Parlementaire vraag nr. 248 van mevrouw Leen Dierick van 26.01.2011
Vragen en Antwoorden, Kamer, 2010-2011, nr. 30 van 25.05.2011, blz. 9
Personenbelasting
Onroerend goed
Onroerend inkomen
VRAAG
Gsm-operatoren zoals Proximus, Base en Mobistar hebben de afgelopen jaren heel wat gsm-masten geplaatst om hun netwerken uit te breiden en een zo groot mogelijk bereik te kunnen aanbieden aan hun klanten. Hiervoor zochten zij tal van locaties, zowel op openbaar als op privaat domein. Verschillende eigenaars - natuurlijke personen en vennootschappen - stelden hun privaat domein ter beschikking van een operator en spraken een vergoeding af, die door de operator moet worden betaald voor deze terbeschikkingstelling. Er heerst evenwel onduidelijkheid over de fiscale behandeling van deze vergoeding voor natuurlijke personen wanneer zij hun aanslagbiljet voor de personenbelasting invullen. Zo houdt Proximus vast aan de stelling dat de vergoeding, die een eigenaar (fysisch persoon) ontvangt voor de terbeschikkingstelling van zijn onroerend goed (of een gedeelte daarvan), niet wordt aanzien als een onroerend inkomen.
Volgens Proximus dient de fysieke persoon, die een vergoeding ontvangt voor het plaatsen van installaties voor telecommunicatie op zijn onroerende goederen, deze op te nemen in de aangifte der personenbelasting onder de rubriek 'diverse inkomsten', in dezelfde subrubriek als deze van plakbrieven of andere reclamedragers, onderworpen aan het gunsttarief van 15%.
De fiscale administratie betwist echter deze stelling. Zij meent namelijk dat voor dergelijke vergoedingen nergens een uitzondering wordt gemaakt op artikel 7 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 voor de huur ontvangen voor het plaatsen van gsm-masten. Vanzelfsprekend leidt dit tot heel wat betwistingen omdat de gsm-operatoren aan de betrokken fysieke personen steeds hebben meegedeeld dat het gunsttarief van 15% van toepassing zou zijn.
Kan u hierover uitsluitsel geven en verduidelijken hoe een eigenaar, natuurlijk persoon, van een onroerend goed in zijn personenbelasting wordt behandeld voor de vergoeding voor het plaatsen van een gsm-mast op dit onroerend goed?
ANTWOORD (van de heer Reynders, Vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen)
Gsm-operatoren sluiten regelmatig contracten af met natuurlijke personen (buiten het kader van de beroepswerkzaamheid van die natuurlijke personen) waarbij bepaalde oppervlakten - een stuk grond, een dak, een gevel, enzovoort - worden verhuurd met het oog op de installatie, in het kader van de mobilofonie, van een antenne, kabels en dies meer.
In sommige gevallen wordt voorzien in de verhuring van masten of lokalen of wordt het recht verleend tot de constructie ervan. Om de fiscale kwalificatie te bepalen van vergoedingen die uit dergelijke contracten voortvloeien, moeten die contracten geval per geval worden geanalyseerd om de aard van de rechten te bepalen die worden verleend.
Zo kan een 'huurovereenkomst' in werkelijkheid bijvoorbeeld de vestiging van een recht van opstal, van erfpacht of van gelijkaardige onroerende rechten uitmaken.
Anderzijds kan een overeenkomst eventueel ook als een overeenkomst met gemengd karakter worden gekwalificeerd, met andere woorden de partijen wensen in werkelijkheid met één contract twee juridische overeenkomsten tot stand te brengen, bijvoorbeeld een huur en een recht van opstal.
In de huidige stand van de wetgeving zullen de inkomsten uit voormelde overeenkomsten in de meeste gevallen als onroerende inkomsten als bedoeld in artikel 7 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) moeten worden aangemerkt. Evenwel gelet op, enerzijds, de mogelijke problemen inzake de juiste kwalificatie (huur, recht van opstal, enzovoort), en, anderzijds, de vaststelling dat, in geval een deel van een onroerend goed wordt verhuurd waarvoor geen afzonderlijk kadastraal inkomen bestaat, de in artikel 13, eerste gedachtestreepje van WIB 92 vermelde beperking leidt tot de conclusie dat geen aftrek van kosten mogelijk is, heeft mijn administratie mij geadviseerd dat het beter zou zijn de desbetreffende vergoedingen aan te merken als diverse inkomsten en deze aan hetzelfde belastingstelsel te onderwerpen dat momenteel van toepassing is voor de inkomsten uit de concessie van het recht om een plaats die van nature onroerend is en niet is gelegen binnen de omheining van een sportinrichting te gebruiken om er plakbrieven of andere reclamedragers te plaatsen (afzonderlijke aanslagvoet van 15 %). Dit vereist evenwel op wetgevend vlak de nodige aanpassingen, namelijk de uitbreiding van het toepassingsgebied van artikel 90, 5°, WIB 92 teneinde de betreffende vergoeding als diverse inkomsten te kunnen aanmerken. Ik kan voormelde zienswijze van mijn administratie bijtreden en zal haar de opdracht geven ter zake de nodige voorbereidingen te treffen. Zolang deze aanpassingen op wetgevend vlak niet zijn doorgevoerd, kunnen de betreffende vergoedingen in de huidige stand van de wetgeving niet als in artikel 90, 5°, WIB 92 vermelde diverse inkomsten worden aangemerkt, maar moeten zij doorgaans worden aangemerkt als in artikel 7, WIB 92 bedoelde onroerende inkomsten.