7, WIB 92 en tot het KB van 23.08.2015 (BS 28.08.2015, art. 2 en 5) voor art. 95^2 en de bijlagen IIIbis en IIIter, KB/WIB 92.
I. WIB 92
275^7/1
Art.275^7 – De in het tweede lid omschreven werkgevers die bezoldigingen betalen of toekennen en die krachtens artikel 270, 1°, schuldenaar zijn van de bedrijfsvoorheffing op die bezoldigingen, worden ervan vrijgesteld een deel van die bedrijfsvoorheffing in de Schatkist te storten, op voorwaarde dat de genoemde voorheffing volledig op die bezoldigingen wordt ingehouden.
De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op:
a) voor zover het werkgevers betreft die, hetzij als kleine vennootschappen worden aangemerkt op grond van artikel 15, §§1 tot 6, van het Wetboek van vennootschappen, hetzij natuurlijke personen zijn die mutatis mutandis beantwoorden aan de criteria voorzien in dit artikel 15:
- werkgevers die onder het toepassingsbeleid vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;
- de ondernemingen die erkend zijn voor uitzendarbeid die uitzendkrachten ter beschikking stellen van de in het eerste streepje bedoelde ondernemingen;
b) werkgevers van de werknemers die ressorteren onder het toepassingsbeleid van de paritaire comités en subcomités opgesomd in artikel 1, 1°, a) tot en met s), van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector;
c) de naamloze vennootschap van publiek recht Proximus en de naamloze vennootschap van publiek recht bpost voor hun werknemers die anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten voor deze vennootschappen.
De niet te storten bedrijfsvoorheffing bedraagt:
a) 0,12 pct. van het bruto bedrag van de bezoldigingen voor inhouding van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage voor de in het tweede lid, a), bedoelde werkgevers;
b) 1° 1 pct. van het bruto bedrag van de bezoldigingen voor inhouding van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage voor de in het tweede lid, b), bedoelde werkgevers.
2° Wanneer deze werkgevers hetzij beantwoorden aan de criteria als vermeld in artikel 15, §§ 1 tot 6 van het Wetboek van vennootschappen, hetzij natuurlijke personen zijn die mutatis mutandis beantwoorden aan de criteria voorzien in dit artikel 15, §§ 1 tot 6, wordt dit percentage verhoogd tot 1,12 pct.
3° De werkgevers van de werknemers die ressorteren onder het toepassingsgebied van de paritaire comités en subcomités opgesomd in artikel 1, 1°, a) tot p), van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector moeten een bedrag dat overeenstemt met drie vierden van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing onmiddellijk besteden aan de financiering van de Sociale Maribelfondsen. Dit bedrag moet door de werkgever aan de bevoegde ontvanger worden gestort op hetzelfde moment dat de bedrijfsvoorheffing in de Schatkist wordt gestort. De Schatkist boekt deze bedragen over aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid die ze op zijn beurt verdeelt tussen de begunstigde Sociale Maribelfondsen;
c) 1 pct. van het bruto bedrag van de bezoldigingen voor inhouding van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage voor de in het tweede lid, c), bedoelde werkgevers.
De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel.
II. KB/WIB 92
275^7/2
Art. 951 – (…)
In uitvoering van artikel 275^7, vierde lid, van hetzelfde Wetboek wordt het in artikel 275^7, derde lid, van hetzelfde Wetboek bedoelde percentage van niet te storten bedrijfsvoorheffing gebracht op 1,12 pct. voor deze werkgevers.
(..)
Art. 95^2- § 1. De in het derde lid vermelde schuldenaars van bedrijfsvoorheffing moeten voor de periode waarin zij bezoldigingen hebben toegekend waarvoor zij een deel of het geheel van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing niet in de Schatkist moeten storten, twee afzonderlijke aangiften in de bedrijfsvoorheffing overleggen volgens het in §§2 en 3 vermelde onderscheid.
De in artikel 275^7 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 beoogde werkgevers van werknemers die ressorteren onder het toepassingsgebied van de paritaire comités en subcomités opgesomd in artikel 1, 1°, a) tot en met p), van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, die een deel van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing onmiddellijk moeten besteden aan de financiering van de Sociale Maribelfondsen, zijn er evenwel toe gehouden drie afzonderlijke aangiften in de bedrijfsvoorheffing over te leggen volgens het in de §§2, 3 en 3bis vermelde onderscheid.
De in het eerste lid bedoelde schuldenaars zijn:
(…)
7° de werkgevers omschreven in artikel 275^7, tweede lid, van hetzelfde Wetboek die bezoldigingen betalen of toekennen;
(…)
§ 2. De eerste aangifte in de bedrijfsvoorheffing heeft betrekking op de aan al de werknemers betaalde of toegekende bezoldigingen en moet de volgende specifieke vermeldingen bevatten:
a) in het vak “belastbare inkomsten”: de door de werkgever voor die periode betaalde of toegekende belastbare bezoldigingen;
b) in het vak “verschuldigde bedrijfsvoorheffing”: de ingehouden bedrijfsvoorheffing.
§ 3. De tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing heeft uitsluitend betrekking op de bezoldigingen van werknemers waarvoor een deel of het geheel van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing niet in de Schatkist moet worden gestort en moet, afhankelijk van de schuldenaars, de volgende specifieke vermeldingen bevatten:
a) in het vak "aard der inkomsten": de code die is opgenomen in bijlage IIIbis;
b) in het vak "belastbare inkomsten":
(…)
4° voor de schuldenaars bedoeld in §1, derde lid, 7°:
- het totaal van de bruto bezoldigingen vóór inhouding van de persoonlijke bijdragen voor de sociale zekerheid wanneer die bezoldigingen of een deel ervan aan de sociale zekerheid zijn onderworpen;
- het totaal van de bruto belastbare bezoldigingen zoals die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing wanneer die bezoldigingen niet aan de sociale zekerheid zijn onderworpen;
c) in het vak "verschuldigde bedrijfsvoorheffing":
(…)
9° voor de in §1, derde lid, 7°, bedoelde schuldenaars: een negatief bedrag gelijk aan 1 pct. of, voor de in artikel 275^7, vierde lid, van hetzelfde Wetboek bedoelde werkgevers, aan 1,12 pct. van:
- het totaal van de bruto bezoldigingen vóór inhouding van de persoonlijke bijdragen voor de sociale zekerheid wanneer die bezoldigingen of een deel ervan aan de sociale zekerheid zijn onderworpen;
- het totaal van de bruto belastbare bezoldigingen zoals die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing wanneer die bezoldigingen niet aan de sociale zekerheid zijn onderworpen;
(…)
§ 3bis. De derde aangifte in de bedrijfsvoorheffing van de in §1, tweede lid, beoogde werkgevers heeft uitsluitend betrekking op het bedrag van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing dat onmiddellijk wordt besteed aan de financiering van de Sociale Maribelfondsen, en moet de volgende specifieke vermeldingen bevatten:
a) in het vak "aard van de inkomsten": code 47;
b) in het vak "belastbare inkomsten": het deel van de in §3, c, 9°, bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing dat uitsluitend betrekking heeft op de werknemers die ressorteren onder het toepassingsgebied van de paritaire comités en subcomités opgesomd in artikel 1, 1°, a) tot en met p), van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector.
c) in het vak "verschuldigde bedrijfsvoorheffing": een positief bedrag gelijk aan drie vierden van de in b vermelde vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing.
§ 4. Ter staving van hun aangiften in de bedrijfsvoorheffing moeten de in §1 vermelde schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing de modaliteiten naleven die zijn opgenomen in bijlage IIIter.
(…)
275^7/3
De Bijlage IIIbis, KB/WIB 92, vermeldt een codelijst betreffende de aard der inkomsten in toepassing van art. 90, § 3 (vanaf 30.04.2015) en 95^2, § 3, KB/WIB 92.
De Bijlage IIIter, KB/WIB 92, vermeldt de modaliteiten die nageleefd moeten worden door de in het art. 95^2, § 1, KB/WIB 92, vermelde schuldenaars van de BV.
FAQ’s zijn gepubliceerd op de portal site van de FOD Financiën > Ondernemingen > Personeel en loon > Bedrijfsvoorheffing > Vrijstellingen > Kleine vennootschappen – IPA-korting, en ook > Vrijstellingen > Looncorrectie en sociale Maribel
III. GELDENDE PERCENTAGES
275^7/4
Bezoldigingen betaald of toegekend | Percentage |
van 01.10.2007 tot en met 31.05.2009 | 0,25 % |
van 01.06.2009 tot en met 31.12.2009 | 0,75 % |
van 01.01.2010 tot en met 31.03.2016 | 1 % |
-vanaf 01.01.2014 tot en met 31.03.2016, in de loop van een belastbaar tijdperk dat aanvangt voor 01.01.2016 Enkel voor de werkgever die: - hetzij als een kleine vennootschap wordt aangemerkt op grond van artikel 15, W. Venn*, zoals bestond voor te zijn gewijzigd door de wet van 18.12.2015; - hetzij een natuurlijk persoon is die mutatis mutandis beantwoordt aan de criteria voorzien in dit artikel 15. -tot en met 31.03.2016, in de loop van een belastbaar tijdperk dat aanvangt vanaf 01.01.2016 Enkel voor de werkgever die: - hetzij als een kleine vennootschap wordt aangemerkt op grond van artikel 15, §§ 1 tot 6, W. Venn; - hetzij een natuurlijk persoon is die mutatis mutandis beantwoordt aan de criteria voorzien in dit artikel 15, §§ 1 tot 6. | 1,12 % |
Vanaf 01.04.2016 - Werkgevers die als kleine vennootschappen worden aangemerkt op grond van artikel 15, §§ 1 tot 6, van het W. Venn, hetzij natuurlijke persoon zijn die mutatis mutandis beantwoorden aan de criteria voorzien in dit artikel 15 en die: * ofwel vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 05.12.1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités; * ofwel ondernemingen zijn erkend voor uitzendarbeid die uitzendkrachten ter beschikking stellen van die bedoelde ondernemingen. - werkgevers waaraan de werknemers ressorteren onder het toepassingsgebied van de paritaire comités opgesomd in artikel 1, 1°, a) tot en met s), van het KB van 18.07.2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector - werkgevers waarvan de werknemers ressorteren onder het toepassingsgebied van de paritaire comités en subcomités opgesomd in artikel 1, 1°, a) tot en met s), van het KB van 18.07.2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector en: * die hetzij als kleine vennootschappen worden aangemerkt op grond van artikel 15, §§ 1 tot 6 van het W. Venn, * hetzij natuurlijke personen zijn die mutatis mutandis beantwoorden aan de criteria voorzien in dit artikel 15; - de naamloze vennootschap van publiek recht Proximus en de naamloze vennootschap van publiek recht bpost voor hun werknemers die anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten voor deze vennootschappen. |
0,12 % 1 % 1,12 % 1 % |
* Wetboek vennootschappen afgekort W. Venn
Er moet een onderscheiding gemaakt worden volgens de datum van betaling of van toekenning en volgens vier verschillende categorieën van werkgevers. Vanaf 01.01.2016 kan de situatie samengevat worden als volgt:
- kleine vennootschappen, natuurlijke personen of vennootschappen van de profit sector: 0,12 %
- kleine vennootschappen, natuurlijke personen of vennootschappen van de non-profit sector: 1,12 %
- andere werkgevers dan kleine vennootschappen van de non-profit sector: 1 %
- Proximus en bpost: 1 %.
iv. VOORWAARDEN
275^7/5
1. De werkgever betaalt of kent bezoldigingen toe;
2. De werkgever is schuldenaar van de BV (bedrijfsvoorheffing) overeenkomstig artikel 270, 1°, WIB 92, op deze bezoldigingen;
3. De BV op deze bezoldigingen wordt volledig ingehouden;
4. De werkgever moet enkele voorwaarden naleven:
a. Tot en met 31.03.2016
De werkgever:
- valt onder toepassingsgebied van de wet van 05.12.1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;
- is een onderneming die erkend is voor uitzendarbeid die uitzendkrachten ter beschikking stelt van een in het eerste streepje bedoelde werkgever;
- is een autonoom overheidsbedrijf: de naamloze vennootschap van publiek recht Proximus, bpost, NMBS en Infrabel;
- is de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail.
De werkgever die ressorteert onder het toepassingsgebied van de paritaire comités en subcomités opgesomd in artikel 1, a. tot en met p., van het koninklijk besluit van 18.07.2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit-sector die valt onder het toepassingsgebied van de wet van 05.12.1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, heeft ook recht op de algemene vrijstelling van doorstorting van de BV van 1 %. Voor deze werkgever wordt een bedrag dat overeenstemt met drie vierden van de vrijstelling van doorstorting van de BV onmiddellijk besteed aan de financiering van de Sociale Maribelfondsen.
275^7/6
Opdat de werkgever het verhoogd percentage van 1,12 % zou kunnen toepassen, moet hij worden aangemerkt als een kleine vennootschap. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen volgende twee periodes:
Periode 1: bezoldigingen betaald of toegekend vanaf 01.01.2014 tot en met 31.03.2016, in de loop van een belastbaar tijdperk dat aanvangt voor 01.01.2016
De werkgever:
- hetzij als een kleine vennootschap wordt aangemerkt op grond van artikel 15, W. Venn, zoals het bestond voor te zijn gewijzigd door de wet van 18.12.2015,
- hetzij als een natuurlijke persoon is die mutatis mutandis beantwoordt aan de criteria voorzien in dit artikel 15.
Een kleine vennootschap is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid die voor het laatst en het voorlaatst afgesloten boekjaar, niet meer dan één van de volgende criteria overschrijdt:
- jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50;
- jaaromzet (exclusief de btw): 7.300.000 euro;
- balanstotaal: 3.650.000 euro;
tenzij het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 bedraagt.
Als de vennootschap met één of meer andere vennootschappen verbonden is, worden de criteria inzake omzet en balanstotaal berekend op geconsolideerde basis. Wat het criterium personeelsbestand betreft, wordt het aantal werknemers opgeteld dat door elk van de betrokken verbonden vennootschappen jaarlijks gemiddeld wordt tewerkgesteld.
Periode 2: bezoldigingen betaald of toegekend tot en met 31.03.2016, in de loop van een belastbaar tijdperk dat aanvangt vanaf 01.01.2016
De werkgever:
- hetzij als een kleine vennootschap wordt aangemerkt op grond van artikel 15, §§ 1 tot 6, W. Venn,
- hetzij een natuurlijke persoon is die mutatis mutandis beantwoordt aan de criteria voorzien in dit artikel 15, §§ 1 tot 6.
Een kleine vennootschap is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid die op balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar, niet meer dan één van de volgende criteria overschrijdt:
- jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50;
- jaaromzet (exclusief de btw): 9.000.000 euro;
- balanstotaal: 4.500.000 euro.
Als de vennootschap met één of meer andere vennootschappen verbonden is, worden de criteria inzake omzet een balanstotaal berekend op geconsolideerde basis. Wat het criterium personeelsbestand betreft, wordt het aantal werknemers opgeteld dat door elk van de betrokken verbonden vennootschappen jaarlijks gemiddeld wordt tewerkgesteld.
Wanneer meer dan één van de hierboven opgesomde criteria worden overschreden of niet meer worden overschreden, heeft dit slechts gevolgen wanneer dit zich gedurende twee achtereenvolgende boekjaren voordoet. De gevolgen gaan in dat geval in vanaf het boekjaar dat volgt op het boekjaar gedurende hetwelk meer dan één van de criteria voor de tweede keer werden overschreden of niet meer werden overschreden.
Voorgaande bepaling is niet van toepassing voor het eerste boekjaar dat een aanvang neemt na 31.12.2015.
Het maximum van 100 eenheden dat niet moet overschreden worden bestaat niet meer in het W Venn.
Opmerking
Vzw’s, stichtingen en feitelijke verenigingen komen bijgevolg niet in aanmerking voor deze verhoogde vrijstellingsmaatregel. Ze beantwoorden immers niet aan de definitie van een kleine vennootschap zoals bepaald in art. 15 van het W. Venn. Voor zover zij aan de voorwaarden voldoen, kunnen zij aanspraak maken op de algemene vrijstelling van doorstorting van de BV van 1 %.
275^7/7
b. Vanaf 01.04.2016
Het moet gaan om:
1. werkgevers die als kleine vennootschappen worden aangemerkt op grond van artikel 15, §§ 1 tot 6, van het W. Venn, hetzij natuurlijke personen zijn die mutatis mutandis beantwoorden aan de criteria voorzien in dit artikel 15 en die:
- ofwel vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 05.12.1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités,
- ofwel ondernemingen zijn erkend voor uitzendarbeid die uitzendkrachten ter beschikking stellen van die bedoelde ondernemingen.
2. werkgevers waarvan de werknemers ressorteren onder het toepassingsgebied van de paritaire comités en subcomités opgesomd in artikel 1, 1°, a) tot en met s), van het KB van 18.07.2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector (BS 22.08.2002);
Het gaat over activiteitssectoren bedoeld door die volgende comités en subcomités:
a. Paritair Subcomité voor de privé-ziekenhuizen;
b. Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten;
c. Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp;
d. Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap;
e. Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap;
f. Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestigingsinrichtingen en -diensten;
g. Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestigingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap;
h. Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestigingsinrichtingen van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap;
i. Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen, met uitzondering van de sociale werkplaatsen;
j. Paritair Comité voor de socio-culturele sector;
k. Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Vlaamse Gemeenschap;
l. Paritair Subcomité voor de federale en bicommunautaire socio-culturele organisaties;
m. Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waals Gewest;
n. Paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en diensten, met uitzondering van de werkgevers die onder de omschrijving van het Paritaire Subcomité voor de tandprothese vallen;
o. Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector;
p. Paritair Comité voor de Franstalige, Duitstalige en bicommunautaire welzijns- en gezondheidssector;
q. Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsen gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap of door de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de sociale werkplaatsen erkend en/of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, met uitzondering van de sociale werkplaatsen;
r. Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsen gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;
s. Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsen van het Waalse Gewest en van de Duitstalige Gemeenschap.
3. de naamloze vennootschap van publiek recht Proximus en de naamloze vennootschap van publiek recht bpost voor hun werknemers die anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten voor deze vennootschappen (de drie vennootschappen NMBS, Infrabel en HR Rail zijn niet vermeld in de wet van 26.12.2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht, BS 30.12.2015, art. 137).
275^7/8
Of de vennootschap al dan niet een 'kleine vennootschap' is, moet per boekjaar beoordeeld worden.
De criteria vervat in artikel 15, W. Venn moeten worden beoordeeld voor het laatst en voorlaatst afgesloten boekjaar. Voor een gebroken boekjaar dat bijvoorbeeld eindigt op 31.10.2016 zullen de voorwaarden dus worden beoordeeld aan de hand van het laatst (01.11.2015 – 31.10.2016) afgesloten en voorlaatst (01.11.2014 – 31.10.2015) afgesloten boekjaar.
Mutatis mutandis zal, ingeval op 31.10 van enig boekjaar wordt vastgesteld dat de onderneming niet meer voldoet aan de voorwaarden voor kleine vennootschap, de verhoging voor de bezoldigingen die vanaf 01.11 van dat jaar worden betaald of toegekend niet meer worden toegepast.
V. BEREKENING
275^7/9
De inkomsten die in aanmerking komen voor de vrijstelling van doorstorting van de BV zijn:
- de bezoldigingen bedoeld in art. 31, WIB 92,
- de bezoldigingen bedoeld in art. 32, WIB 92, voor zover het gaat om bedrijfsleiders-werknemers. Zelfstandige bedrijfsleiders zijn uitgesloten aangezien art. 275^7, WIB 92 een relatie werkgever – werknemer vereist,
- de vergoedingen bedoeld in art. 31bis, WIB 92.
275^7/10
In de berekeningsgrondslag voor dat percentage mogen enkel de loonelementen worden opgenomen:
- die aan de sociale zekerheid zijn onderworpen,
- of die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de verschuldigde BV.
De loonelementen die niet onderworpen zijn aan de sociale zekerheid en die niet in aanmerking worden genomen voor de berekening van de BV, maken bijgevolg geen deel uit van die berekeningsgrondslag.
De berekeningsgrondslag is het totaal bedrag van de bruto bezoldigingen. Als die bezoldigingen onderworpen zijn aan de sociale zekerheid, is het bedrag dat in aanmerking moet komen, het totaal bedrag vóór inhouding van de persoonlijke bijdragen voor de sociale zekerheid. Als die bezoldigingen niet onderworpen zijn aan de sociale zekerheid is de vrijstelling gelijk aan het totaal bedrag van de bezoldigingen die in aanmerking komen voor de berekening van de BV.
Die regel is ook geldig voor de arbeiders. Het feit dat voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen voor arbeiders het basisbedrag met 8 % vermeerderd is, heeft geen gevolgen voor de reële loonkost, voor de berekeningsgrondslag van de loonelementen onderworpen aan de sociale zekerheid en voor het percentage van vrijstelling van doorstorting van de BV.
275^7/11
Voorbeelden (circ. AGFisc nr. 42/2016, Ci.705.550 d.d. 09.12.2016)
- de bezoldigingen betaald of toegekend in uitvoering van een flexi-jobarbeidsovereenkomst die fiscaal zijn vrijgesteld, maar die onderworpen zijn aan een bijzondere sociale zekerheidsbijdrage maken deel uit van de berekeningsgrondslag van de vrijstelling van doorstorting van de BV inzake de looncorrectie;
- de bijpassing economische werkloosheid die niet aan de sociale zekerheid is onderworpen maar waarop de BV in beginsel verschuldigd is, maakt deel uit van de berekeningsgrondslag van de vrijstelling van doorstorting van de BV inzake de looncorrectie;
- de maaltijdcheques die voldoen aan de voorwaarden om fiscaal vrijgesteld te worden en waarop geen sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd zijn, maken geen deel uit van de berekeningsgrondslag van de vrijstelling van doorstorting van de BV inzake de looncorrectie.
275^7/12
De vrijstelling van doorstorting van de BV is overlegd aan twee aangiften in de BV.
In de eerste aangifte (274.10) die betrekking heeft op alle werknemers wordt in de rubriek 'belastbare inkomsten' het bruto belastbaar inkomen vermeld en in de rubriek 'verschuldigde BV', de aanvankelijk verschuldigde BV.
Voor de tweede aangifte (274.xx) die uitsluitend betrekking heeft op de werknemers waarvoor een vrijstelling voor doorstorting wordt gevraagd, moeten die rubrieken ingevuld worden:
Aard inkomen:
- code 46 vermelden voor het percentage van 1 %
- code 54 vermelden voor het percentage van 1,12 %
- code 56 vermelden voor het percentage van 0,12 %
Belastbare inkomsten: totale loonmassa.
Verschuldigde BV: een negatief bedrag gelijk aan 0,12 %, 1 % of 1,12 %, naargelang de situatie, van het bruto bedrag van die loonmassa.
VI. BEWIJSSTUKKEN
275^7/13
De betrokken schuldenaars van de BV moeten een nominatieve lijst ter beschikking van de administratie houden met daarin voor elke werknemer:
a. de volledige identiteit;
b. het nationaal nummer;
c. het totaal bedrag van de bruto bezoldigingen vóór inhouding van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen wanneer die bezoldigingen of een deel ervan aan de sociale zekerheid zijn onderworpen;
d. het totaal bedrag van de bruto belastbare bezoldigingen zoals die in aanmerking zijn genomen voor de berekening van de BV, wanneer die bezoldigingen niet aan de sociale zekerheid zijn onderworpen.
VII. SOCIALE MARIBELFONDSEN
275^7/14
Werkgevers van de werknemers die ressorteren onder het toepassingsbeleid van de paritaire comités en subcomités opgesomd in art. 1, 1°, a) tot en met p) van het KB van 18.07.2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector (zie 275^7/7 hierboven) moeten een bedrag dat overeenstemt met drie vierden van de vrijstelling van doorstorting van BV aan de bevoegde ontvanger worden gestort op hetzelfde moment dat de BV in de Schatkist wordt gestort. Dat bedrag dient voor de financiering van de Maribelfondsen. De Schatkist boekt deze bedragen over aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid die ze op zijn beurt verdeelt tussen de begunstigde Sociale Maribelfondsen.
275^7/15
De vrijstelling van doorstorting van de BV is overlegd aan drie aangiften in de BV.
Na de bovenvermelde (zie punt 275^7/12) eerste aangifte (274.10) en de tweede aangifte (274.xx), is een derde aangifte nodig (274.47) om de doorstorting van de bijdrage aan Maribel te bepalen. Die aangifte moet vervuld zijn als volgt:
Aard inkomen: code 47 vermelden.
Belastbare inkomsten: het deel van de vrij te stellen BV dat betrekking heeft op de werknemers die ressorteren onder het toepassingsgebied van de paritaire comités en subcomités opgesomd in art. 1, 1°, a) tot en met p), van het KB van 18.07.2002 en dat werd ingevuld in het vak 'verschuldigde BV' van de tweede aangifte (code 46 of 54).
Verschuldigde BV: het positief bedrag gelijk aan drie vierden van het in het vak 'belastbare inkomsten' van het in deze aangifte ingevulde bedrag
275^7/16
Opmerkingen
1. De benaming 'belastbare inkomsten' in de derde aangifte verwijst hier eigenlijk naar een bedrag aan vrijgestelde BV en niet naar inkomsten.
2. De code 47 komt niet voor in de lijst van de codes die gebruikt worden voor de vrijstelling van doorstorting van BV (Bijlage IIIbis, KB/WIB92). Het gebruik van code 47 wordt opgelegd door art. 95^2, § 3bis, KB/WIB 92. Het betreft namelijk geen vrijstelling, maar integendeel een deel van de in beginsel vrijgestelde BV dat alsnog gestort wordt. Het bedrag dat in code 47 moet worden ingevuld is een positief getal.