Commentaar van art. 275^10, WIB 92 (bijwerking)
Bijwerking Com.IB 92 d.d. 01.02.2017
TITEL VI: AAN DE VIER BELASTINGEN GEMENE BEPALINGEN
HOOFDSTUK I: STORTING VAN DE BELASTING DOOR VOORHEFFING
Afdeling IV: Bedrijfsvoorheffing
Art. 275^10, WIB 92
275^10/0 | |
275^10/1 | |
275^10/2 | |
275^10/4 | |
275^10/5 | |
275^10/6 | |
275^10/7 | |
275^10/9 | |
275^10/10 | |
275^10/11 | |
275^10/12 | |
275^10/13 |
Art. 275^10, WIB 92
INLEIDING
275^10/0
De huidige versie van de commentaar is, tenzij anders vermeld, van toepassing op de werkgevers voor de bezoldigingen die zij betalen of toekennen vanaf 01.01.2016 tot en met de huidige bijwerking.
Deze versie werd geactualiseerd tot en met de wet van 26.12.2015 (BS 30.12.2015, art. 109 en 110) voor art. 275^10, WIB 92 en tot het KB van 23.08.2015 (BS 28.08.2015, art. 1 en 4) voor art. 95^2, Bijlagen IIIbis en IIIter, KB/WIB 92.
I. WIB 92
275^10/1
Art.275^10 – De in het tweede lid omschreven werkgevers die bezoldigingen van werknemers betalen of toekennen en die krachtens artikel 270, 1°, schuldenaar zijn van de bedrijfsvoorheffing op deze bezoldigingen, worden ervan vrijgesteld 10 pct. van die bedrijfsvoorheffing in de Schatkist te storten, op voorwaarde dat de genoemde voorheffing volledig op die bezoldigingen wordt ingehouden.
Dit artikel is van toepassing op werkgevers die aan alle onderstaande voorwaarden tegelijk voldoen:
1° de werkgever valt onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;
2° de werkgever wordt aangemerkt als kleine vennootschap op grond van artikel 15, §§ 1 tot 6, van het Wetboek van vennootschappen of is een natuurlijke persoon die op overeenkomstige wijze beantwoordt aan de criteria van het voormelde artikel 15, §§ 1 tot 6;
3° de werkgever is sinds ten hoogste 48 maanden ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen; de termijn van 48 maanden vangt aan op de eerste dag van de maand volgend op die inschrijving.
Wanneer de werkgever een werkzaamheid voortzet die voorheen werd uitgeoefend door een natuurlijke persoon of een andere rechtspersoon, vangt de termijn van 48 maanden vermeld in het tweede lid, 3°, aan op de eerste dag van de maand volgend op de eerste inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen door die natuurlijke of rechtspersoon.
Het in het eerste lid vermelde percentage wordt verhoogd tot 20 pct. wanneer de werkgever op het einde van het belastbaar tijdperk een microvennootschap is in de zin van artikel 15/1 van het Wetboek van vennootschappen of een natuurlijke persoon is die op overeenkomstige wijze beantwoordt aan de criteria van het voormelde artikel 15/1.
De vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing kan niet worden toegepast door een werkgever:
- waarvoor een aangifte of vordering tot faillietverklaring is ingesteld of waarvan het beheer van het actief geheel of ten dele is ontnomen zoals bepaald in de artikelen 7 en 8 van de faillissementswet van 8 augustus 1997;
- waarvoor een procedure van gerechtelijke reorganisatie is geopend zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen;
- die een ontbonden vennootschap is en zich in staat van vereffening bevindt.
De Koning bepaalt de formaliteiten die moeten worden vervuld voor de toepassing van dit artikel.
II. KB/WIB 92
275^10/2
Art. 95^2 - § 1. De in het derde lid vermelde schuldenaars van bedrijfsvoorheffing moeten voor de periode waarin zij bezoldigingen hebben toegekend waarvoor zij een deel of het geheel van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing niet in de Schatkist moeten storten, twee afzonderlijke aangiften in de bedrijfsvoorheffing overleggen volgens het in §§ 2 en 3 vermelde onderscheid.
(…)
De in het eerste lid bedoelde schuldenaars zijn :
(…)
10° de werkgevers beoogd in art. 275^10, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, die bezoldigingen betalen of toekennen.
§ 2. De eerste aangifte in de bedrijfsvoorheffing heeft betrekking op de aan al de werknemers betaalde of toegekende bezoldigingen en moet de volgende specifieke vermeldingen bevatten:
a) in het vak “belastbare inkomsten” : de door de werkgever voor die periode betaalde of toegekende belastbare bezoldigingen;
b) in het vak “verschuldigde bedrijfsvoorheffing” : de ingehouden bedrijfsvoorheffing.
§ 3. De tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing heeft uitsluitend betrekking op de bezoldigingen van werknemers waarvoor een deel of het geheel van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing niet in de Schatkist moet worden gestort en moet, afhankelijk van de schuldenaars, de volgende specifieke vermeldingen bevatten :
a) in het vak “aard der inkomsten” : de code die is opgenomen in bijlage IIIbis ;
b) in het vak “belastbare inkomsten” :
(…)
3° voor de § 1, derde lid, 3° tot 6° en 8° tot 10°, bedoelde schuldenaars: de door de werkgever voor die periode betaalde of toegekende belastbare bezoldigingen ;
(…)
c) in het vak “verschuldigde bedrijfsvoorheffing” :
(…)
11° voor de in § 1, derde lid, 10°, bedoelde schuldenaars: een negatief bedrag gelijk aan 10 pct. of, voor de in artikel 275^10, vierde lid, van hetzelfde Wetboek beoogde werkgevers, gelijk aan 20 pct. van de ingehouden bedrijfsvoorheffing op de belastbare bezoldigingen.
(…)
§ 4. Ter staving van hun aangiften in de bedrijfsvoorheffing moeten de in § 1 vermelde schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing de modaliteiten naleven die zijn opgenomen in bijlage IIIter.
(…)
275^10/3
Bijlage IIIbis van het KB/WIB 92 vermeldt de lijst van codes met betrekking tot de aard van de inkomsten in toepassing van art. 90, § 3 en 95^2, § 3, KB/WIB 92.
Bijlage IIIter van het KB/WIB 92 vermeldt de modaliteiten die moeten nageleefd worden door de in art. 95^2, § 1, KB/WIB 92 vermelde schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing (BV).
De FAQ zijn gepubliceerd op de site van de FOD Financiën > Ondernemingen > Personeel en loon > Bedrijfsvoorheffing > Vrijstellingen > 'Vrijstelling van storting van de bedrijfsvoorheffing – Startende ondernemingen'.
III. PRINCIPE EN GELDENDE PERCENTAGES
275^10/4
De programmawet van 10.08.2015 voorziet o.a. in steunmaatregelen voor startende ondernemingen. Eén van deze maatregelen bestaat uit een tijdelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing die wordt ingehouden op de bezoldigingen van werknemers van een startende onderneming.
De volgende percentages zijn van toepassing vanaf 01.08.2015 op:
- 10 % van de ingehouden BV, voor de betaalde of toegekende bezoldigingen aan de werknemers van kleine startende ondernemingen
- 20 % van de ingehouden BV, voor de betaalde of toegekende bezoldigingen aan de werknemers van startende micro-ondernemingen.
IV. VOORWAARDEN
275^10/5
a) Voorwaarden in hoofde van de werkgever
1. de werkgever betaalt of kent bezoldigingen toe aan de werknemers
2. de werkgever is schuldenaar van de BV op deze bezoldigingen, overeenkomstig art. 270, 1°, WIB 92
3. de BV op deze bezoldigingen is volledig ingehouden
4. de werkgever valt onder het toepassingsgebied van de wet van 05.12.1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités
5. de werkgever is ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) sedert ten hoogste 48 maanden. De termijn van 48 maanden begint de eerste dag van de maand die volgt op de inschrijving. Als de werkgever een activiteit voortzet die voorheen werd uitgeoefend door een natuurlijke persoon of een andere rechtspersoon (bijvoorbeeld als overgang van een zelfstandige activiteit naar een vennootschap of als een nieuwe vennootschap is opgericht door een bestaande vennootschap over te nemen) begint de termijn van 48 maanden te lopen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de eerste inschrijving in het KBO door deze natuurlijke of rechtspersoon.
6. De werkgever is op het einde van het belastbaar tijdperk:
- hetzij een kleine vennootschap in de zin van art. 15, §§ 1 tot 6, van het Wetboek van Vennootschappen (W. Venn.) of een natuurlijke persoon die aan dezelfde criteria beantwoordt
- hetzij een microvennootschap in de zin van art. 15/1 van het W. Venn. of een natuurlijke persoon die aan dezelfde criteria beantwoordt.
275^10/6
b) Definities
1. Een kleine vennootschap is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid die, op balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar, niet meer dan één van volgende criteria overschrijdt:
a) gemiddelde van het personeelsbestand: 50
b) jaaromzet, exclusief de btw: 9.000.000 euro
c) balanstotaal: 4.500.000 euro.
Als de vennootschap met één of meer andere vennootschappen verbonden is, worden de criteria inzake omzet en balanstotaal berekend op geconsolideerde basis. Wat het criterium van het personeelsbestand betreft, wordt het aantal werknemers opgeteld dat door elk van de verbonden vennootschappen jaarlijks gemiddeld wordt tewerkgesteld.
Als 'met een vennootschap verbonden vennootschappen' worden beschouwd:
a) de vennootschappen waarover zij een controlebevoegdheid uitoefent
b) de vennootschappen die een controlebevoegdheid over haar uitoefenen
c) de vennootschappen waarmee zij een consortium vormt
d) de andere vennootschappen, die bij weten van hun bestuursorgaan, onder controle staan van de vennootschappen bedoeld sub a), b) en c).
2. Een microvennootschap is een kleine vennootschap met rechtspersoonlijkheid die, op de datum van de jaarafsluiting geen dochtervennootschap of moedervennootschap is en die niet meer dan één van de volgende criteria overschrijdt:
a) gemiddelde van het personeelsbestand: 10
b) jaaromzet, exclusief de btw: 700.000 euro
c) balanstotaal: 350.000 euro.
Het feit dat één van de hierboven opgesomde criteria worden overschreden of niet meer worden overschreden, heeft slechts gevolgen, zowel voor de kleine vennootschappen als voor de microvennootschappen, wanneer dit zich gedurende twee achtereenvolgende boekjaren voordoet. In dat geval gaan de gevolgen van de overschrijding in vanaf het boekjaar dat volgt op het boekjaar gedurende hetwelk op balansdatum meer dan één van de criteria voor de tweede keer werden overschreden of niet meer werden overschreden.
Een vennootschap zal haar statuut van kleine vennootschap of microvennootschap niet verliezen door een éénmalige overschrijding. Evenmin zal een vennootschap door het éénmalig overschrijden van meer dan één criterium, een kleine vennootschap of een microvennootschap worden.
Als het boekjaar een duur heeft van minder of meer dan twaalf maanden, waarbij deze duur nochtans niet langer kan zijn dan vierentwintig maanden min één kalenderdag, dan wordt het bedrag van de omzet exclusief de BTW vermenigvuldigd met een breuk waarvan de noemer twaalf is en de teller het aantal maanden van het boekjaar, waarbij elke begonnen maand voor een volledige maand wordt gerekend.
275^10/7
c) Uitgesloten werkgevers
Deze vrijstelling kan niet worden toegepast door de werkgever:
- waarvoor een aangifte of een vordering tot faillietverklaring is ingesteld of waarvan het beheer van het actief geheel of ten delen is ontnomen zoals bepaald in de art. 7 en 8 van de wet van 08.08.1997 betreffende de faillissementen
- waarvoor een procedure van gerechtelijke reorganisatie is geopend zoals bedoeld in art. 23 van de wet van 31.01.2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen
- die een ontbonden vennootschap is en zich in staat van vereffening bevindt.
275^10/8
De volgende ondernemingen komen niet in aanmerking voor de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor startende ondernemingen':
- de feitelijke verenigingen
- de VZW’s.
De wetgever verwijst naar het W. Venn. (art. 15, § 1 tot 6 en art. 15/1); bijgevolg is het regime enkel van toepassing op 'ondernemingen onderworpen aan het vennootschapsrecht' of op natuurlijke personen, zodat de verenigingen zonder winstoogmerk niet in aanmerking komen.
d) Berekening van het gemiddelde van het personeelsbestand
275^10/9
Het gemiddeld aantal tewerkgestelde werknemers is:
- het gemiddelde van het aantal werknemers uitgedrukt in voltijdse equivalenten dat is geregistreerd in de DIMONA-databank overeenkomstig het koninklijk besluit van 05.11.2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van art. 38 van de wet van 26.07.1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, per einde van elke maand van het boekjaar
- of indien de tewerkstelling niet behoort tot het toepassingsgebied van het KB van 05.11.2002 tot invoering van de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling: het gemiddelde aantal tewerkgestelde werknemers uitgedrukt in voltijdse equivalenten van de in het algemene personeelsregister of een gelijkwaardig document ingeschreven werknemers per einde van elke maand van het beschouwde boekjaar.
Het aantal werknemers uitgedrukt in voltijdse equivalenten is gelijk aan het arbeidsvolume uitgedrukt in voltijds tewerkgestelde equivalenten, te berekenen voor de deeltijdse werknemers op basis van het conventioneel aantal te presteren uren, gerelateerd ten opzichte van de normale arbeidsduur van een vergelijkbare voltijdse werknemer.
275^10/10
e) Begin van deberoepswerkzaamheid
Voor werkgevers die met hun onderneming starten, worden de cijfers bij het begin van het boekjaar te goeder trouw geschat. Indien uit deze schatting blijkt dat meer dan één van de criteria zullen overschreden worden gedurende het eerste boekjaar, moet daar voor het eerste boekjaar meteen rekening mee worden gehouden.
f) Specifiek geval van de uitzendkantoren
275^10/11
Een onderneming die erkend is voor uitzendarbeid en die uitzendkrachten ter beschikking stelt van een werkgever die voldoet aan de voorwaarden van een startende kleine onderneming of een startende micro-onderneming, maar die zelf niet aan de voorwaarden voldoet, kan geen aanspraak maken op de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor startende ondernemingen' voor de bezoldigingen die zij aan de uitzendkrachten betaalt of toekent.
Het is enkel wanneer de onderneming die erkend is voor uitzendarbeid zelf voldoet aan de voorwaarden van een startende kleine onderneming of een startende micro-onderneming, dat ze aanspraak kan maken op de steunmaatregel 'vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor startende ondernemingen' voor de bezoldigingen die zij aan de uitzendkrachten betaalt of toekent.
V. BEWIJSSTUKKEN
275^10/12
De schuldenaars van de BV moeten een nominatieve lijst ter beschikking van de administratie houden met daarin, voor elke werknemer:
a) de volledige identiteit
b) het nationaal nummer
c) het bedrag van de betaalde of toegekende bruto belastbare bezoldigingen
d) het bedrag van de op die bezoldigingen ingehouden bedrijfsvoorheffing en een gedetailleerde berekening van die bedrijfsvoorheffing.
De werkgevers moeten tevens het bewijs ter beschikking houden van de administratie dat zij voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in art. 275^10, tweede lid of vierde lid, WIB 92, afhankelijk van de vrijstelling die gevraagd wordt.
VI. BEREKENING
275^10/13
De bezoldigingen die in aanmerking komen voor de vrijstelling van doorstorting van de BV zijn de bezoldigingen van werknemers, bedoeld in art. 31, WIB 92. Zij bevatten inzonderheid:
1. wedden, lonen, commissies, gratificaties, premies, vergoedingen en alle andere soortgelijke beloningen, met inbegrip van fooien en toelagen die, zelfs toevallig, uit hoofde of naar aanleiding van het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid op enige andere wijze worden verkregen dan als terugbetaling van eigen kosten van de werkgever
2. de voordelen van alle aard verkregen uit hoofde of naar aanleiding van het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid
3. vergoedingen verkregen uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van de arbeidsovereenkomst
4. vergoedingen verkregen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen, daarin begrepen de vergoedingen die worden toegekend in uitvoering van een solidariteitstoezegging als bedoeld in de art. 10 en 11 van de wet van 28.04.2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, en de vergoedingen die zijn gevormd door middel van bijdragen en premies als bedoeld in art. 52, 3°, b, vierde streepje, WIB 92
5. de bezoldigingen die door een werknemer zijn verkregen, zelfs indien ze zijn betaald of toegekend aan zijn rechtverkrijgenden.
De bezoldigingen, bedoeld in art. 32, WIB 92, betaald of toegekend aan bedrijfsleiders komen niet in aanmerking.
275^10/14
De berekeningsbasis is de BV die betrekking heeft op de belastbare bezoldigingen van werknemers.
De berekening wordt uitgevoerd per werknemer. De vrijstelling van doorstorting kan slechts worden toegepast op de BV die betrekking heeft op de bezoldigingen van de desbetreffende werknemer.
275^6/15
De steunmaatregel kan gecumuleerd worden met alle andere vrijstellingsmaatregelingen van doorstorting van de BV.
275^10/16
De vrijstelling van doorstorting van de BV is onderworpen aan twee aangiftes in de BV.
In de eerste aangifte (274.10) die betrekking heeft op alle werknemers wordt in de rubriek 'belastbare inkomsten', het bruto belastbaar inkomen vermeld en in de rubriek 'verschuldigde bedrijfsvoorheffing', de aanvankelijk verschuldigde bedrijfsvoorheffing.
Voor de tweede aangifte, die uitsluitend betrekking heeft op de werknemers waarvoor een vrijstelling van storting wordt gevraagd, moeten volgende rubrieken ingevuld worden:
Aard der inkomsten:
- code 60 vermelden voor het percentage van 10 % in het geval van startende kleine ondernemingen
- code 61 vermelden voor het percentage van 20 % in het geval van startende micro-ondernemingen.
Belastbare inkomsten: vermelden van de voor die periode betaalde of toegekende bezoldigingen aan werknemers waarvoor een deel of het geheel van de BV niet moet worden gestort.
Verschuldigde BV: vermelden een negatief bedrag gelijk aan 10 % of 20 % van de ingehouden BV op de voormelde bezoldigingen.