Commentaar van art. 61, WIB 92 (bijwerking)
Bijwerking van 01.01.2010
TITEL II : PERSONENBELASTING
HOOFDSTUK II : GRONDSLAG VAN DE BELASTING
Afdeling IV : Beroepsinkomen
Onderafdeling III : Vaststelling van het netto-inkomen
A. Beroepskosten : (Afschrijvingen)
Art. 61, WIB 92
VII. AFSCHRIJVINGSREGELS
A. PRINCIPES
1. Algemeen
Nummer 61/83
Op boekhoudkundig vlak wordt, op grond van de art. 61, § 1, eerste lid en 64, § 1, eerste lid van het KB tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen, voor materiële en immateriële vaste activa met een beperkte gebruiksduur overgegaan tot afschrijvingen volgens een door de onderneming opgesteld plan. Dit betekent dat het KB tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen geen eigenlijke regels met betrekking tot de bepaling van de jaarlijkse afschrijvingen bevat, doch in feite aansluit bij de op dit stuk geldende fiscale voorschriften, inzonderheid wat betreft de vaststelling van de op verschillende groepen van afschrijfbare bestanddelen toepasselijke lineaire afschrijvingsquotiteit.
Op grond van diezelfde art. 61, § 1, eerste lid en 64, § 1, eerste lid, KB tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen, mag evenwel, overeenkomstig de fiscale bepalingen ter zake, een versneld afschrijvingsplan voor die activa worden toegepast. Het KB tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen vormt dus in de regel ook geen beletsel voor het boeken van de in 61/82, derde tot vijfde lid, bedoelde afschrijvingen, zelfs wanneer daardoor de jaarlijkse afschrijvingen de werkelijke waardevermindering van de afschrijfbare bestanddelen zouden overtreffen (zie evenwel 61/104 tot 117).
8. Terugnemingen van afschrijvingen
Nummer 61/99
De terugnemingen van afschrijvingen die tijdens een vorig jaar of boekjaar zijn geboekt, moeten boekhoudkundig worden opgenomen in de onderrubriek VII.A "Terugneming van afschrijvingen en van waardeverminderingen op immateriële vaste activa", die voorkomt op het credit van de resultatenreke-ning. Deze afschrijvingen mogen evenwel slechts worden teruggenomen met betrekking tot immateriële en materiële vaste activa met beperkte gebruiksduur wanneer blijkt dat het daarvoren toegepaste afschrijvingsplan, wegens gewijzigde economische of technologische omstandigheden, een te snelle afschrijving tot gevolg heeft gehad (art. 61, § 1, derde lid en 64, § 1, derde lid, KB tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen). Wat de terugnemingen van sommige uitzonderlijke of aanvullende afschrijvingen betreft, wordt verwezen naar 61/220.
Wanneer voorheen geboekte en fiscaal aangenomen afschrijvingen op niet gerealiseerde activa aldus worden tegengeboekt, maken ze deel uit van de belastbare winst. Bovendien moeten de afschrijvingen worden geweigerd die later ten belope van de bedoelde terugneming worden toegepast, aangezien de totale fiscale afschrijving de aanschaffings- of beleggingswaarde van het betrokken bestanddeel niet mag overtreffen (zie 61/64).
Uiteraard dient geen terugneming van afschrijvingen aan de belastbare winst te worden toegevoegd wanneer deze betrekking heeft op afschrijvingen die niet fiscaal zijn aangenomen.
B. LINEAIRE AFSCHRIJVINGEN
2. Immateriële vaste activa
d) Andere immateriële vaste activa
Concrete gevallen
Uitvindingsoctrooien en fabrieksmerken
Nummer 61/113
De waarde van uitvindingsoctrooien of fabrieksmerken mag, behoudens bijzondere omstandigheden, regelmatig worden afgeschreven in verhouding tot het tijdperk van benuttiging of doeltreffendheid; de opbrengstwaarde van de octrooien of fabrieksmerken is inderdaad elk jaar niet gelijk en onvoorziene gebeurtenissen - een nieuwe uitvinding, de behoeften van de mededinging enz. - oefenen dikwijls een zodanige invloed uit, dat een snellere of onmiddellijke afschrijving mag worden aangenomen (zie evenwel 61/209, derde lid).
F. UITZONDERLIJKE AFSCHRIJVINGEN WEGENS ECONOMISCHE OF BUITENGEWONE OMSTAN-DIGHEDEN
1. Algemeen
Nummer 61/209
Luidens de art. 61, § 1, tweede lid en 64, § 1, tweede lid, van het KB tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen moet voor immateriële en materiële vaste activa met een beperkte gebruiksduur worden overgegaan tot aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen wanneer, ingevolge hun technische ontwaarding of wegens de wijziging van economische of technologische omstandigheden, hun boekhoud-kundige waarde hoger is dan hun gebruikswaarde voor de onderneming.
Door in art. 63, WIB 92 te stellen dat, met uitzondering van de investeringen in audiovisuele werken, de immateriële vaste activa worden afgeschreven met vaste annuïteiten waarvan het aantal niet minder dan 3 mag bedragen wanneer het investeringen in onderzoek en ontwikkeling betreft en niet minder dan5 inde andere gevallen, wordt op fiscaal vlak uitdrukkelijk afgeweken van het voormelde art. 61, § 1, tweede lid van het KB tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen.
Uitzonderlijke afschrijvingen op de in het vorige lid bedoelde immateriële vaste activa zijn derhalve fiscaal geen aftrekbare beroepskosten en moeten als afschrijvingsexcedent onder de belastbare grondslag worden opgenomen in de mate dat ze de normale vaste afschrijvingsannuïteiten overschrijden.
Wat daarentegen de materiële vaste activa betreft kunnen de in voormeld art. 64, § 1, tweede lid, KB tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen bedoelde versnelde afschrijvingen ook op fiscaal vlak worden aanvaard, mits de vereiste rechtvaardigingen worden voorgelegd. Evenwel kan niet worden geduld dat van die bepaling misbruik wordt gemaakt om normale afschrijvingen in te halen die voorheen niet werden geboekt. Dergelijke tekorten mogen inderdaad slechts worden ingehaald door verlenging van de normale afschrijvingstermijn (zie 61/97).
2. Bedoelde afschrijvingen
b) Buitengewone afschrijvingen
Nummer 61/211
Het kan voorkomen dat de afschrijfbare activa ten gevolge van buitengewone omstandigheden werkelijk abnormaal belangrijke waardeverminderingen ondergaan, die niet door de normale afschrijvingen gedekt zijn en, in beginsel, van de winst van de onderneming mogen worden afgetrokken. Die buitengewone afschrijvingen die, zoals de gewone afschrijvingen uitdrukkelijk worden bedoeld in de art. 52, 6° en 61, WIB 92, moeten worden berekend op grond van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de activa. De aan te nemen afschrijvingspercentages moeten in een brede geest worden vastgesteld, met inachtne-ming van de beschadigingen die gedurende het jaar of boekjaar werkelijk aan de activa zijn veroorzaakt (zie eveneens 61/209).
3. Terugnemingen van aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen
Nummer 61/220
De eventueel bij toepassing van de art. 61, § 1, tweede lid en 64, § 1, tweede lid van het KB tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen (zie 61/209) gedane aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen, die niet langer verantwoord blijken, moeten worden teruggenomen ten belope van het teveel ten opzichte van de overeenkomstig de art. 61, § 1, eerste lid en 64, § 1, eerste lid van het KB tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen geplande afschrijvingen (zie 61/83) en laatste zin van de art. 61, § 1, derde lid en 64, § 1, derde lid, van het KB tot uitvoering van het wetboek van vennoot-schappen).
De bepalingen van 61/99, tweede en derde lid, zijn hier eveneens van toepassing.