Parlementaire vraag nr. 1268 van mevrouw Cécile Cornet van 06.12.2022

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2022-2023, QRVA 55/101 d.d. 18.01.2023, blz. 278


In gemeenten in ploegenarbeid verrichte werken in onroerende staat - Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing

VRAAG (van de mevrouw Cornet)

Lokale besturen kunnen, zoals andere werkgevers, in aanmerking komen voor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor in ploegenarbeid verrichte werken in onroerende staat, zoals bepaald in artikel 275 WIB 92. Die mogelijkheid om van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing vrijgesteld te worden, wordt in de federale omzendbrief 2020/C/38 van 2 maart 2020 in de vorm van 23 vragen en antwoorden toegelicht. Voor het Waals Gewest werd die omzendbrief aangevuld met een omzendbrief van 16 maart 2020 van de Waalse minister van Plaatselijke Besturen, die daarmee de aandacht van de lokale besturen op de hun geboden mogelijkheid vestigde. Ik heb vernomen dat de FOD Financiën in het kader van zijn controles de door de lokale besturen geleverde bewijzen meermaals als onvoldoende beschouwd heeft en bijgevolg terugbetaling eist, wat de lokale besturen ertoe brengt een bezwaarprocedure op te starten, waarvan de uitkomst onzeker en mogelijk litigieus is. Ik hoef u niet te herinneren aan de moeilijke financiële situatie van de lokale besturen en de problemen die het onzekere karakter van financiële inkomsten over meerdere boekjaren zou kunnen veroorzaken. 1. Kunt u bevestigen dat lokale besturen van de genoemde regeling gebruik mogen maken? Wat zijn de toegangsvoorwaarden? 2. Kunt u bevestigen dat de FOD Financiën momenteel controles uitvoert bij lokale besturen die van deze regeling gebruikgemaakt hebben en dat er geschillen zijn ontstaan? Zo ja, om welke redenen? 3. Welke middelen worden er ter beschikking van de lokale besturen gesteld zodat ze in ploegenarbeid verrichte werken kunnen bewijzen? 4. Hebt u hierover contact gehad met de UVCW, de representatieve vereniging van Waalse steden en gemeenten? Wat was het resultaat daarvan?

ANTWOORD (Vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding en de Nationale loterij)

1. Ik kan u bevestigen dat de lokale besturen inderdaad aanspraak kunnen maken op de toepassing van de steunmaatregel vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in onroerende staat, in ploegenarbeid op locatie verrichten zoals bedoeld in artikel 275^5, § 5 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, voor hun statutair en contractueel personeel. De voorwaarden die de lokale besturen moeten naleven om van de maatregel te genieten, zijn dezelfde als deze die worden opgelegd aan de andere werkgevers. Deze voorwaarden worden effectief verduidelijkt in de circulaire 2020/C/38 van 2 maart 2020 waarnaar u verwijst in uw vraag. 2. De Algemene Administratie van de Fiscaliteit voert jaarlijks controles uit op de correcte toepassing van de vrijstellingen van doorstorting van bedrijfsvoorheffing. De vrijstelling voor "werken in onroerende staat, in ploegenarbeid op locatie" is een van de gecontroleerde vrijstellingen. Overheidswerkgevers worden op dezelfde manier gecontroleerd als particuliere werkgevers. De meest voorkomende problemen zijn het gebrek aan bewijskrachtige gegevens betreffende de samenstelling van de ploegen, de daadwerkelijk in ploegen gewerkte uren, de voorwaarde om één derde van de werktijd in ploegen te presteren en de plaats waar het werk werd uitgevoerd. Het komt ook voor dat de aard van de ingeroepen werkzaamheden niet beantwoordt aan de definitie van werken in onroerende staat voorzien door de maatregel, of dat de plaats waar de werkzaamheden worden verricht in feite de gebruikelijke werkplek van het personeel is, een situatie die van de vrijstelling is uitgesloten. 3. Het lokaal bestuur dat aanspraak wenst te maken op de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ondernemingen die werken in onroerende staat, in ploegenarbeid op locatie verrichten, draagt de bewijslast ervan. Het moet de feitelijke elementen die aanleiding geven voor de vrijstelling kunnen rechtvaardigen. Inzonderheid de registratie op de werven, de wekelijkse planning van de betrokken arbeiders, een aanwezigheidsregister kunnen beschouwd worden als mogelijke bewijsmiddelen. De werkgever moet ook een nominatieve lijst en het bewijs bedoeld in punt V/3 van de bijlage IIIter, van het koninklijk besluit ter uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ter beschikking van de administratie houden. 4. Op 23 september 2021 werd een vergadering gehouden tussen de FOD Financiën en vertegenwoordigers van bepaalde lokale besturen waaronder Union des Villes et Communes de Wallonie. Bepaalde zaken zoals de in aanmerking komende werken, het begrip "op locatie" en het begrip "ploeg" werden behandeld. Op 29 september 2021 heeft de FOD Financiën een elektronisch bericht verstuurd inzonderheid aan de vertegenwoordigers van Union des Villes et Communes de Wallonie, waarin de deelnemers van de vergadering antwoord kregen op de vragen aangaande die punten.