Parlementaire vraag nr. 1649 van de heer Roel Deseyn van 12.05.2017

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2016-2017, QRVA 54/118, dd. 23.05.2017, blz. 86

Betalingen voor pensioensparen (MV 17653)

VRAAG (van de heer Deseyn)

Bij het begin van deze regeerperiode heeft de regering afgesproken om een stop te zetten op de indexering van bepaalde fiscale uitgaven, zoals het maximumbedrag voor pensioensparen. Dit maximumbedrag werd door de programmawet van 19 december 2014 op 940 euro gezet in plaats van 950 euro. Doordat deze indexstop pas eind december in het Belgisch Staatsblad is verschenen, heeft men er echter voor geopteerd om een overgangsbepaling te voorzien voor de personen die, reeds vóór de verschijning ervan in het Belgisch Staatsblad, het maximumbedrag van 950 euro hadden betaald. Veel mensen kiezen er immers voor om het maximumbedrag reeds in januari te betalen. Deze overgangsregeling bepaalt dat de betalingen voor pensioensparen maximaal 950 euro mochten bedragen voor de inkomsten van 2014, maar dat het verschil tussen 940 euro en 950 euro als een betaling van het inkomstenjaar 2015 moest worden aanzien. Dat betekende dus dat maximaal 10 euro kon worden overgedragen naar 2015 en dat men er dus wettig op kon vertrouwen dat zijn/haar betaling niet verloren zou gaan, indien men te goeder trouw 950 euro had betaald in 2014 vóór de inwerkingtreding van de indexstop. Nu blijkt echter dat de overgangsbepaling geen rekening houdt met de leeftijd van de betaler. Iemand die de leeftijd van 64 jaar had in 2014 en dus 950 euro in plaats van 940 euro had betaald (vooraleer dat de indexstop in werking trad), kon in 2015 zijn overschot aan 10 euro niet meer in rekening brengen, aangezien hij op dat ogenblik de leeftijd van 65 jaar had bereikt. Dit komt door het feit dat artikel 145/9, eerste lid, 1°, a) WIB 92 duidelijk voorschrijft dat men de betalingen moet verrichten vóór het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. Hoewel, de personen die hiermee geconfronteerd worden, hadden de leeftijd van 64 jaar tijdens de eigenlijke betaling voor pensioensparen, maar door een fictie van de wet werd een deel van dat bedrag overgedragen naar 2015 en aanzien als een betaling gedaan in 2015. Ook al gaat het hier om maximaal 10 euro, voor veel mensen in zo'n situatie is het onbegrijpelijk dat die 10 euro niet meer verrekend kan worden voor aanslagjaar 2016. In de filosofie van de overgangsbepaling van artikel 14 programmawet 19 december 2014 is het mijns inziens jammer dat deze mensen dan uit de boot vallen.

1. Kan u verklaren of u bekend is met deze situatie? Zo ja, betreft dit dan een vergetelheid van de wetgever of was die uitsluiting effectief de bedoeling?

2. Kan u zeggen of u bereid bent hiervoor maatregelen te nemen, om de situatie voor deze mensen op te lossen, bijvoorbeeld door een wetswijziging of door administratieve tolerantie? Zo neen, waarom niet, en past dit dan wel in de filosofie van de overgangsbepaling?

ANTWOORD

1. a) Ik ben bekend met de situatie. Een belastingplichtige die in 2014 64 jaar werd en 950 euro had betaald voor het pensioensparen, kan voor het inkomstenjaar 2015 voor de 10 euro die hij in 2014 teveel had betaald, inderdaad geen belastingvermindering meer krijgen. Artikel 145/9, tweede lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bepaalt immers dat de belastingvermindering niet meer wordt verleend vanaf het belastbare tijdperk waarin de belastingplichtige de leeftijd van 65 bereikt of waarin de spaartegoeden worden uitgekeerd, tenzij het gaat om een uitkering naar aanleiding van het overlijden van de pensioenspaarder.

b) De regering heeft in 2014 ook niet de intentie gehad om die bepaling te wijzigen. Artikel 14 van de programmawet van 19 december 2014 bepaalt dan ook niet dat er voor het inkomstenjaar 2015 - aanslagjaar 2016 een belastingvermindering zal worden verleend voor de "overtollige" 10 euro, enkel dat die 10 euro zal worden beschouwd als betaald in 2015.

2. De wettekst is duidelijk en laat geen administratieve oplossing toe. Gelet op het geringe voordeel dat belastingplichtigen in kwestie mislopen - 10 euro x 30 % of 3 euro, te verhogen met de aanvullende gemeentebelastingen - en het feit het overgrote deel van de betrokken aanslagen reeds is gevestigd, ben ik niet van plan om alsnog een retroactieve wetswijziging voor te stellen.