Commentaar van art. 305, WIB 92
HOOFDSTUK II - Aangifte
Afdeling I - Aangifte inzake personenbelasting, vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting en belasting van niet-inwoners
DEEL I. - NATUURLIJKE PERSONEN
Art. 305, WIB 92
305/0 | |
305/1 | |
305/2-9 | |
305/2 | |
305/3 | |
C. Belastbaar tijdperk waarin de feitelijke scheiding een aanvang heeft genomen | 305/4 |
D. Belgische diplomatieke ambtenaren en consulaire beroepsambtenaren in het buitenland | 305/5-6 |
E. Andere leden van Belgische diplomatieke zendingen en consulaire posten in het buitenland | 305/7 |
305/8-9 | |
305/10-15 | |
305/10-11 | |
305/12-14 | |
305/15 | |
305/16-18 | |
305/19-29 | |
305/19-21 | |
305/22 | |
C. Aangifte van personen die met de bijstand van een gerechtelijk raadsman moeten handelen | 305/23 |
305/24 | |
305/25 | |
305/26 | |
305/27 | |
305/28 | |
I. Belastingplichtigen die niet kunnen lezen of ondertekenen | 305/29 |
305/30-32 | |
305/33 | |
DEEL II : VENNOOTSCHAPPEN, LICHAMEN EN ANDERE RECHTSPERSONEN | 305/34-40 |
305/34 | |
305/35-37 | |
305/38 | |
305/39 | |
305/40 |
Nummer 305/0
Art. 305. Belastingplichtigen die aan de personenbelasting, aan de vennootschapsbelasting of aan de rechtspersonenbelasting zijn onderworpen, zomede belastingplichtigen die ingevolge de artikelen 232 tot 234, aan de belasting van niet-inwoners zijn onderworpen, zijn gehouden ieder jaar aan de Administratie der directe belastingen een aangifte over te leggen in de vormen en binnen de termijnen omschreven in de artikelen 307 tot 311.
Indien de belastingplichtige overleden of wettelijk onbekwaam is, rust de verplichting tot aangifte in het eerste geval op de erfgenamen, algemene legatarissen of begiftigden, in het tweede geval op de wettelijke vertegenwoordiger.
Bij ontbonden vennootschappen rust de verplichting op de vereffenaars.
Belastingplichtigen die niet kunnen lezen, noch ondertekenen, mogen hun aangifte laten invullen door de personeelsleden van de dienst waar zij moeten worden ingeleverd, mits zij de vereiste inlichtingen verstrekken. In dat geval wordt van deze omstandigheid melding gemaakt in de aangifte en wordt deze ondertekend door het personeelslid die ze in ontvangst neemt.
De aangiften mogen ook worden overgelegd door een lasthebber, die alsdan van de algemene lastgeving krachtens welke hij optreedt moet doen blijken.
DEEL EEN. - NATUURLIJKE PERSONEN
Nummer 305/1
In de onderstaande tabel worden de regels samengevat die van toepassing zijn wat betreft de aangifteverplichting alsmede de plaats van aangifte en van aanslag voor natuurlijke personen (rijksinwoners en niet-rijksinwoners).
Ref. Com.IB | Aangifteplichtigen | Plaats van de aangifte en van aanslag |
I. Rijksinwoners Toepasselijke belasting : PB In te vullen aangifteformulier : 276.1 | ||
305/2 tot 305/4 | 1. Personen die in België hun woonplaats of de zetel van hun fortuin hebben gevestigd. | Gemeente van de fiscale woonplaats. |
305/5 tot 307 | 2. Leden van Belgische diplomatieke zendingen en consulaire posten in het buitenland (geaccrediteerde ambtenaren en ander personeel) | Gemeente waar de betrokkenen in de bevolkingsregisters zijn ingeschreven. |
305/8 en 305/9 | 3. Personen van wie het verblijf in het buitenland het gevolg is van de uitoefening van een ambt bij een internationale instelling of van een dienstopdracht als militair. | Gemeente waar de betrokkenen hun fiscale woonplaats hadden bij hun vertrek naar het buitenland. |
II. Niet-rijksinwoners Toepasselijke belasting : BNI/nat.pers. In te vullen aangifteformulier : 276.2 | ||
305/10 en 305/11 | A. Die in België gedurende het volledige belastbare tijdperk een "tehuis" hebben behouden. B. Die in België geen tehuis hebben behouden gedurende het volledige belastbare tijdperk en die: | Belgische gemeente waar dat "tehuis" is gelegen. |
305/12, 1° | 1. slechts aan een regularisatie op het totale bedrag van hun inkomsten van onroerende goederen zijn onderworpen | CTK Brussel "Buitenland". |
305/12, 2° | 2. voor het uitoefenen van een nijverheids-, handels- of landbouwonderneming in België over één of meer inrichtingen beschikken | Belgische gemeente waar de enige inrichting of de hoofdinrichting gelegen is. |
305/12, 3° | 3. worden geacht over een Belgische inrichting te beschikken als vennoot of lid van een Belgische of buitenlandse burgerlijke vennootschap of vereniging zonder rechtspersoonlijkheid | Belgische gemeente waar ofwel de maatschappelijke zetel, de voornaamste inrichting of de zetel van bestuur of beheer, ofwel de enige inrichting of hoofdinrichting van de vennootschap of vereniging gelegen is. |
305/12, 4° | 4. winst behalen - zonder bemiddeling van een Belgische inrichting - die voortkomt uit de vervreemding of de verhuring van in België gelegen onroerende goederen of uit de vestiging of de overdracht van erfpacht-, opstal-, of gelijkaardige onroerende rechten | Belgische gemeente waar de onroerende goederen gelegen zijn (in voorkomend geval, de meest bevolkte gemeente). |
305/12, 5° | 5. winst behalen - zonder bemiddeling van een Belgische inrichting - uit de hoedanigheid van vennoot in vennootschappen of samenwerkingsverbanden die fiscaal worden geacht zonder rechtspersoonlijkheid te zijn | Belgische gemeente waar de enige inrichting of de hoofdinrichting van de vennootschap of het samenwerkingsverband waarin zij vennoot zijn, gelegen is. |
305/12, 6° | 6. baten van vrije beroepen, ambten, posten of winstgevende bezigheden behalen die voortkomen uit een in België uitgeoefende werkzaamheid | Naargelang het geval : - de Belgische gemeente waar de vaste basis voor het verrichten van de werkzaamheden gelegen is; of - de Belgische gemeente van de zetel van de administratie, onderneming, inrichting enz. die de inkomsten betaalt of toekent. |
305/12, 7° | 7. Winst of baten behalen die betrekking hebben op een vorige zelfstandige beroepswerkzaamheid die in België werd uitgeoefend | Idem als 2 tot 5 of 6. |
305/12, 8° | 8. in België bezoldigingen van werknemer en/of pensioenen, renten of als zodanig geldende toelagen verkrijgen | Belgische gemeente van de zetel van de administratie, onderneming, inrichting enz. die de inkomsten betaalt of toekent. |
305/12, 9° | 9. in België bezoldigingen van bestuurder in een binnenlandse of buitenlandse kapitaalvennootschap verkrijgen | Belgische gemeente van de maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer van de binnenlandse vennootschap of van de enige inrichting of hoofdinrichting van de buitenlandse vennootschap. |
305/12, 10° | 10. in België bezoldigingen van werkend vennoot in een binnenlandse of buitenlandse personenvennootschap verkrijgen | Belgische gemeente van de maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer van de binnenlandse vennootschap of van de enige inrichting of hoofdinrichting van de buitenlandse vennootschap. |
305/12, 11° | 11. in België bezoldigingen van werknemer, bestuurder of werkend vennoot verkrijgen ten laste van een niet-rijksinwoner zonder ¦Belgische inrichting uit hoofde van een in België uitgeoefende werkzaamheid en er gedurende meer dan 183 dagen verblijven | CTK Brussel "Buitenland". |
305/12, 12° | 12. meerwaarden hebben verwezenlijkt op belangrijke deelnemingen in binnenlandse vennootschappen | CTK Brussel "Buitenland". |
Nummer 305/2
Natuurlijke personen die in België hun woonplaats of de zetel van hun fortuin hebben gevestigd (art. 3, § 1, 1°, WIB 92) en natuurlijke personen die in het Rijksregister van de natuurlijke personen zijn ingeschreven en die daarom, behoudens tegenbewijs, geacht worden hun woonplaats of de zetel van hun fortuin in België te hebben gevestigd (art. 3, § 2, WIB 92), behoren, wat de aangifteverplichting en de vestiging van de belasting betreft, tot de bevoegdheid van de aanslagdiensten waarvan de gemeente van hun fiscale woonplaats afhangt (zie 3/2 tot 3/22).
B. RIJKSINWONERS DIE EEN ZELFSTANDIGE BEROEPSWERKZAAMHEID UITOEFENEN IN EEN ANDERE GEMEENTE DAN DIE VAN HUN FISCALE WOONPLAATS
Nummer 305/3
Rijksinwoners die hun beroepswerkzaamheid uitoefenen in een andere gemeente dan die van hun fiscale woonplaats behoren wat de aangifteverplichting en de vestiging van de belasting betreft tot de bevoegdheid van de aanslagdiensten waarvan de gemeente van hun fiscale woonplaats afhangt (Antwerpen, 16.3.1993, S.G., Bull. 749, blz. 1235).
In dit geval, kan de Hfd.cr. van de plaats van aanslag, met het oog op de verificatie van de fiscale toestand van de belastingplichtige, zo nodig optreden buiten zijn ambtsgebied voor zover dit geschiedt met eerbiediging van de taalwetgeving.
Hij kan bovendien de medewerking vragen van zijn ambtgenoot in wiens gebied een exploitatiezetel, filiaal enz. van de belastingplichtige gelegen is.
C. BELASTBAAR TIJDPERK WAARIN DE FEITELIJKE SCHEIDING EEN AANVANG HEEFT GENOMEN
Nummer 305/4
Ter zake zijn er twee mogelijkheden :
1e hypothese : de echtgenoten verblijven in een onderscheiden gemeente op 1 januari van het aj.
De aanslag moet worden gevestigd voor de gemeente van de laatste echtelijke verblijfplaats (door de echtgenoten in onderlinge overeenstemming vastgesteld of, bij gebrek aan overeenstemming tussen de echtgenoten, door de vrederechter bepaald - zie art. 214, 1e lid, BW).
De taxatiedienst die bevoegd is voor de gemeente waar zich de laatste echtelijke verblijfplaats bevond, moet dus de aanslag vestigen op de inkomsten van het jaar van de feitelijke scheiding.
2e hypothese : de echtgenoten verblijven in dezelfde gemeente op 1 januari van het aj.
In dit geval geldt de algemene regel, d.w.z. dat de aanslag moet worden gevestigd voor de gemeente waar beiden op 1 januari van het aj. verblijven.
Dit geldt eveneens als de gemeente waar beide echtgenoten op 1 januari van het aj. verblijven niet die van de laatste echtelijke verblijfplaats is.
D. BELGISCHE DIPLOMATIEKE AMBTENAREN EN CONSULAIRE BEROEPSAMBTENAREN IN HET BUITENLAND
Nummer 305/5
De Belgische diplomatieke ambtenaren en consulaire beroepsambtenaren die in het buitenland geaccrediteerd zijn alsmede hun inwonende gezinsleden (art. 3, § 1, 2°, WIB 92), zijn belastbaar in de Belgische gemeente waar zij in de bevolkingsregisters zijn ingeschreven.
De consulaire ere-ambtenaren daarentegen zijn, wat de lokalisering van hun fiscale woonplaats betreft, aan het gemeen recht onderworpen.
Nummer 305/6
De taxatiediensten stellen steeds het CTK Brussel "Buitenland" in kennis van het Belgische adres (en van de eventuele latere adreswijzigingen) van de in het buitenland geaccrediteerde Belgische diplomatieke ambtenaren en consulaire beroepsambtenaren die in hun ambtsgebied een adres hebben behouden.
E. ANDERE LEDEN VAN BELGISCHE DIPLOMATIEKE ZENDINGEN EN CONSULAIRE POSTEN IN HET BUITENLAND
Nummer 305/7
De in art. 3, § 1, 3°, WIB 92, vermelde personeelsleden zijn belastbaar in de gemeente waar zij hun woonplaats hadden op het ogenblik van hun indiensttreding bij een Belgische diplomatieke of consulaire zending in het buitenland (of in het geval van de echtgenoot en de kinderen : de indiensttreding van de persoon van wiens gezin zij deel uitmaken).
Wanneer die personen ter gelegenheid van die indiensttreding hun woonplaats naar een andere gemeente in België overbrengen, zijn zij in deze laatste gemeente belastbaar.
Er is evenwel vastgesteld dat sommige van de hierboven bedoelde personen sedert lang geen (gekende) woonplaats meer in België hebben of er nooit één gehad hebben. Op hun loonfiche 281.10, opgesteld door het Ministerie van Buitenlandse Zaken is als adres : Quatre Brasstraat 2 te 1000 Brussel of alleen de vermelding "Ambassade ......" of "Consulaat ......" vermeld.
De behandeling van de aanslagdossiers van de bedoelde belastingplichtigen is toevertrouwd aan de taxatiediensten van Brussel, Kiekenmarkt 52 te 1000 Brussel.
Het bevoegde ontvangkantoor is het ontvangkantoor Brussel 1, zelfde adres.
De voormelde taxatiediensten zullen echter de laatst gekende woonplaats van de betrokkenen in België opsporen en, in voorkomend geval, de aanslagdossiers aan de bevoegde dienst toezenden.
F. PERSONEN VAN WIE HET VERBLIJF IN HET BUITENLAND HET GEVOLG IS VAN DE UITOEFENING VAN EEN AMBT BIJ EEN INTERNATIONALE INSTELLING OF VAN EEN DIENSTOPDRACHT ALS MILITAIR
Nummer 305/8
De nrs. 3/96 tot 98 hebben betrekking op personen die ingevolge de toepassing van de bepalingen over de exceptie van fiscale woonplaats, neergelegd in een internationaal verdrag waarbij België partij is, de hoedanigheid van rijksinwoner behouden niettegenstaande zij hun woonplaats naar het buitenland hebben overgebracht.
In zulk geval zijn de betrokken personen belastbaar (zie 3/98, laatste lid) in de gemeente waar zij hun woonplaats hadden op het ogenblik van hun indiensttreding - of van de indiensttreding van de persoon van wiens gezin zij deel uitmaken (in het geval van de echtgenoot en de kinderen) bij één van de instellingen, bedoeld in de verdragen in kwestie.
Wanneer die personen ter gelegenheid van hun indiensttreding hun woonplaats naar een andere gemeente in België overbrengen, zijn zij in deze laatste gemeente belastbaar.
Nummer 305/9
De in 305/8 vermelde regels gelden ook voor de Belgische militairen die zich voor een dienstopdracht in het buitenland bevinden, inzonderheid in Duitsland (zie 3/92 tot 95).
A. NIET-RIJKSINWONERS DIE IN BELGIE EEN "TEHUIS" HEBBEN BEHOUDEN GEDURENDE HET VOLLEDIGE BELASTBARE TIJDPERK
1. Algemeen
Nummer 305/10
Niet-rijksinwoners die in België gedurende het volledige belastbare tijdperk een "tehuis" hebben behouden, behoren ter zake van de aangifteverplichting en van de vestiging van de belasting tot de bevoegdheid van de controle Buitenland [Antwerpen "Buitenland", Brussel "Buitenland", Gent "Buitenland", Luik "Buitenland" of Namen "Buitenland".] waarvan de Belgische gemeente afhangt waar het "tehuis" van die belastingplichtigen gelegen is.
2. Tehuis
Nummer 305/11
De uitdrukking "tehuis" in België houdt in dat een niet-rijksinwoner zich - in voorkomend geval met zijn gezin -in België heeft gevestigd in omstandigheden waaruit blijkt dat hij zijn woonplaats of de zetel van zijn fortuin niet naar België heeft overgebracht. Het moet met andere woorden gaan om een werkelijke (gezins)vestiging in België, met name de plaats in België waar de betrokkene normaal en permanent - met zijn gezin - verblijft, met dien verstande dat de vestiging zodanig is dat het verblijf in België van tijdelijke en niet van duurzame aard is, maar toch bepaalde kosten meebrengt die op het belastbare inkomen drukken.
B. NIET-RIJKSINWONERS DIE IN BELGIE GEEN "TEHUIS" HEBBEN BEHOUDEN GEDURENDE HET VOLLEDIGE BELASTBARE TIJDPERK
Nummer 305/12
De criteria voor de plaats van aangifte en van aanslag worden als volgt bepaald :
1° Niet-rijksinwoners die slechts op het totale bedrag van hun inkomsten uit verhuurde onroerende goederen of uit de vestiging of de overdracht van een recht van erfpacht, van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten aan regularisatie in de BNI/nat.pers. onderworpen zijn, ressorteren onder het CTK Brussel "Buitenland".
2° Niet-rijksinwoners die in België voor het uitoefenen van een nijverheids-, handels- of landbouwonderneming over één of meer in art. 229, WIB 92, beoogde inrichtingen beschikken, behoren tot de bevoegdheid van de controle Buitenland [Antwerpen "Buitenland", Brussel "Buitenland", Gent "Buitenland", Luik "Buitenland" of Namen "Buitenland".] waarvan de Belgische gemeente afhangt waar hun enige inrichting of hun hoofdinrichting gelegen is (onder de inrichtingen van gelijke belangrijkheid wordt die in de meest bevolkte gemeente als hoofdinrichting aangezien).
3° Niet-inwonende vennoten of leden van burgerlijke vennootschappen of van verenigingen, groepen of gemeenschappen zonder rechtspersoonlijkheid die niet aan de Ven.B, de RPB of de BNI/ven. zijn onderworpen, behoren tot de bevoegdheid van de controle Buitenland [Antwerpen "Buitenland", Brussel "Buitenland", Gent "Buitenland", Luik "Buitenland" of Namen "Buitenland".] waarvan de Belgische gemeente afhangt waar ofwel de maatschappelijke zetel, de voornaamste inrichting of de zetel van bestuur of beheer van de vennootschap, vereniging enz. gelegen is, ofwel waar de enige inrichting of hoofdinrichting van de vennootschap, vereniging enz. gelegen is . [Normalerwijze is voor die belastingplichtigen evenwel het stelsel van de bevrijdende BV van toepassing (cf. 248/11 tot 14).]
4° Niet-rijksinwoners die - zonder bemiddeling van een Belgische inrichting - winst behalen die voortkomt uit de vervreemding of de verhuring van in België gelegen onroerende goederen of uit de vestiging of de overdracht van erfpacht, opstal of gelijkaardige onroerende rechten, behoren tot de bevoegdheid van de controle Buitenland [Antwerpen "Buitenland", Brussel "Buitenland", Gent "Buitenland", Luik "Buitenland" of Namen "Buitenland".] waarvan de Belgische gemeente afhangt waar de onroerende goederen gelegen zijn of, wanneer de onroerende goederen in verschillende Belgische gemeenten gelegen zijn, de meest bevolkte gemeente.
5° Niet-rijksinwoners die - zonder bemiddeling van een Belgische inrichting - winst behalen als vennoot in vennootschappen of samenwerkingsverbanden die krachtens art. 29, § 2, WIB 92, fiscaal worden geacht zonder rechtspersoonlijkheid te zijn, behoren tot de bevoegdheid van de controle Buitenland [Antwerpen "Buitenland", Brussel "Buitenland", Gent "Buitenland", Luik "Buitenland" of Namen "Buitenland".] waarvan de Belgische gemeente afhangt waar de enige inrichting of de hoofdinrichting van de vennootschap of het samenwerkingsverband waarin zij vennoot zijn, gelegen is.
6° Niet-rijksinwoners die in België baten als bedoeld in de art. 23, § 1, 2° en 27, WIB 92, behalen, behoren, naargelang de belastingplichtigen al dan niet over een vaste basis voor het verrichten van de werkzaamheden in België beschikken, tot de bevoegdheid van de controle Buitenland [Antwerpen "Buitenland", Brussel "Buitenland", Gent "Buitenland", Luik "Buitenland" of Namen "Buitenland".] waarvan de Belgische gemeente afhangt :
- waar de vaste basis (vaste installatie, vast middelpunt enz.) voor het verrichten van de werkzaamheden (kantoor, spreekkamer, bureau, werkruimte enz.) gelegen is;
- waar de zetel van de administratie, onderneming, inrichting enz. die de inkomsten betaalt of toekent gelegen is.
7° Voor niet-rijksinwoners die in België winst of baten behalen die betrekking hebben op een vorige zelfstandige beroepswerkzaamheid die in België werd uitgeoefend door de verkrijger of door de persoon van wie hij de rechtverkrijgende is, geldt respectievelijk de inzake winst of de inzake baten bepaalde regel.
8° Niet-rijksinwoners die in België bezoldigingen van werknemer (art. 30, 1° en 31, WIB 92) of pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen (art. 23, § 1, 5° en 34, WIB 92) verkrijgen, behoren tot de bevoegdheid van de controle Buitenland [Antwerpen "Buitenland", Brussel "Buitenland", Gent "Buitenland", Luik "Buitenland" of Namen "Buitenland".] waarvan de Belgische gemeente afhangt van de zetel van de administratie, onderneming, inrichting enz. die de inkomsten betaalt of toekent.
Voor de als niet-rijksinwoners beschouwde buitenlandse kaderleden en vorsers die het bijzonder aanslagstelsel hebben verkregen en die geen tehuis in België hebben, geldt eveneens de regel van de bezoldigingen van werknemer.
Sommige categorieën van niet-rijksinwoners die in België bezoldigingen van werknemer verkrijgen zijn evenwel niet aan regularisatie onderworpen (zie 305/15, 6° tot 8°).
9° Niet-rijksinwoners die in België bezoldigingen van bestuurder in een binnenlandse of buitenlandse kapitaalvennootschap (art. 30, 2° en 32, WIB 92) behalen, behoren tot de bevoegdheid van de controle Buitenland [Antwerpen "Buitenland", Brussel "Buitenland", Gent "Buitenland", Luik "Buitenland" of Namen "Buitenland".] waarvan de Belgische gemeente afhangt waar ofwel de maatschappelijke zetel, de voornaamste inrichting of de zetel van bestuur of beheer van de (binnenlandse) vennootschap, ofwel de enige inrichting of de hoofdinrichting van de (buitenlandse) vennootschap gelegen is. Voor de als niet-rijksinwoners beschouwde buitenlandse bestuurders die het bijzonder aanslagstelsel hebben verkregen en die geen tehuis in België hebben, geldt die regel eveneens.
10° Niet-rijksinwoners die bezoldigingen behalen als werkend vennoot in een binnenlandse of buitenlandse personenvennootschap (art. 30, 3° en 33, WIB 92), behoren tot de bevoegdheid van de controle Buitenland [Antwerpen "Buitenland", Brussel "Buitenland", Gent "Buitenland", Luik "Buitenland" of Namen "Buitenland".], waarvan de Belgische gemeente afhangt waar ofwel de maatschappelijke zetel, de voornaamste inrichting of de zetel van bestuur of beheer van de (binnenlandse) vennootschap, ofwel de enige inrichting of de hoofdinrichting van de (buitenlandse) vennootschap gelegen is.
11° Niet-rijksinwoners die in België bezoldigingen van werknemer, bestuurder of werkend vennoot verkrijgen ten laste van een niet- inwoner zonder Belgische inrichting (of wanneer de bezoldigingen niet op de resultaten van de Belgische inrichting worden toegerekend) uit hoofde van een in België uitgeoefende werkzaamheid (mits zij gedurende meer dan 183 dagen in België verblijven) ressorteren onder het CTK Brussel "Buitenland".
12° Niet-rijksinwoners die meerwaarden op belangrijke deelnemingen in binnenlandse vennootschappen als bedoeld in art. 228, § 2, 9°, h, WIB 92, hebben verwezenlijkt, ressorteren onder het CTK Brussel "Buitenland".
Nummer 305/13
Ten opzichte van een niet-rijksinwoner die op grond van verschillende criteria aan de belasting is onderworpen, wordt de bevoegde controle Buitenland bepaald volgens de in 305/12 opgesomde criteria, in de orde waarin zij hierna voorkomen :
1° de gemeente waar de betrokkene voor het uitoefenen van een nijverheids-, handels- of landbouwonderneming zijn enige of zijn voornaamste inrichting heeft;
2° de gemeente waar de betrokkene voor het uitoefenen van een vrij beroep, ambt, post enz. over een vaste basis (vaste installatie, vast middelpunt enz.) beschikt;
3° de gemeente waar de zetel of inrichting is gevestigd van de kapitaalvennootschap waarin hij bestuurder is;
4° de gemeente waar de zetel of inrichting is gevestigd van de personenvennootschap waarin hij werkend vennoot is;
5° de gemeente waar de onroerende goederen gelegen zijn die winst opleveren uit de vervreemding of de verhuring ervan (eventueel de meest bevolkte gemeente);
6° de gemeente van de schuldenaar van de baten (ingeval de betrokkene over geen vaste basis beschikt), van de bezoldigingen van werknemer of van de pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen;
7° het CTK Brussel "Buitenland" voor niet-rijksinwoners die aan een regularisatie zijn onderworpen op het totale bedrag van hun inkomsten van onroerende goederen, die bezoldigingen verkrijgen ten laste van een niet-inwoner zonder Belgische inrichting of die meerwaarden op belangrijke deelnemingen hebben verwezenlijkt.
Nummer 305/14
Niet-rijksinwoners die aan een regularisatie in de BNI/nat.pers. onderworpen zijn op het totale bedrag van hun Belgische inkomsten van onroerende goederen, van hun Belgische beroepsinkomsten en van hun meerwaarden op belangrijke deelnemingen, behoren evenwel tot de bevoegdheid van de controle Buitenland waarvan de gemeente afhangt waar hun onroerende goederen gelegen zijn of wanneer de onroerende goederen in verschillende gemeenten gelegen zijn, de meest bevolkte gemeente.
C. NIET-RIJKSINWONERS DIE GEEN AANGIFTE MOETEN OVERLEGGEN
Nummer 305/15
Op voorwaarde dat zij niet aan regularisatie zijn onderworpen wegens andere hierboven vermelde inkomsten, zijn de hierna opgesomde niet-rijksinwoners ervan ontslagen een aangifte in de BNI/nat.pers. te overleggen :
1° de niet-rijksinwoners die in België alleen inkomsten van niet- verhuurde onroerende goederen (die niet voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt) behalen (m.a.w. niet- rijksinwoners die eigenaar zijn van in België gelegen onroerende goederen die niet worden verhuurd maar als tweede verblijfplaats dienen of die ter beschikking worden gehouden);
2° de niet-rijksinwoners die in België alleen inkomsten verkrijgen uit verhuurde onroerende goederen of uit de vestiging of de overdracht van een recht van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten, wanneer het totale bedrag van die inkomsten van onroerende goederen per belastingplichtige lager is dan 100.000 F (dit bedrag wordt niet geïndexeerd). Voor de vaststelling van het grensbedrag van 100.000 F, zie 232/4.
Dit geldt eveneens wanneer een niet-rijksinwoner in België alleen inkomsten van niet-verhuurde en van verhuurde of in erfpacht enz. gegeven onroerende goederen behaalt, waarvan het totale bedrag lager is dan 100.000 F.
Wanneer een niet-rijksinwoner in België inkomsten behaalt uit verhuurde onroerende goederen en/of in België beroepsinkomsten behaalt en/of meerwaarden op belangrijke deelnemingen verwezenlijkt, moet het KI van de niet-verhuurde onroerende goederen eveneens aan de belasting worden onderworpen.
3° de niet-rijksinwoners die in België slechts inkomsten van roerende goederen en kapitalen behalen;
4° de niet-rijksinwoners die in België slechts diverse inkomsten behalen [ Andere dan in art. 228, § 2, 9°, h, WIB 92, bedoelde meerwaarden op belangrijke deelnemingen.];
5° de niet-rijksinwoners die - zonder bemiddeling van een Belgische inrichting - slechts inkomsten behalen uit in België gedane verrichtingen van buitenlandse verzekeraars die er gewoonlijk andere contracten dan herverzekeringscontracten inzamelen of inkomsten behalen, van welke aard ook, uit een in België door een podiumkunstenaar of sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verrichte werkzaamheid (cf. art. 228, § 2, 3°, b en 8°, WIB 92);
6° de niet-rijksinwoners die als grensarbeiders [niet-rijksinwoners die hun fiscale woonplaats in Duitsland, Frankrijk of Nederland hebben en als grensarbeider zijn erkend, zijn krachtens de met die landen gesloten dubbelbelastingverdragen niet belastbaar in België.] zijn erkend en hun fiscale woonplaats in Duitsland, Frankrijk of Nederland hebben, ingeval noch zijzelf, noch hun echtgenoot, in België een andere beroepswerkzaamheid uitoefenen;
7° de in art. 4, WIB 92, bedoelde personen [Die met niet-rijksinwoners gelijkgestelde personen zijn in principe aan de BNI/nat.pers. onderworpen, maar de bezoldigingen van hun ambt zijn in België - onder bepaalde voorwaarden - van belasting vrijgesteld. Wanneer een dergelijk belastingplichtige geen enkel in België belastbaar inkomen verkrijgt, wordt zijn aanslagdossier beheerd door de dienst PB die bevoegd is over de woonplaats van de betrokkene.], te weten :
- de buitenlandse diplomatieke ambtenaren en de consulaire beroepsambtenaren die in België zijn geaccrediteerd (zie 4/2 tot 6);
- de andere leden van buitenlandse diplomatieke zendingen en consulaire posten in België, mits de betrokkenen de Belgische nationaliteit niet bezitten of geen duurzaam verblijf houden in België (zie 4/7 tot 11);
- de ambtenaren, vertegenwoordigers en afgevaardigden van vreemde staten of van staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan of van een buitenlands publiekrechtelijk lichaam, mits de betrokkenen de Belgische nationaliteit niet bezitten of geen duurzaam verblijf houden in België en hun diensten niet verstrekken in het kader van enig handels- of nijverheidsbedrijf (4/13 tot 15).
De in de tweede en derde gedachtenstreep vermelde personen moeten niettemin een aangifte in de BNI/nat.pers. overleggen indien zij op hun bezoldigingen aan de belasting zijn onderworpen omdat aan de voorwaarde van wederkerigheid te hunnen opzichte niet is voldaan (zie 4/16);
8° de ambtenaren, personaliteiten en overige personeelsleden van in België gevestigde internationale organisaties die de exceptie van fiscale woonplaats genieten [Die met niet-rijksinwoners gelijkgestelde personen zijn in principe aan de BNI/nat.pers. onderworpen, maar de bezoldigingen van hun ambt zijn in België - onder bepaalde voorwaarden - van belasting vrijgesteld. Wanneer een dergelijke belastingplichtige geen enkel in België belastbaar inkomen verkrijgt, wordt zijn aanslagdossier beheerd door de dienst PB die bevoegd is over de woonplaats van de betrokkene.]
De echtgenoot van de ambtenaar of van het personeelslid van een in België gevestigde internationale organisatie moet persoonlijk een aangifte in de PB overleggen wanneer hij/zij de hoedanigheid van rijksinwoner heeft, d.w.z., wanneer :
- hij/zij een eigen beroepswerkzaamheid uitoefent;
- hij/zij, die de hoedanigheid van rijksinwoner had, de ambtenaar of het personeelslid heeft gehuwd nadat deze laatste zich in het land heeft gevestigd (zie 227/27, 28, 31, 32 en 33).
IV. ALGEMENE AANGIFTEVERPLICHTING
Nummer 305/16
Het indienen van een aangifte in de inkomstenbelastingen is voor de belastingplichtige een strikt wettelijke verplichting (Luik, 27.1.1926, Lhoest, Bull. 8, blz. 34).
Nummer 305/17
Ook wanneer de belastingplichtige oordeelt dat hij geen ondernemingswinst heeft behaald of dat hij uiteindelijk geen enkele belasting verschuldigd zou zijn, of zelfs indien hij geen beroepswerkzaamheid heeft uitgeoefend, moet hij een aangifte in de inkomstenbelastingen indienen (Gent, 20.1.1948, Veys, Bull. 231, blz. 225; Cass., 6.9.1960, Bay, Bull. 374, blz. 581 en PV nr. 1421, 10.2.1995, Volksv. de Clippele, Bull. 752, blz. 2452).
Nummer 305/17.1
Uit de feitelijke gegevens is terecht afgeleid dat de belastingplichtige op de hoogte was of moest zijn van haar aangifteplicht, zij gedurende vijf opeenvolgende jaren dezelfde inbreuk pleegde door geen aangifte in te vullen en dat nadat voor voorgaande jaren reeds een belastingverhoging werd toegepast zij verder in gebreke bleef haar belastingaangifte in te dienen. In deze omstandigheden kan de betrokkene niet met reden volhouden dat zij als gepensioneerde geen belastingaangifte moest indienen omdat de inkomsten van haar pensioen toch gekend waren. Bovendien werd vastgesteld dat zij voor desbetreffende aanslagjaren inkomsten van onroerende goederen heeft verkregen die moesten worden aangegeven, hetgeen zij ook heeft nagelaten (Gent, 15.10.1991, C. Vandenbogaerde, Bull. 723, blz. 89).
Nummer 305/18
Behoudens in de bij art. 306, WIB 92, vermelde gevallen, zijn de belastingplichtigen waarvoor in akkoord met de betrokken beroepsgroeperingen forfaitaire grondslagen van aanslag voor meer dan een aanslagjaar zouden zijn vastgesteld (art. 342, § 1, 3e lid, WIB 92) er niet van ontslagen voor elk van die aanslagjaren een aangifte in te dienen.
A. AANGIFTE VAN OVERLEDEN BELASTINGPLICHTIGEN
Nummer 305/19
Indien de belastingplichtige overleden is, rust de verplichting tot aangifte op de erfgenamen, algemene legatarissen of begiftigden (zie ook 308/6).
De verwerping van de nalatenschap (art. 784 e.v., BW) brengt evenwel de opheffing van deze verplichting met zich.
Nummer 305/20
Het bepaalde in 305/19, 1e lid, is niet alleen van toepassing wanneer de belastingplichtige overleden is op een tijdstip dat hij reeds de verplichting had een aangifte in te dienen, maar ook wanneer de verplichting zijn beroepsinkomsten aan te geven slechts na zijn overlijden is ontstaan wegens de latere inning van die inkomsten (Cass., 22.12.1964, Van Aerschot, Wwe Dries, Bull. 423, blz. 1759).
Nummer 305/21
De aangifte van de beroepsinkomsten van de overledene door zijn erfgenamen, legatarissen of begiftigden, onverschillig of ze al dan niet belastbaar waren tijdens het leven van hun rechtsvoorganger, is noodzakelijk onderscheiden van de aangifte die elk van hen eventueel moet doen van zijn eigen inkomsten (Cass., 22.12.1964, vermeld in 305/20).
B. AANGIFTE VAN WETTELIJK ONBEKWAAMVERKLAARDEN
Nummer 305/22
De aangifte moet ingediend worden door de wettelijke vertegenwoordiger wanneer de belastingplichtige wettelijk onbekwaam is.
Naar het geval kan (kunnen) de wettelijke vertegenwoordiger(s) zijn :
- de ouders, de langstlevende ouder of de voogd voor niet ontvoogde minderjarigen en voor personen die in de staat van verlengde minderjarigheid (art. 487bis tot octies, BW) geplaatst zijn;
- de voogd van onbekwaamverklaarden.
De minderjarige die op 1 januari van het aanslagjaar ontvoogd is moet persoonlijk zijn aangifte overleggen, zelfs indien hij niet ontvoogd was gedurende het ganse jaar waarin hij de belastbare inkomsten behaalde (Brussel, 18.1.1956, Misson).
C. AANGIFTE VAN PERSONEN DIE MET DE BIJSTAND VAN EEN GERECHTELIJK RAADSMAN MOETEN HANDELEN
Nummer 305/23
Personen die met de bijstand van een gerechtelijk raadsman moeten handelen (art. 513 tot 515, BW), mogen zelf en zonder bijstand van die persoon hun aangifte overleggen.
Nummer 305/24
Hoewel de gefailleerde het recht om zijn vermogen te beheren verliest overeenkomstig art. 444 van het Wetboek van Koophandel (Boek III, titel I, Faillissement), behoudt hij zijn rechten en verplichtingen in verband met zijn patrimonium en verliest hij zijn hoedanigheid van belastingplichtige niet (Luik, 1.4.1977, Libert, Bull. 566, blz. 1699).
Ingeval een gefailleerde in gebreke blijft zijn aangifte te overleggen, moet men, alvorens tegen hem maatregelen te treffen, de curator kennis geven van het in gebreke blijven van de betrokkene en hem verzoeken ervoor te zorgen dat de gefailleerde praktisch zijn verplichtingen ter zake kan nakomen.
De curator van het faillissement mag ook de aangifte in de plaats en voor rekening van de gefailleerde overleggen. Hij mag het doen zonder dat hij van een bijzondere volmacht moet doen blijken, vermits hij in de uitoefening van zijn gerechtelijk mandaat zowel de gefailleerde als de massa van de schuldeisers vertegenwoordigt.
Evenwel is de curator er wettelijk niet toe gehouden de aangifte van de gefailleerde te overleggen, en mag hij zich bijgevolg daarvan onthouden, zelfs indien hij daartoe uitdrukkelijk werd verzocht. De eventuele maatregelen moeten tegen de gefailleerde worden genomen.
E. AANGIFTE VAN GEHUWDE PERSONEN
Nummer 305/25
Uitgezonderd in de in art. 128, 1elid, WIB 92, bedoelde gevallen (zie 305/26), wordt de aanslag op naam van beide echtgenoten gevestigd en moeten de echtgenoten een gezamenlijke aangifte indienen.
F. IN ART. 128, 1e LID, WIB 92, BEDOELDE GEVALLEN
Nummer 305/26
In de volgende gevallen moeten gehuwde personen (of hun nalatenschap) elk afzonderlijk een aangifte indienen waarin hun inkomsten van het volledige jaar worden vermeld :
- voor het jaar van huwelijk;
- voor het jaar van ontbinding van het huwelijk (overlijden van een echtgenoot of echtscheiding);
- vanaf het jaar van de scheiding van tafel en bed, zolang er geen "verzoening" is ingetreden tussen de echtgenoten;
- voor de jaren na dat van de duurzame feitelijke scheiding;
- voor het jaar waarin een echtgenoot beroepsinkomsten heeft van meer dan 270.000 F (te indexeren bedrag - zie 178/28 en 41) die bij overeenkomst zijn vrijgesteld zonder progressievoorbehoud.
In voorkomend geval moeten in de door de nalatenschap in te dienen aangifte de inkomsten worden vermeld die door de overleden echtgenoot zijn behaald en na zijn overlijden door de nalatenschap zijn geïnd.
Hoewel voor het jaar van de feitelijke scheiding de aanslag op naam van beide echtgenoten wordt gevestigd, en de echtgenoten derhalve in principe verplicht zijn een gezamenlijke aangifte in te dienen, wordt in dergelijke gevallen welwillendheidshalve de geldigheid van twee afzonderlijke aangiften aanvaard (zie ook PV nr. 278, 1.10.1990, Sen. de Clippele, Bull. 703, blz. 656).
Nummer 305/27
Een ziekte is in beginsel geen geval van overmacht dat het niet indienen van de aangifte kan rechtvaardigen.
Er is gevonnist dat :
- een belastingplichtige die door een onheil wordt getroffen, niet ontslagen is van de verplichting een aangifte in te dienen, zelfs indien zijn boekhouding ingevolge het onheil geheel of ten dele verloren is gegaan (Brussel, 31.10.1951, Engelen). Hetzelfde geldt voor de belastingplichtige wiens boekhouding door het gerecht in beslag is genomen (Brussel, 27.1.1953, De Beuckelaer, en 21.4.1953, Hendrickx; Luik, 22.5.1953, Baeten);
- de opsluiting en de sekwestratie van zijn goederen de belastingplichtige niet ontslaan van de verplichting een aangifte in te dienen. Deze omstandigheden zijn geen gevallen van overmacht die de belastingplichtige kunnen verhinderen de aangifte in te dienen (Cass., 19.3.1957, Van Beggelaere, Pas. 1957, I, 874);
- de hechtenis gedurende de periode van het opmaken van de fiscale aangifte, geen geval van overmacht is, daar die hechtenis rechtstreeks verband houdt met de verduisteringen die de belastingplichtige werden ten laste gelegd in het kader van een strafdossier; ter zake kan niemand zich op zijn eigen misdrijf beroepen om zich aan zijn verplichtingen te onttrekken (Luik, 7.2.1990, C., Bull. 718, blz. 1910).
H. ZIEKEN, GEINTERNEERDEN ENZ.
Nummer 305/28
De belastingplichtigen die tijdelijk in een kliniek, een verpleeginrichting of een interneringsgesticht verblijven, zijn bij voortduur aan de belasting onderworpen op de plaats waar zij zijn aangeslagen voor zij in de inrichting werden opgenomen.
I. BELASTINGPLICHTIGEN DIE NIET KUNNEN LEZEN OF ONDERTEKENEN
Nummer 305/29
Overeenkomstig art. 305, 4e lid, WIB 92, mogen de belastingplichtigen die niet kunnen lezen noch ondertekenen, hun aangifte laten invullen door een personeelslid van de belastingdienst bij wie ze moet worden ingediend, mits ze de vereiste inlichtingen verstrekken. In dat geval wordt van die omstandigheid melding gemaakt in de aangifte en wordt deze laatste ondertekend door het personeelslid die ze in ontvangst neemt.
Nummer 305/30
De aangiften mogen door een lasthebber worden overgelegd die alsdan moet doen blijken van de lastgeving krachtens welke hij optreedt (art. 305, laatste lid, WIB 92).
Die lastgeving mag mondeling worden gegeven, doch ze moet worden bewezen of tenminste worden ingeroepen opdat de administratie in dat geval de lasthebber zou kunnen ondervragen nopens het bestaan en de draagwijdte van zijn volmacht (Luik, 15.1.1957, Becker).
Nummer 305/31
Wanneer een aangifte door een lasthebber overgelegd is zonder dat het bewijs van de lastgeving, krachtens welke hij handelt, erbij is gevoegd of in het dossier van de betrokken belastingplichtige berust, moeten de taxatiediensten de overlegging van dat bewijs vorderen alvorens de procedure van aanslag of van wijziging van de aangifte aan te vatten.
Dat bewijs is niet vereist wanneer de aangifte door een advocaat voor rekening van de belastingplichtige is ingevuld, vermits in dat geval voldoende zekerheid bestaat omtrent de werkelijkheid van de lastgeving.
Nummer 305/32
De aangifte die door een derde is ingevuld zonder geldige volmacht, wordt als onbestaande beschouwd; het ontbreken van de volmacht maakt de aangifte nietig en stelt de belastingplichtige gelijk met degenen die geen aangifte hebben overgelegd (Brussel, 10.7.1952, Marcendalla; Luik, 29.10.1952, Landrecy).
Nummer 305/33
Een vermoeden van juistheid is verbonden aan de door de belastingplichtige bij toepassing van de wettelijke bepalingen opgestelde en ingediende aangifte; een dergelijke aangifte is bewijskrachtig, behoudens tegenbewijs (Cass., 25.1.1949, Ranquin, Pas. 1949, I, 75; 18.5.1954, Cox, vereffenaar van de NV "S.I.F.E.I.", Pas. 1954, I, 807).
Ze is aan de aangever tegenstelbaar niet alleen wat de inkomsten, doch tevens wat de gegevens betreft, die de aanslag kunnen beïnvloeden en die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van het bedrag daarvan (Cass., 28.9.1965, Albrecht, Bull. 431, blz. 850).
DEEL II. VENNOOTSCHAPPEN, LICHAMEN EN ANDERE RECHTSPERSONEN
Nummer 305/34
De onderstaande tabel geeft voor de vennootschappen, lichamen en andere rechtspersonen, de toepasselijke belasting, de plaats van aangifte en van aanslag zomede het te gebruiken aangifteformulier.
Vennootschappen, lichamen en andere rechtspersonen op wie de aangifteverplichting rust | 1. Toepasselijke belasting 2. Plaats van aangifte en aanslag 3. Aangifteformulier |
A. a) De binnenlandse vennootschappen met name de vennootschappen, verenigingen, inrichtingen of instellingen die beantwoorden aan de volgende voorwaarden (zie 179/4) : - regelmatig zijn opgericht (naar Belgisch of buitenlands recht); - rechtspersoonlijkheid bezitten krachtens het Belgische of buitenlandse publiek- of privaatrecht; - in België of in het buitenland een onderneming exploiteren of zich bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard; - in België hun maatschappelijke zetel hun voornaamste inrichting of nog hun zetel van bestuur of beheer hebben, d.w.z. hun "fiscale woonplaats"; - niet uitdrukkelijk van de Ven.B zijn uitgesloten. b) Vanaf 1.1.1995, de gemeentespaarkassen bedoeld in art. 124 van de nieuwe gemeentewet (zie 179/5). | 1. Ven.B 2. Gemeente van de maatschappelijke zetel, van de voornaamste inrichting of van de zetel van bestuur of beheer. 3. Formulier 275.1 |
B. De rechtspersonen : a) die ingevolge art. 180, WIB 92, niet aan de Ven.B zijn onderworpen; b) die in België hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun hebben en die geen onderneming exploiteren of zetel van bestuur of zich niet met verrichtingen van beheer. winstgevende aard bezighouden, of ingevolge de art. 181 en 182, WIB 92, niet aan de Ven.B zijn onderworpen. | 1. RPB 2. Gemeente van de maatschappelijke zetel, van de voornaamste inrichting of van de zetel van bestuur of beheer 3. Formulier 276.5 |
C. De buitenlandse vennootschappen en lichamen, met name de buitenlandse vennootschappen zomede de verenigingen, instellingen of lichamen zonder rechtspersoonlijkheid die zijn opgericht in een rechtsvorm die vergelijkbaar is met deze van een kapitaalvennootschap of een personenvennootschap en die hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer niet in België hebben (zie 227/34, 2e lid) en die : a) winst verkrijgen opgebracht door bemiddeling van één of meer Belgische inrichtingen; b) winst verkrijgen uit de vervreemding of de verhuring van in België gelegen onroerende goederen of uit de vestiging of de overdracht van een recht van erfpacht van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten; c) winst verkrijgen uit de hoedanigheid van vennoot in vennootschappen of samenwerkingsverbanden die krachtens art. 29, § 2, WIB 92, geacht worden verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid te zijn; | 1. BNI/ven. 2. Gemeente, naargelang het geval : - van de enige of van de voornaamste Belgische inrichting; - van het enige of van het voornaamste onroerend goed, wanneer de belastingplichtige niet over een Belgische inrichting beschikt; - van de zetel van de vennootschap of van het samenwerkingsverband bedoeld in art. 29, § 2, WIB 92. 3. Formulier 275.2 (delen A en C). |
D. Buitenlandse rechtspersonen, met name vreemde Staten, staatkundige onderdelen en plaatselijke gemeenschappen daarvan, alsmede alle rechtspersonen die hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer niet in België hebben en geen onderneming exploiteren of zich niet met verrichtingen van winstgevende aard bezighouden (zie 227/34, 4e lid) of zich zonder winstoogmerk uitsluitend met in art. 182, WIB 92, vermelde verrichtingen bezighouden (zie 227/37) en die, hetzij: a) in België over één of meer inrichtingen beschikken; b) inkomsten verkrijgen uit in België gelegen verhuurde onroerende goederen of uit de vestiging of de overdracht van een recht van erfpacht of van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten m.b.t. in België gelegen onroerende goederen; c) in België werkgeversbijdragen voor aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood als vermeld in art. 52, 3°, b, WIB 92, of pensioenen, renten of als zodanig geldende toelagen als vermeld in art. 52, WIB 92, betalen, in zover die niet voldoen aan het bepaalde in respectievelijk de art. 59 of 60, WIB 92; d) in België, in art. 57, WIB 92, vermelde kosten betalen, die niet worden verantwoord door individuele fiches en een samenvattende opgave; e) meerwaarden verwezenlijken op in België gelegen ongebouwde onroerende goederen of op sommige zakelijke rechten m.b.t. zulke onroerende goederen. | 1. BNI/rechtspers. 2. Gemeente, naargelang het geval : - van de enige of van de voornaamste inrichting in België - van het enige of van het voornaamste onroerend goed, wanneer de belastingplichtige niet over een inrichting in België beschikt. 3. Formulier 275.2 (delen B en C). |
De met betrekking tot de natuurlijke personen uiteengezette principes inzake de algemene verplichting tot aangifte (zie 305/16 en 17), de lastgeving (zie 305/30 tot 32) en de waarde van de aangifte (zie 305/33) gelden ook voor vennootschappen, lichamen en andere rechtspersonen.
Nummer 305/35
1° Wanneer de maatschappelijke zetel, die in de akten is vermeld, meer schijn is dan werkelijkheid en zich niet op de plaats van de voornaamste inrichting van de vennootschap bevindt (zie 179/23, 2e lid), wordt de plaats van aangifte en van aanslag bepaald door de plaats van de voornaamste inrichting. Indien het aanslagbiljet aan een ander adres wordt gezonden dan dat van de statutaire maatschappelijke zetel, moet het adres van die zetel eveneens in het kohier worden vermeld.
2° De toestand op de dag na de datum van afsluiting van het boekjaar bepaalt de plaats van aangifte en van aanslag.
3° Met betrekking tot vennootschappen zonder activiteit of in vereffening, moet men zich door de voorgaande bepalingen laten leiden. Ter zake kan de plaats van aangifte en van aanslag o.m. daar zijn waar de geschriften worden gehouden.
4° De Hfd.cr. van de plaats van aanslag kan steeds de medewerking vragen aan zijn ambtgenoot in wiens gebied een exploitatiezetel, een filiaal enz., van de te belasten vennootschap gelegen is.
Nummer 305/36
Geen aangifte 275.1 moet worden overgelegd door burgerlijke vennootschappen en verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, die in België hun zetel van bestuur of beheer hebben en winst of baten behalen (zie commentaar op art. 29, § 1, WIB 92).
Dit geldt eveneens voor sommige rechtspersonen die, voor de toepassing van de inkomstenbelastingen, als verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid worden beschouwd (zie commentaar op art. 29, §2, WIB 92), met name :
- de onregelmatig opgerichte handelsvennootschappen;
- de landbouwvennootschappen die niet voor de belastbaarheid in de Ven.B hebben gekozen;
- de EESV en de ESV.
Iedere vennoot of ieder lid van een dergelijke vennootschap of vereniging moet in zijn eigen aangifte 275.1, 275.2, 276.1 of 276.2, naargelang het geval zijn werkelijke opnemingen vermelden, verhoogd met zijn deel in de al dan niet verdeelde winst of, onder bepaalde voorwaarden, verminderd met zijn deel in het fiscale verlies van het lopende aanslagjaar.
Nummer 305/37
Geen aangifte 276.5 moet worden overgelegd door :
1° de bestuursdiensten van de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de Brusselse agglomeratie, de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de openbare kerkelijke instellingen;
2° de andere verenigingen en groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid dan in 305/36 bedoeld zijn, d.w.z. die welke geen winst of baten behalen.
III. ONTBONDEN VENNOOTSCHAPPEN
Nummer 305/38
In vereffening zijnde vennootschappen blijven tot het sluiten van de vereffening verplicht de door art. 305, 1e lid, WIB 92, voorgeschreven aangifte te overleggen (zie 360/28).
Deze verplichting tot aangifte rust krachtens art. 305, 3e lid, WIB 92, op de vereffenaars.
Op te merken dat :
- het voorgaande eveneens van toepassing is op de VZW en de andere aan de RPB onderworpen rechtspersonen die in vereffening zijn gesteld;
[- wanneer een vennootschap wordt ontbonden op een andere datum dan haar statutaire afsluitingsdatum, een aangifte 275.1 moet worden ingediend voor het belastbare tijdperk dat loopt vanaf de eerste dag na het vorige belastbare tijdperk tot op de datum van de ontbinding (zie ook PV nr. 90, 9.2.1990, Sen. de Clippele, Bull. 696, blz. 2043).]
[Alinea 3, tweede streepje is niet meer van toepassing: zie circulaire nr. Ci.RH.81/557.698 (AOIF 32/2003) dd. 10.12.2003]
Nummer 305/39
Na het vonnis waarbij het faillissement wordt uitgesproken, blijft de rechtspersoon verder bestaan en kan hij nog belastbare inkomsten verwerven (zie 360/30).
De met betrekking tot gefailleerde natuurlijke personen uiteengezette principes zijn mutatis mutandis van toepassing op gefailleerde vennootschappen (zie 305/24).
V. OMZETTING VAN VENNOOTSCHAPPEN
Nummer 305/40
De vennootschappen die, overeenkomstig de art. 165 tot 174, SWHV, op een andere datum dan de normale datum van afsluiting van het boekjaar, een andere rechtsvorm aannemen en die beslissen hun boeken af te sluiten op de datum waarop die handeling uitwerking heeft, moeten de voorgeschreven aangifte afzonderlijk indienen voor de inkomsten van het tijdperk dat eindigt op de datum waarop de verandering uitwerking heeft.
Wanneer daarentegen de boekhouding niet wordt afgesloten op de datum van de omzetting en het aan de gang zijnde boekjaar derhalve verder loopt tot op de normale datum van afsluiting, moet slechts één aangifte over het volledige tijdperk worden overgelegd.