Artikel 66, KB/WIB 92
Art. 66 is van toepassing vanaf het aanslagjaar 1992 (art. 49bis, KB/WIB; KB 27.08.1993 – B.S. 13.09.1993; Numac: 1993082751)
§ 1. Voor de aan de vennootschapsbelasting of de overeenkomstig artikel 246 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan de belasting van niet-inwoners onderworpen belastingplichtigen van wie de inkomsten die de grondslag vormen voor de in de artikelen 157 tot 166 van hetzelfde Wetboek bepaalde vermeerdering, betrekking hebben op een tijdperk dat niet volledig samenvalt met het kalenderjaar, gelden de bijzondere regels van de §§ 2 tot 6, met dien verstande dat:
a) indien het boekjaar of de uitoefening van de werkzaamheid:
- niet aanvangt op de eerste dag van een maand, die maand niet wordt meegeteld;
- niet eindigt op de laatste dag van een maand, die maand voor een volle wordt geteld;
b) een begonnen kwartaal voor een vol kwartaal wordt geteld.
§ 2. Voor belastingplichtigen die niet per kalenderjaar boekhouden en van wie het boekjaar 12 maanden telt, wordt het boekjaar gesplitst in delen van 3 maanden en wordt geen vermeerdering toegepast op de belasting die om de 3 maanden uiterlijk de tiende dag van de vierde, de zevende en de tiende maand, en de twintigste dag van de laatste maand van het boekjaar bij voorafbetaling van een vierde is voldaan; voor de toepassing van artikel 159 van hetzelfde Wetboek worden deze data geacht overeen te stemmen met die welke in datzelfde artikel zijn genoemd.
§ 3. Met betrekking tot boekjaren van meer dan 12 maanden worden de in artikel 159 van hetzelfde Wetboek genoemde of de in onderhavig artikel omschreven data van voorafbetaling en vermeerderingen bepaald alsof de winst is behaald tijdens de laatste 12 maanden van het boekjaar en gelden de bepalingen van datzelfde artikel 159 of van § 2 naargelang de boekhouding al dan niet per kalenderjaar wordt gevoerd.
§ 4. Voor belastingplichtigen die niet of per kalenderjaar boekhouden en die de uitoefening van hun werkzaamheid volledig en definitief stopzetten, wordt die werkzaamheid geacht te zijn uitgeoefend gedurende:
a) het vierde kwartaal wanneer de stopzetting werkelijk plaats heeft in de loop van het eerste kwartaal en wordt geen vermeerdering toegepast op de belasting die uiterlijk op 10 april van het jaar van de stopzetting bij voorafbetaling is voldaan;
b) het derde en vierde kwartaal wanneer de stopzetting werkelijk plaats heeft in de loop van het tweede kwartaal en wordt geen vermeerdering toegepast op de belasting die uiterlijk op 10 april en 10 juli van het jaar van de stopzetting voor telkens de helft bij voorafbetaling is voldaan;
c) het tweede, derde en vierde kwartaal wanneer de stopzetting werkelijk plaats heeft in de loop van het derde kwartaal en wordt geen vermeerdering toegepast op de belasting die uiterlijk op 10 april, 10 juli en 10 oktober van het jaar van de stopzetting voor telkens een derde bij voorafbetaling is voldaan;
d) het volledige kalenderjaar wanneer de stopzetting werkelijk plaats heeft in de loop van het vierde kwartaal en gelden de bepalingen van artikel 159 van hetzelfde Wetboek.
Dezelfde regels zijn van toepassing indien, ingevolge een wijziging van de afsluitingsdatum van het boekjaar, het boekjaar minder dan 12 maanden telt.
§ 5. Voor belastingplichtigen die niet of per kalenderjaar boekhouden en de uitoefening van hun werkzaamheid aanvangen in:
a) het eerste kwartaal, gelden de bepalingen van artikel 159 van hetzelfde Wetboek;
b) het tweede kwartaal, wordt geen vermeerdering toegepast op de belasting die uiterlijk op 10 juli, 10 oktober en 20 december van het aanvangsjaar voor telkens een derde bij voorafbetaling is voldaan;
c) het derde kwartaal, wordt geen vermeerdering toegepast op de belasting die uiterlijk op 10 oktober en 20 december van het aanvangsjaar voor telkens de helft bij voorafbetaling is voldaan;
d) het vierde kwartaal, wordt geen vermeerdering toegepast op de belasting die uiterlijk op 20 december van het aanvangsjaar bij voorafbetaling is voldaan.
§ 6. Wanneer de belastingplichtige die zich in een van de in §§ 4 of 5 omschreven gevallen bevindt, anders dan per kalenderjaar boekhoudt, worden de in diezelfde §§ 4 of 5 genoemde data vervangen door de in § 2 omschreven data.