Parlementaire vraag nr. 133 van J De Potter van 29.04.2008

Parlementaire vraag nr. 133 van J De Potter dd. 29.04.2008

Invordering

Vervolging

Schuld

Hoofdelijke aansprakelijkheid

Aannemer

VRAAG

In reactie op het arrest van 9 november 2006 van het Hof van Justitie werden artikelen 400 tot 408 WIB 1992 gewijzigd bij de programmawet van 27 april 2007 waarvan de inwerkingtreding werd uitgesteld tot 1 januari 2009.

Behoudens correcte inhoudingen en stortingen zijn ingevolge artikel 402, § 1 en § 2 WIB 1992 de opdrachtgever of de aannemer die een beroep doen op een (onder)aannemer die fiscale schulden heeft op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst, hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de fiscale schulden van zijn medecontractant. In artikel 402, § 6 WIB 1992 wordt vooropgesteld dat de hoofdelijke aansprakelijkheid bedoeld in dit artikel eveneens van toepassing is op de fiscale schulden van de aannemer of de onderaannemer die ontstaan in de loop van de uitvoering van de overeenkomst.

1. Volgt uit de duidelijke bewoording in artikel 402, § 1 en § 2 WIB 1992 dat de hoofdelijke aansprakelijkheid uitsluitend ontstaat op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst en in zoverre de aannemer op dat moment fiscale schulden heeft of bent u van mening dat de hoofdelijke aansprakelijkheid ook nog op een later tijdstip kan ontstaan zoals de memorie van toelichting doet uitschijnen (Parl. St., Kamer, 2006-2007, nr. 51-3058/1,61)?

2. Zo ja, op welke wettelijke bepaling steunt u uw visie?

3. Volgt uit de samenlezing van artikel 402, § 1 en § 2 WIB 1992 met artikel 402, § 6 WIB 1992 dat het voorwerp van de hoofdelijke aansprakelijkheid zich uitstrekt tot de schulden die bestaan op het ogenblik van het contracteren alsmede de fiscale schulden die ontstaan in de loop van de uitvoering van de overeenkomst?

4. Is de uitbreiding van het voorwerp van de aansprakelijkheid tot de schulden die ontstaan in de loop van de uitvoering van de overeenkomst in overeenstemming met het arrest van het Hof van Justitie van 9 november 2006?

ANTWOORD (vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen van 8 oktober 2008).

1 tot 3. Artikel 402, §§ 1 en 2, WIB 1992, bepaalt voortaan dat de opdrachtgever (of de aannemer) die beroep doet op een aannemer (of een onderaannemer) die fiscale schulden heeft op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst, hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van de fiscale schulden van zijn medecontractant.

Artikel 402, § 6, WIB 1992, bepaalt verder dat de hoofdelijke aansprakelijkheid eveneens van toepassing is op de fiscale schulden van de aannemer of de onderaannemer die ontstaan in de loop van de uitvoering van de overeenkomst.

Het geachte lid stelt dus in punt 3 terecht dat uit de samenlezing van de voormelde bepalingen volgt dat het voorwerp van de hoofdelijke aansprakelijkheid zich zowel uitstrekt tot de fiscale schulden die bestaan op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst als tot die welke ontstaan tijdens de uitvoering ervan.

Er wordt aan herinnerd dat krachtens artikel 403, § 4, WIB 1992, wanneer de in §§ 1 en 2 van hetzelfde artikel, bedoelde inhouding en storting correct zijn uitgevoerd bij elke betaling van een deel of het geheel van de prijs van de werken aan een aannemer of onderaannemer die op het ogenblik van de betaling fiscale schulden heeft, de in artikel 402 bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid niet wordt toegepast.

4. Het arrest van 9 november 2006 van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft tot gevolg dat de hoofdelijke aansprakelijkheid én de inhouding niet langer automatisch, preventief en algemeen kunnen zijn.

Om hieraan te beantwoorden werd gekozen voor een mechanisme waarbij de hoofdelijke aansprakelijkheid enkel nog kan worden toegepast in hoofde van de medecontractant van de aannemer of de onderaannemer indien de inhoudingen niet correct werden uitgevoerd.

Het feit dat het voorwerp van de hoofdelijke aansprakelijkheid ook de fiscale schulden die ontstaan in de loop van de uitvoering van de overeenkomst omvat, doet geen afbreuk aan de inhoud van het voormelde arrest.

Immers kan het niet de bedoeling zijn, de aannemers de mogelijkheid te bieden zich dermate te organiseren zodat er nooit schulden zouden zijn op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst. Dergelijk handelen zou immers niet te verantwoorden zijn in de strijd tegen de fiscale fraude.