Commentaar van art. 145^33, WIB 92 (bijwerking)

Bijwerking Com.IB 92 d.d. 03.12.2018

TITEL II: PERSONENBELASTING

HOOFDSTUK III: BEREKENING VAN DE BELASTING

Afdeling 1: Gewoon stelsel van aanslag

Onderafdeling IIquaterdecies: Vermindering voor giften

Art. 145^33, WIB 92

INHOUDSTAFEL

VOORWOORD

I. WETTEKSTEN: art. 145^33

145^33/0

II. KB/WIB 92: art. 63^18/1 tot 63^18/7

145^33/1

III. ALGEMEEN

145^33/2-7

A. Wat?

145^33/2

B. Aard van de giften

145^33/3

C. Welke instellingen?

145^33/4

1. Instellingen opgenomen in de wet (art. 145^33, § 1, eerste lid, 1°, a, b, c, f, g, h en 4°, WIB 92)

145^33/5

2. Instellingen erkend of gemachtigd door de minister van Financiën (art. 145^33, § 1, eerste lid, 1°, b, d, e, g, i tot l, 2° en 3°, WIB 92)

145^33/6

3. Instellingen gevestigd in een andere lidstaat van de EER (art. 145^33, § 1, eerste lid, 1° tot 3° en § 2, tweede lid, WIB 92)

145^33/7

IV. ERKENNINGSVOORWAARDEN

145^33/8-22

A. Gemeenschappelijke voorwaarden

145^33/9-11

1. Generlei gewin bejagen, noch voor zichzelf, noch voor haar organen, noch voor haar leden als zodanig

145^33/10

2. Rechtspersoonlijkheid bezitten en gevestigd zijn in België

145^33/11

B. Bijzondere voorwaarden

145^33/12-19

1. Instellingen voor wetenschappelijk onderzoek
Instellingen die de oorlogsslachtoffers, de mindervaliden, de bejaarden, de beschermde minderjarigen of de behoeftigen bijstaan (misdeelden)
Instellingen voor hulpverlening aan ontwikkelingslanden

145^33/12

2. Culturele instellingen

145^33/13

3. Instellingen die hulp verlenen aan slachtoffers van erkende rampen

145^33/14

4. Instellingen die zich bezighouden met het natuurbehoud of de bescherming van het leefmilieu

145^33/15

5. Instellingen die hulp verlenen aan slachtoffers van zeer grote industriële ongevallen

145^33/16

6. Instellingen die het behoud of de zorg voor monumenten en landschappen ten doel hebben

145^33/17

7. Instellingen die duurzame ontwikkeling ten doel hebben

145^33/18

8. Vzw's waarvan het doel erin bestaat dierenasielen te beheren

145^33/19

C. Meerdere activiteiten

145^33/20-22

V. AANVRAAGPROCEDURE TOT ERKENNING

145^33/23-29

A. Termijnen

145^33/23-24

1. Gewone aanvraagtermijn

145^33/23

2. Bijzondere aanvraagtermijnen

145^33/24

B. Erkenningsjaren

145^33/25

C. Erkenningsaanvraag en bijlagen (art. 63^18/1, § 1, § 7, KB/WIB92)

145^33/26-27

1. Documenten en verbintenisverklaring

145^33/26

2. Aangepaste verbintenisverklaring voor instellingen waarvan het doel erin bestaat dierenasielen te beheren

145^33/27

D. Hernieuwing van de erkenning

145^33/28

E. Intrekking of weigering van de erkenning

145^33/29

VI. GIFTEN IN DE VORM VAN KUNSTWERKEN (ART. 145^33, § 1, EERSTE LID, 4° EN § 4, WIB 92)

145^33/30-46

A. Algemeen

145^33/30

B. Begunstigde van de giften

145^33/31

C. Verduidelijking van het begrip 'museum'

145^33/32

D. Aard en bedrag van de giften in de vorm van kunstwerken

145^33/33

E. Kunstwerken die in aanmerking komen

145^33/34

F. Bijzondere commissie

145^33/35

G. Procedure

145^33/36-42

1. Indienen schattingsaanvraag

145^33/36

2. Beoordeling van de aanvraag

145^33/37

3. Onderzoek van de kunstwerken

145^33/38

4. Resultaat van het onderzoek – kwalitatieve vereisten: behoren de kunstwerken tot het roerend cultureel erfgoed van het land of genieten zij internationale faam?

145^33/39

5. Resultaat van het onderzoek – vaststelling van de geldwaarde

145^33/40

6. Beslissing van de minister van Financiën

145^33/41

7. Termijn voor de schenking

145^33/42

H. Kosten

145^33/43-45

1. Aard van de kosten?

145^33/43

2. Regeling van de kosten

145^33/44

3. Voorschotten

145^33/45

I. Het verkrijgen van de belastingvermindering

145^33/46

VII. ONLINE GIFTEN

145^33/47-49.1

A. Toelichting

145^33/47

B. Voorwaarden

145^33/48

C. Besluit

145^33/49

D. Giften via crowdfundingplatformen

145^33/49.1

VIII. SUBSIDIËRING

145^33/50-52

IX. KWIJTSCHRIFTEN

145^33/53-61

A. Formaliteiten

145^33/53

B. Voorwaarden

145^33/54

C. Indiening kwijtschriften

145^33/55-56

1. Algemene regel: indiening via Belcotax-on-web

145^33/55

2. Uitzonderingsgevallen: indiening op papier

145^33/56

D. Indiening op papier

145^33/57

E. Document: 'nihil'

145^33/58

F. Bevoegd documentatiecentrum

145^33/59

G. Voorafgaande erkenning

145^33/60

H. Giften op het einde van een bepaald jaar

145^33/61

X. MISBRUIKEN

145^33/62-69

A. Algemeen

145^33/62

B. Het uitreiken van attesten voor giften aan niet-erkende instellingen

145^33/63

C. Giften in natura

145^33/64

D. Verkapte giften in natura

145^33/65

E. Giften van bij de instelling betrokken personen

145^33/66

F. Stortingen die geen eigenlijke giften zijn

145^33/67

G. Collectieve stortingen

145^33/68

H. Mededeling aan de centrale diensten

145^33/69

XI. ONDERZOEK VAN DE ERKENNINGSAANVRAGEN: BEGRIPPEN

145^33/70-83

A. Ontvangsten

145^33/70-73

1. Bestaansmiddelen van alle aard

145^33/70

2. Specifieke bepalingen

145^33/71-73

B. Uitgaven

145^33/74-83

1. Rechtstreekste uitgaven

145^33/75-79

2. Kosten van algemeen beheer

145^33/80-81

3. Publiciteitskosten en kosten voor fondsenwerving

145^33/82

4. Gemengde kosten

145^33/83

VOORWOORD

Deze bijwerking heeft betrekking op de belastingvermindering voor giften en is van toepassing voor het aj. 2018. De tekst werd bijgewerkt tot en met de W 04.05.2018 (BS 16.05.2018).

Enkel giften aan erkende instellingen kunnen in aanmerking komen voor de belastingvermindering. Erkende instellingen zijn niet alleen instellingen gevestigd in België, maar ook instellingen gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte (hierna EER) die gelijkwaardig zijn aan de in aanmerking komende Belgische instellingen en die, in voorkomend geval, op vergelijkbare wijze zijn erkend in die lidstaat (art. 145^33, § 1 en 2, WIB 92 – zie nummer 145^33/4).

De erkenningsprocedure is uitsluitend van toepassing op instellingen die in België gevestigd zijn. Instellingen gevestigd in een andere lidstaat van de EER kunnen dus in België niet worden erkend. De voorwaarden waaraan in België gevestigde instellingen moeten voldoen, welke de erkenningsvoorwaarden zijn en welke procedure zij moeten volgen om een erkenning aan te vragen worden opgesomd in de art. 63^18/1 tot 18/7, KB/WIB 92 (zie nummer 145^33/8 en volgende).

I. Wetteksten: Art 145^33

145^33/0

§ 1

Er wordt een belastingvermindering verleend voor de volgende in het belastbaar tijdperk werkelijk betaalde uitgaven:

giften in geld:

a) aan de instellingen die binnen het toepassingsgebied vallen van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, of van het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden van de Franse Gemeenschap, aan de hogescholen die binnen het toepassingsgebied vallen van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 20 december 2013 tot bekrachtiging van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs, gecodificeerd op 11 oktober 2013, of van het decreet van de Franse Gemeenschap van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, of van het bijzonder decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 21 februari 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool, aan de erkende universitaire ziekenhuizen of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte alsook aan de rechtspersonen onder de vorm van een stichting, die door voormelde erkende universitaire ziekenhuizen of gelijkwaardige instellingen specifiek worden opgericht voor het beheer van de gelden ontvangen in het kader van liefdadigheid, waaronder de giften in geld;

b) aan koninklijke academiën, aan het “Federaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Fonds fédéral de la Recherche scientifique - FFWO/FFRS”, aan het “Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen - FWO”, aan het “Fonds de la Recherche scientifique -FNRS - FRS-FNRS”, alsmede aan instellingen voor wetenschappelijk onderzoek die erkend zijn door de Minister van Financiën en door de Minister tot wiens bevoegdheid het beleid en de programmatie inzake wetenschap behoren of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend, uitgezonderd de instellingen die rechtstreeks verbonden zijn met een politieke partij of lijst;

c) aan openbare centra voor maatschappelijk welzijn;

d) aan door de Koning erkende culturele instellingen die in België zijn gevestigd en waarvan het invloedsgebied één van de gemeenschappen of het gehele land bestrijkt, of aan culturele instellingen die in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigd zijn, waarvan het invloedsgebied een deelstaat of een gewest van de betrokken Staat of het gehele land bestrijkt en die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;

e) aan instellingen die de oorlogsslachtoffers, de mindervaliden, de bejaarden, de beschermde minderjarigen of de behoeftigen bijstaan en die, na advies van de raadgevende instellingen van de Staat of van de Gemeenschappen tot wiens bevoegdheid die bijstand behoort, worden erkend door de bevoegde organen van de Staat of van de Gemeenschappen waaronder die instellingen ressorteren en, voor de toepassing van de belastingwet, door de Minister van Financiën of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;

f) aan het Rode Kruis van België of aan een nationale afdeling van het Rode Kruis in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, aan de Koning Boudewijnstichting, aan het Europees Centrum voor Vermiste en Seksueel Uitgebuite Kinderen - België - Stichting naar Belgisch recht, aan het Paleis voor Schone Kunsten, aan de Koninklijke Muntschouwburg en aan het Nationaal Orkest van België;

g) aan de Nationale Kas voor Rampenschade ten bate van het Nationaal Fonds voor Algemene Rampen of van het Nationaal Fonds voor Landbouwrampen, aan de provinciale rampenfondsen, evenals aan instellingen voor hulpverlening aan slachtoffers van rampen die de toepassing rechtvaardigen van de wet betreffende het herstel van schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen, en die hiertoe zijn erkend door de Minister van Financiën of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;

h) aan beschutte werkplaatsen die, ter uitvoering van de wetgeving betreffende de sociale reclassering van de mindervaliden, opgericht of erkend zijn door de gewestregering of door de bevoegde instelling of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;

i) aan instellingen die zich bezighouden met het natuurbehoud of de bescherming van het leefmilieu en die als dusdanig erkend zijn door de Minister van Financiën en de Minister tot wiens bevoegdheid het leefmilieu behoort of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;

j) aan instellingen die het behoud of de zorg voor monumenten en landschappen ten doel hebben, waarvan het invloedsgebied het gehele land, één van de gewesten of de Duitstalige Gemeenschap bestrijkt en die door de Koning erkend zijn of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;

k) aan VZW's waarvan het doel erin bestaat dierenasielen te beheren, die de erkenning hebben gekregen bedoeld in artikel 5 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren en die voldoen aan de voorwaarden door de Koning vastgesteld op voorstel van de Minister van Financiën of aan gelijkwaardige verenigingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;

l) aan instellingen die zich bezig houden met duurzame ontwikkeling in de zin van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling en die als dusdanig erkend zijn door de Minister van Financiën en de Minister tot wiens bevoegdheid de Duurzame Ontwikkeling behoort of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;

giften in geld aan instellingen voor hulpverlening aan ontwikkelingslanden die als dusdanig erkend zijn door de Minister van Financiën en door de Minister tot wiens bevoegdheid de ontwikkelingssamenwerking behoort of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;

giften in geld aan door de Minister van Financiën en door de Minister van Buitenlandse zaken erkende verenigingen en instellingen die hulp verlenen aan slachtoffers van zeer grote industriële ongevallen of aan gelijkwaardige verenigingen of instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;

giften aan Rijksmusea en, op voorwaarde dat de giften voor hun musea worden bestemd, giften aan Gemeenschappen en Gewesten, provincies, gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn

a) ofwel in geld;

b) ofwel in de vorm van kunstwerken waarvan de Minister van Financiën overeenkomstig § 4 erkent dat zij behoren tot het roerend cultureel erfgoed van het land of dat zij internationale faam genieten.

De belastingvermindering voor de in het eerste lid vermelde giften wordt verleend op voorwaarde dat zij ten minste 25 euro bedragen en blijken uit een kwijtschrift van de begiftigde.

De belastingvermindering is gelijk aan 45 pct. van de werkelijk gedane giften.

Het totale bedrag van de giften waarvoor de vermindering wordt verleend mag per belastbaar tijdperk niet meer bedragen dan 10 pct. van het totale netto-inkomen, met uitsluiting van de inkomsten die overeenkomstig artikel 171 worden belast, noch meer bedragen dan 250.000 euro.

In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het overeenkomstig artikel 130 belaste inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de overeenkomstig artikel 130 belaste inkomens van de beide echtgenoten.

§ 2

De Koning bepaalt de verplichtingen en de formaliteiten die de begiftigden moeten vervullen opdat de giften voor de belastingvermindering in aanmerking kunnen komen (art 63^18/1 tot 63^18/7 KB/WIB 92).

Wat de giften bedoeld in § 1, eerste lid, 1° tot 3° aan verenigingen of instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte betreft, moet de belastingplichtige het bewijs ter beschikking houden van de administratie dat de vereniging of instelling uit een andere lidstaat gelijkwaardig is aan een in hetzelfde artikel bedoelde Belgische vereniging of instelling en, in voorkomend geval, dat de vereniging of instelling uit een andere lidstaat op vergelijkbare wijze is erkend, dit wil zeggen volgens dezelfde voorwaarden als de in § 3, eerste en tweede lid, bedoelde voorwaarden.

§ 3

De Koning bepaalt de voorwaarden en de wijze waarop de in § 1, eerste lid, 1°, b, d, e, g, i tot l, 2° en 3°, vermelde verenigingen en instellingen die in België zijn gevestigd, worden erkend.

Wanneer een vereniging of instelling meer dan één van de in de voornoemde bepalingen vermelde activiteiten uitoefent, moet zij, voor elk van die activiteiten, voldoen aan de voorwaarden om te kunnen worden erkend.

Wanneer de vereniging of instelling binnen haar activiteiten één activiteit uitoefent die wordt vermeld in § 1, eerste lid, 1°, d of j, moet zij door de Koning worden erkend.

§ 4

De Minister van Financiën erkent dat de kunstwerken bedoeld in § 1, eerste lid, 4°, b, behoren tot het roerend cultureel erfgoed van het land of dat zij internationale faam genieten en stelt hun geldwaarde vast. De belastingvermindering wordt verleend voor de aldus vastgestelde geldwaarde.

De bijzondere commissie bedoeld in artikel 83/4 van het Wetboek der successierechten geeft de Minister van Financiën een bindend advies over:

de vraag of de aangeboden kunstwerken tot het roerend cultureel erfgoed van het land behoren of internationale faam genieten
de ontvankelijkheid van de schenking;
de geldwaarde van het aangeboden kunstwerk.

De kosten van de schatting worden voorgeschoten door de belastingplichtige.

De erkenning door de Minister van Financiën en de vastgestelde geldwaarde bedoeld in het eerste lid, gelden voor een termijn van zes maanden vanaf de kennisgeving van die erkenning en die geldwaarde, bij aangetekende zending, aan de belastingplichtige.

De kosten van de schatting van het kunstwerk worden aan de belastingplichtige terugbetaald zodra hij het bewijs heeft geleverd dat de schenking binnen de in het voorgaande lid gestelde termijn is verricht.

De Koning stelt de nadere regels vast betreffende het voorschot en de terugbetaling van de schattingskosten.

II. KB/WIB 92: art. 63^18/1 tot 63^18/7

145^33/1

Art. 63^18/1

§ 1

Voor de toepassing van artikel 145^33, § 1, eerste lid, 1°, b, d, e, g, i, j en l, 2° en 3° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 kunnen worden erkend:

de instellingen voor wetenschappelijk onderzoek;
de instellingen die oorlogsslachtoffers bijstaan;
de instellingen die mindervaliden, bejaarden, beschermde minderjarigen of behoeftigen bijstaan;
de instellingen voor hulpverlening aan ontwikkelingslanden;
de culturele instellingen;
de instellingen opgericht voor hulpverlening aan slachtoffers van rampen die de toepassing rechtvaardigen van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen;
de instellingen die zich bezighouden met het natuurbehoud of de bescherming van het leefmilieu;
de instellingen die hulp verlenen aan slachtoffers van zeer grote industriële ongevallen;
de instellingen die het behoud of de zorg voor monumenten en landschappen ten doel hebben;
10° de instellingen die duurzame ontwikkeling ten doel hebben.

§ 2

De erkenning wordt voor een periode van ten hoogste zes opeenvolgende kalenderjaren verleend.

§ 3

De in paragraaf 1 vermelde instellingen moeten, naast de in de artikelen 63^18/3 vermelde bijzondere voorwaarden aan volgende algemene voorwaarden voldoen:

zij moeten rechtspersoonlijkheid bezitten en gevestigd zijn in België;

zij mogen generlei gewin bejagen, noch voor zichzelf, noch voor hun organen, noch voor hun leden als zodanig.

§ 4

Om te worden erkend moeten de instellingen als vermeld in paragraaf 1 daartoe een schriftelijke aanvraag indienen in de vorm en binnen de termijnen als hierna bepaald.

§ 5

De aanvragen om erkenning of hernieuwing van de erkenning moeten uiterlijk op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan de periode waarvoor de erkenning of hernieuwing van de erkenning wordt aangevraagd, bij de Minister van Financiën worden ingediend; de termijn mag evenwel niet korter zijn dan 3 maanden vanaf de datum waarop de aanvragende instelling rechtspersoonlijkheid verkrijgt.

In afwijking van het voorgaande lid kan voor de instellingen als bedoeld in paragraaf 1, 6° en 8°, een aanvraag om erkenning eveneens geldig worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden vanaf de datum van de aanvang van de hulpverlening door de betrokken instelling. In afwijking van paragraaf 2 wordt in dat geval de erkenning toegestaan voor een periode van ten hoogste 3 kalenderjaren. Wat het eerste kalenderjaar betreft, geldt de erkenning pas vanaf de aanvang van de hulpverlening.

§ 6

Voor de instellingen bedoeld in paragraaf 1,3°, kan de erkenning in gevallen van uitzonderlijke en dringende bijstand aan behoeftigen eveneens worden toegestaan wanneer:

- de werkzaamheden van de instelling die bijstand verleent, niet nationaal zijn of niet gericht zijn op bijstand aan behoeftigen;

- of nog de aanvraag om erkenning niet voorafgaat aan de bijstand.

In die gevallen moet de aanvraag om erkenning uiterlijk 6 maanden na de aanvang van de bijstand worden ingediend en wordt de erkenning beperkt tot een maximumduur van 3 opeenvolgende kalenderjaren.

§ 7

De aanvragen om erkenning of hernieuwing van de erkenning moeten omvatten:

alle nuttige gegevens die de bevoegde raadgevende instellingen van de Staat of van de Gemeenschappen in de mogelijkheid stellen te onderzoeken of de aanvragende instelling aan de in paragraaf 3 gestelde algemene voorwaarden en de in artikel 63^18/3 gestelde bijzondere voorwaarden voldoet;
een verklaring waarbij de aanvragende instelling de verbintenis aangaat:

a) tot het dekken van de kosten van algemeen beheer geen hoger bedrag te zullen besteden dan 20 pct. van haar bestaansmiddelen van alle aard, vooraf verminderd met die welke voortkomen van andere erkende instellingen;

b) aan de schenkers een ontvangstbewijs uit te reiken waarvan het model door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde wordt vastgesteld, en aan de administratie bevoegd voor de vestiging van de belasting binnen 2 maanden na het einde van ieder kalenderjaar van de periode waarvoor de erkenning is toegestaan, langs elektronische weg een afschrift van de tijdens dat jaar uitgereikte ontvangstbewijzen en een verzamelstaat of -attest daarvan te bezorgen overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde;

c) de ambtenaren van de administratie bevoegd voor de vestiging van de belasting toe te staan haar boekhouding te controleren telkens als zij dat nuttig achten;

d) aan de diensten die worden aangewezen door de voor de erkenning bevoegde organen van de Staat, van de Gewesten of van de Gemeenschappen, binnen een maand na het eerste verzoek van die diensten, alle inlichtingen te verstrekken die voor het onderzoek van de aanvraag om erkenning nuttig zijn.

Die aanvragen moeten bovendien worden gestaafd met een voor eensluidend verklaard afschrift van de rekening van de ontvangsten en uitgaven van het laatst afgesloten boekjaar en van de begroting van het lopende boekjaar.

§ 8

In afwijking van paragraaf 7, eerste lid, 2°, b, mogen de afschriften voor de eerste twee kalenderjaren waarvoor de erkenning wordt verleend, op papier worden bezorgd.

Art. 63^18/2

§ 1

Voor de in artikel 63^18/1, § 1, 1° tot 4°, beoogde instellingen beslissen de Minister van Financiën en de bevoegde organen van de Staat of van de Gemeenschappen waaronder de bevoegde raadgevende instellingen ressorteren, gezamenlijk over de aanvraag om erkenning, na het advies van de voormelde raadgevende instellingen te hebben ingewonnen, tenzij zij gebruik maken van de in het derde lid gestelde mogelijkheid.

Hun beslissing wordt aan de aanvragende instelling betekend.

De Minister van Financiën en de bevoegde organen van de Staat of van de Gemeenschappen waaronder de bevoegde raadgevende instellingen ressorteren, mogen zich ervan onthouden het advies van die voormelde raadgevende instellingen in te winnen met betrekking tot de instellingen waarvoor, ter gelegenheid van een vroegere aanvraag om erkenning, reeds een advies is uitgebracht.

§ 2

Voor de in artikel 63^18/1, § 1, 5°, beoogde instellingen vraagt de Minister van Financiën met betrekking tot de naleving van de in artikel 63^18/3, § 2, 1°, gestelde voorwaarde een gemotiveerd advies aan de Regering van de Gemeenschap waaronder het invloedsgebied van de aanvragende instelling ressorteert.

De Minister van Financiën is gemachtigd om de erkenning te verlenen.

Zijn beslissing wordt aan de aanvragende instelling betekend.

§ 3

Voor de in artikel 63^18/1, § 1, 6°, beoogde instellingen beslist de Minister van Financiën over de aanvraag om erkenning.

Zijn beslissing wordt aan de aanvragende instelling betekend.

§ 4

Voor de in artikel 63^18/1, § 1, 7°, beoogde instellingen beslissen de Minister van Financiën en de Minister tot wiens bevoegdheid het leefmilieu behoort, gezamenlijk over de aanvraag om erkenning.

Hun beslissing wordt aan de aanvragende instelling betekend.

§ 5

Voor de in artikel 63^18/1, § 1, 8°, beoogde instellingen beslissen de Minister van Financiën en de Minister van Buitenlandse Zaken gezamenlijk over de aanvraag om erkenning.

Hun beslissing wordt aan de aanvragende instelling betekend.

§ 6

Voor de in artikel 63^18/1, § 1, 9°, beoogde instellingen vraagt de Minister van Financiën met betrekking tot de naleving van de in artikel 63^18/3, § 6, gestelde voorwaarde een gemotiveerd advies:

a) aan de Regering van het Gewest waaronder het invloedsgebied van de aanvragende instelling ressorteert;

b) aan de Regering van de Duitstalige Gemeenschap wanneer het invloedsgebied van de aanvragende instelling zich uitstrekt in het Duitse taalgebied.

De Minister van Financiën is gemachtigd om de erkenning te verlenen.

Zijn beslissing wordt aan de aanvragende instelling betekend.

§ 7

Voor de in artikel 63^18/1, § 1, 10°, beoogde instellingen beslissen de Minister van Financiën en de Minister tot wiens bevoegdheid de duurzame ontwikkeling behoort, gezamenlijk over de aanvraag om erkenning.

Hun beslissing wordt aan de aanvragende instelling betekend.

Art. 63^18/3

§ 1

De werkzaamheden van de in artikel 63^18/1, § 1, 1° tot 4°, vermelde instellingen moeten:

a) worden uitgeoefend op het volledige grondgebied van een of meerdere lidstaten van de Europese Economische Ruimte waar die instellingen actief zijn, of betrekking hebben op het centraliseren en coördineren van plaatselijke of gewestelijke werkzaamheden of werkzaamheden in meerdere lidstaten

b) gericht zijn op wetenschappelijk onderzoek, op bijstand aan misdeelden in de zin van artikel 63^18/1, § 1, 2° en 3°, of op hulpverlening aan ontwikkelingslanden;

c) de activiteiten aanvullen die op de hierboven vermelde gebieden worden verricht door de Belgische overheid of door internationale instellingen waarvan België lid is.

§ 2

De in artikel 63^18/1, § 1, 5°, vermelde instellingen moeten:

werkzaamheden verrichten die gericht zijn op de verspreiding van de cultuur, met name op het gebied van:

a) bescherming en luister van de taal;

b) aanmoediging van de vorming van navorsers;

c) schone kunsten met inbegrip van toneel en film;

d) cultureel patrimonium, musea en andere wetenschappelijk-culturele instellingen;

e) bibliotheken, discotheken en soortgelijke diensten;

f) radio-omroep en televisie;

g) jeugdbeleid;

h) permanente opvoeding en culturele animatie;

i) lichamelijke opvoeding, sport en openluchtleven;

j vrijetijdsbesteding en toerisme;

wegens hun werkzaamheden door de Staat of door één van de Gemeenschappen worden gesubsidieerd;

met hun invloedsgebied één van de Gemeenschappen of het gehele land bestrijken, zodat inzonderheid de instellingen worden uitgesloten die slechts op lokaal vlak werkzaam zijn.

§ 3

De werkzaamheden van de in artikel 63^18/1, § 1, 6°, vermelde instellingen moeten gericht zijn op hulpverlening aan de in dat artikel beoogde slachtoffers.

§ 4

De in artikel 63^18/1, § 1, 7°, vermelde instellingen moeten:

a) in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte werkzaamheden uitoefenen die gericht zijn op het natuurbehoud en/of de bescherming van het leefmilieu;

b) een belangrijke rol spelen bij de bewustmaking van de bevolking en de milieuopvoeding van de jeugd;

c) aantonen dat hun activiteiten een doorlopend en duurzaam karakter omvatten zodat instellingen die éénmalige of gelegenheidsacties uitoefenen, uitgesloten zijn;

d) sedert ten minste twee volledige kalenderjaren die de periode waarvoor de erkenning wordt gevraagd, voorafgaat, de rechtspersoonlijkheid bezitten en voormelde activiteiten uitoefenen;

e) wegens hun werkzaamheden door de federale overheid of door één van de Gewesten worden gesubsidieerd;

f) met hun invloedsgebied zich over meer dan een gemeente uitstrekken.

§ 5

De werkzaamheden van de in artikel 63^18/1, § 1, 8°, vermelde instellingen moeten:

a) gericht zijn op hulpverlening, hetzij in België, hetzij in het buitenland, aan de in artikel 63^18/1, § 1, 8°, vermelde slachtoffers;

b) de activiteiten aanvullen die op het hierboven vermelde gebied worden verricht door de federale overheid of door internationale instellingen waarvan België lid is.

§ 6

De in artikel 63^18/1, § 1, 9°, vermelde instellingen moeten:

a) werkzaamheden in België verrichten die gericht zijn op het behoud of de zorg van monumenten en landschappen;

b) wegens hun werkzaamheden door de Staat, door één van de Gewesten of de Duitstalige Gemeenschap worden gesubsidieerd;

c) met hun invloedsgebied één van de Gewesten, de Duitstalige Gemeenschap of het gehele land bestrijken, zodat inzonderheid de instellingen worden uitgesloten die slechts op lokaal vlak werkzaam zijn.

§ 7

De in artikel 63^18/1, § 1, 10°, vermelde instellingen moeten:

a) werkzaamheden in België verrichten die gericht zijn op de duurzame ontwikkeling;

b) wegens hun werkzaamheden door de Staat worden gesubsidieerd;

c) met hun invloedsgebied één van de Gewesten, de Duitstalige Gemeenschap of het gehele land bestrijken, zodat inzonderheid de instellingen worden uitgesloten die slechts op lokaal vlak werkzaam zijn.

Art. 63^18/4

Ingeval een instelling als bedoeld in artikel 63^18/1, § 1, één van de voor haar erkenning gestelde voorwaarden niet nakomt, kan haar erkenning ambtshalve worden ingetrokken of geweigerd:

a) bij gezamenlijke beslissing van de Minister van Financiën en van elk van de bevoegde organen van de Staat of van de Gemeenschappen voor de in artikel 63^18/1, § 1, 1° tot 4°, bedoelde instellingen;

b) bij beslissing van de Minister van Financiën voor de in artikel 63^18/1, § 1, 5° en 9°, bedoelde instellingen;

c) bij beslissing van de Minister van Financiën, voor de in artikel 63^18/1, § 1, 6°, bedoelde instellingen;

d) bij gezamenlijke beslissing van de Minister van Financiën en van de Minister tot wiens bevoegdheid het leefmilieu behoort voor de in artikel 63^18/1, § 1, 7°, bedoelde instellingen;

e) bij gezamenlijke beslissing van de Minister van Financiën en de Minister van Buitenlandse Zaken voor de in artikel 63^18/1, § 1, 8°, bedoelde instellingen;

f) bij gezamenlijke beslissing van de Minister van Financiën en van de Minister bevoegd voor duurzame ontwikkeling voor de in artikel 63^18/1, § 1, 10°, bedoelde instellingen.

De intrekking van de erkenning treedt in werking vanaf 1 januari volgend op de datum van de betekening van de beslissing.

Art. 63^18/5

§ 1

Voor de toepassing van artikel 145^33, § 1, 1°, k, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, moeten de werkzaamheden van de VZW's gericht zijn op het beheer van dierenasielen zoals gedefinieerd door het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren.

§ 2

Teneinde de machtiging te verkrijgen om voor een periode van ten hoogste zes opeenvolgende kalenderjaren ontvangstbewijzen uit te reiken die recht geven op de aftrek [sic]van de giften die zijn gedaan aan de in paragraaf 1 bedoelde VZW, moeten deze laatsten daartoe een schriftelijke aanvraag indienen in de vorm en binnen de termijnen als hierna bepaald.

§ 3

De aanvragen om machtiging moeten uiterlijk op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan de periode waarvoor de machtiging wordt aangevraagd, bij de Minister van Financiën worden ingediend; de termijn mag evenwel niet korter zijn dan 3 maanden vanaf de datum waarop de aanvragende instelling rechtspersoonlijkheid verkrijgt.

§ 4

De aanvragen om machtiging moeten omvatten:

een voor eensluidend verklaard afschrift van het gedateerde en gehandtekende erkenningsbewijs afgeleverd overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende de erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren, en dit voor de volledige periode waarvoor de erkenning wordt gevraagd;
alle nuttige gegevens die de diensten, belast met de behandeling van de machtigingsaanvraag, in de mogelijkheid stellen te onderzoeken of de aanvragende VZW aan de in paragraaf 1 gestelde voorwaarden voldoet;
een verklaring waarbij de aanvragende VZW de verbintenis aangaat:

a) tot het dekken van kosten van algemeen beheer geen hoger bedrag te zullen besteden dan 20 pct. van haar bestaansmiddelen van alle aard, vooraf verminderd met die welke voortkomen van andere erkende of gemachtigde instellingen;

b) aan de schenkers een ontvangstbewijs uit te reiken waarvan het model door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde wordt vastgesteld, en bij de administratie bevoegd voor de vestiging van de belasting binnen 2 maanden na het einde van ieder kalenderjaar van de periode waarvoor de machtiging is toegestaan, langs elektronische weg een afschrift van de tijdens dat jaar uitgereikte ontvangstbewijzen en een verzamelstaat of -attest daarvan in te leveren overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde;

c) de ambtenaren van de administratie bevoegd voor de vestiging van de belasting toe te staan haar boekhouding te controleren telkens als zij dat nuttig achten;

d) aan de diensten bevoegd voor de machtiging, binnen een maand na het eerste verzoek van die diensten, alle inlichtingen te verstrekken die voor het onderzoek van de aanvraag om machtiging nuttig zijn.

Die aanvragen moeten bovendien worden gestaafd met een eensluidend verklaard afschrift van de rekening van de ontvangsten en uitgaven van het laatst afgesloten boekjaar en van de begroting van het lopende boekjaar.

§ 5

In afwijking van paragraaf 4, eerste lid, 3°, b, mogen de afschriften voor de eerste twee kalenderjaren waarvoor de machtiging wordt verleend, op papier worden bezorgd.

§ 6

De beslissing van de Minister van Financiën wordt aan de aanvragende VZW betekend.

§ 7

Ingeval een VZW de voor haar machtiging gestelde voorwaarden niet nakomt, kan haar machtiging ambtshalve worden ingetrokken of geweigerd door een beslissing van de Minister van Financiën.

De intrekking van de machtiging treedt in werking vanaf 1 januari volgend op de datum van betekening van de beslissing.

Art. 63^18/6

Vanaf het derde kalenderjaar waarvoor de erkenning of de machtiging wordt verleend, kan de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde de toelating verlenen aan de erkende of gemachtigde instelling om de in de artikelen 63^18/1, § 7, eerste lid, 2°, b, en 63^18/5, § 4, eerste lid, 3°, b, vermelde afschriften van de tijdens dat jaar uitgereikte ontvangstbewijzen en een verzamelstaat of -attest niet in te dienen langs elektronische weg zolang zij en, in voorkomend geval, de persoon die gemachtigd is de bedoelde ontvangstbewijzen en een verzamelstaat of -attest namens hen in te dienen, niet over de nodige geïnformatiseerde middelen beschikken om aan deze verplichting te voldoen. In dit geval moet de indiening van deze ontvangstbewijzen en een verzamelstaat of -attest geschieden op papier.

De toelating vermeldt de na te leven voorwaarden en kan steeds worden ingetrokken.

Art. 63^18/7

In het geval bedoeld in artikel 145^33, § 3, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt in afwijking van de artikelen 63^18/1, § 7, eerste lid, 2°, a, en 63^18/5, § 4, eerste lid, 3°, a, de grens van 20 pct. ingesteld inzake het dekken van kosten van algemeen beheer, berekend op het geheel van de bestaansmiddelen van alle aard van de verschillende activiteiten, vooraf verminderd met die welke voortkomen van andere erkende of gemachtigde instellingen.

III. Algemeen

A. Wat?

145^33/2

Giften in geld aan erkende instellingen en giften in geld of in de vorm van kunstwerken (zie nummer 145^33/31) aan rijksmusea en aan sommige openbare machten welke die giften voor hun musea bestemmen, komen onder bepaalde voorwaarden in aanmerking voor een federale belastingvermindering.

De belastingvermindering is gelijk aan 45 % van de werkelijk gedane gift.

Voor belastingvermindering komen niet alleen de erkende instellingen gevestigd in België, maar ook instellingen gevestigd in een andere lidstaat van de EER die gelijkwaardig zijn aan de in aanmerking komende Belgische instellingen en die, in voorkomend geval, op vergelijkbare wijze zijn erkend in die lidstaat (art. 145^33, § 1 en 2, WIB 92 – zie nummer 145^33/4).

B. Aard van de giften

145^33/3

De belastingvermindering is van toepassing op:

- giften in geld van minstens 25 euro per kalenderjaar en per instelling (40 euro geïndexeerd voor aj. 2018) die gedaan zijn aan erkende instellingen (zie nummer 145^33/4)

- giften in geld of in de vorm van kunstwerken gedaan aan Rijksmusea en, op voorwaarde dat die openbare machten ze voor hun musea bestemmen, aan gemeenschappen en gewesten, provincies, gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Enkel kunstwerken waarvan de minister van Financiën de geldwaarde heeft vastgesteld en erkend heeft dat zij behoren tot het roerend cultureel erfgoed van het land of dat zij internationale faam genieten, komen in aanmerking (zie nummer 145^33/30).

De instelling moet een kwijtschrift uitreiken voor de giften die zij ontvangt.

Het totale bedrag van de giften waarvoor de vermindering wordt verleend mag, per belastbaar tijdperk, niet meer bedragen dan 10 % van het totale netto-inkomen, met uitsluiting van de inkomsten die overeenkomstig artikel 171 worden belast, noch meer bedragen dan 250.000 euro (376.350 euro geïndexeerd voor aj. 2018).

In geval van een gemeenschappelijke aanslag van de echtgenoten wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het belaste inkomen van elk der echtgenoten (overeenkomstig art. 130) ten opzichte van de som van de belaste inkomens van de beide echtgenoten (overeenkomstig art. 130).

Opmerkingen

Het grensbedrag van 25 euro (40 euro geïndexeerd voor aj. 2018) wordt beoordeeld voor alle giften samen die de schenker in eenzelfde kalenderjaar betaald heeft aan eenzelfde instelling (bijvoorbeeld 12 maandelijkse stortingen van 4 euro) tijdens een kalenderjaar.

De vermelding van het woord 'gift' op de overschrijving is geen wettelijke voorwaarde.

Het moet om eigenlijke giften gaan. Indien de gift eerder de tegenprestatie vormt voor de levering van een goed of de verlening van een dienst, komt ze dus niet in aanmerking voor het betreffende belastingvoordeel (zie PV nr. 264, 26.03.2015, Vercamer, Kamer, QRVA 54 029, blz. 181-182).

C. Welke instellingen?

145^33/4

Alleen giften aan erkende instellingen kunnen recht geven op de belastingvermindering.

Er zijn 3 categorieën:

- instellingen opgenomen in de wet (zie nummer 145^33/5)

- instellingen erkend of gemachtigd door de minister van Financiën (zie nummer 145^33/6)

- instellingen gevestigd in een andere lidstaat van de EER (zie nummer 145^33/7).

1. Instellingen opgenomen in de wet (art. 145^33, § 1, eerste lid, 1°, a, b, c, f, g, h en 4°, lid 1, WIB 92)

145^33/5

De volgende instellingen zijn gevestigd in België en zijn uitdrukkelijk opgenomen in de wet:

- de universiteiten en erkende universitaire ziekenhuizen (die binnen het toepassingsgebied vallen van het decreet van 12.06.1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap of van het decreet van 05.09.1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden van de Franse Gemeenschap en de erkende universitaire ziekenhuizen)

- de rechtspersonen onder de vorm van een stichting, die door voormelde erkende universitaire ziekenhuizen of gelijkwaardige instellingen specifiek worden opgericht voor het beheer van de gelden ontvangen in het kader van liefdadigheid, waaronder de giften in geld (art. 145^33, § 1, eerste lid, 1°, a), in fine, WIB 92 - vanaf aj. 2018)

- de hogescholen (die binnen het toepassingsgebied vallen van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 20.12.2013 tot bekrachtiging van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs, gecodificeerd op 11.10.2013, of van het decreet van de Franse Gemeenschap van 07.11.2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, of van het bijzonder decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 21.02.2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool)

- de Koninklijke academiën

- het Federaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Fonds fédéral de la Recherche scientifique – FFWO/FFRS

- het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek–Vlaanderen – FWO

- het 'Fonds de la Recherche scientifique - FNRS - FRS-FNRS'

- de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW)

- het Rode Kruis van België

- de Koning Boudewijnstichting

- het Europees Centrum voor Vermiste en Seksueel Uitgebuite Kinderen - België - Stichting naar Belgisch recht

- het Paleis voor Schone Kunsten

- de Koninklijke Muntschouwburg

- het Nationaal Orkest van België

- de Nationale Kas voor Rampenschade ten bate van het Nationaal Fonds voor Algemene Rampen of het Nationaal Fonds voor Landbouwrampen evenals de provinciale rampenfondsen

- de beschutte werkplaatsen die, ter uitvoering van de wetgeving betreffende de sociale reclassering van de mindervaliden, opgericht of erkend zijn door de gewestregering of door de bevoegde instelling

- de Rijksmusea en, op voorwaarde dat de giften voor hun musea worden bestemd, de gemeenschappen en gewesten, de provincies, de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Door 'koninklijke academiën' heeft de fiscale wetgever alleen de nationale academiën bedoeld, d.w.z. de bij bijzondere wet opgerichte geleerde genootschappen van vooraanstaande vertegenwoordigers van wetenschappen, letteren en kunsten, maar niet de andere instellingen van heterogene aard, zoals bv. gespecialiseerde scholen voor kunsten of ambachten, ook al zijn sommige ervan eveneens gemachtigd de naam koninklijke academie te voeren.

Alleen giften in geld aan onderstaande academiën komen in aanmerking voor aftrek krachtens art. 145^33, § 1, eerste lid, 1°, a, WIB 92:

1. Académie Royale de Langue et de Littérature Françaises
2. Académie Royale de Médecine de Belgique
3. Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique
4. Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België
5. Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal‑ en Letterkunde
6. Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen/Académie Royale des Sciences d'Outre‑Mer
7. Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België.

Nieuwe categorie vanaf aj. 2018: de stichtingen opgericht door erkende universitaire ziekenhuizen.

Ingevolge de wet van 04.05.2018 tot wijziging van het WIB 92 genieten van een belastingvermindering de belastingplichtige natuurlijke personen die giften in geld doen aan rechtspersonen onder de vorm van een stichting, die door voormelde erkende universitaire ziekenhuizen of gelijkwaardige instellingen specifiek worden opgericht voor het beheer van de gelden ontvangen in het kader van liefdadigheid, waaronder de giften in geld.

Deze bepaling heeft tot doel om de bestaande ongelijkheid weg te werken tussen universitaire ziekenhuizen enerzijds en hun liefdadigheidsinstellingen met een afzonderlijke rechtspersoonlijkheid anderzijds.

Aangezien deze entiteit een afzonderlijke rechtspersoon uitmaakt, kon deze niet genieten van de expliciete vermelding van de erkende universitaire ziekenhuizen in artikel 145^33, § 1, WIB 92. Het gevolg was dat de entiteit het 'gemeenrechtelijke' regime moest ondergaan, en bijgevolg telkens een aanvraag tot erkenning moest indienen. Om dit probleem op te lossen worden voormelde entiteiten voortaan expliciet opgenomen in het artikel 145^33, § 1, WIB 92.

De belastingvermindering is uitgebreid tot de giften gedaan aan de rechtspersonen onder de vorm van een stichting, die door voormelde erkende universitaire ziekenhuizen of gelijkwaardige instellingen specifiek worden opgericht voor het beheer van de gelden ontvangen in het kader van liefdadigheid, waaronder de giften in geld.

Zoals dit het geval is voor de erkende universitaire ziekenhuizen, is voortaan geen enkele specifieke erkenningsprocedure vereist opdat de stichtingen fiscale attesten van giften kunnen uitvaardigen.

2. Instellingen erkend of gemachtigd door de minister van Financiën (art. 145^33, § 1, eerste lid, 1°, b, d, e, g, i tot l, 2° en 3°, WIB 92)

145^33/6

De andere instellingen die gevestigd zijn in België en die een erkenning of machtiging willen verkrijgen, moeten een aanvraag (zie nummer 145^33/23) indienen en moeten aan de algemene en bijzondere voorwaarden voldoen.

De volgende instellingen kunnen erkend worden (overeenkomstig artikel 63^18/1, §1 en 63^18/5 van het KB/WIB 92):

1. de instellingen voor wetenschappelijk onderzoek
2. de instellingen die oorlogsslachtoffers bijstaan
3. de instellingen die mindervaliden, bejaarden, beschermde minderjarigen of behoeftigen bijstaan
4. de instellingen voor hulpverlening aan ontwikkelingslanden
5. de culturele instellingen
6. de instellingen voor hulpverlening aan slachtoffers van rampen die de toepassing rechtvaardigen van de wet van 12.07.1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen
7. de instellingen die zich bezighouden met het natuurbehoud of de bescherming van het leefmilieu
8. de instellingen die hulp verlenen aan slachtoffers van zeer grote industriële ongevallen
9. de instellingen die het behoud of de zorg van monumenten en landschappen ten doel hebben
10. instellingen die duurzame ontwikkeling ten doel hebben
11. vzw's waarvan het doel erin bestaat dierenasielen te beheren.

Door het KB van 26.12.2013 (BS 31.12.2013) opgeheven en vervangen door het KB 04.08.2014 (BS 18.08.2014), worden culturele instellingen en instellingen die het behoud of de zorg van monumenten en landschappen ten doel hebben niet langer meer bij KB erkend. Op voorstel van de Raad van State heeft de Koning de minister van Financiën gemachtigd de erkenning te verlenen via MB. Deze gewijzigde procedure is van toepassing op de aanvragen tot erkenning die vanaf 01.01.2014 ingediend werden of worden voor de erkenningsjaren 2015 en volgende (zie MPV nr. 22925, 31.03.2014, Gilkinet, Kamer, CRIV 53 COM 963, blz. 2-4).

De dienst Giften publiceert een lijst van de instellingen die erkend zijn door de minister van Financiën.

3. Instellingen gevestigd in een andere lidstaat van de EER (art. 145^33, § 1, eerste lid, 1° tot 3° en § 2, tweede lid, WIB 92)

145^33/7

Instellingen gevestigd in een andere lidstaat van de EER kunnen in België geen aanvraag tot erkenning indienen omdat ze niet gevestigd zijn in België.

De giften die een belastingplichtige aan dergelijke instellingen doet, kunnen onder bepaalde voorwaarden echter wel in aanmerking komen voor belastingvermindering.

Het moet gaan om een instelling uit een andere lidstaat van de EER die gelijkwaardig is aan een erkende Belgische instelling en die, in voorkomend geval, in die andere lidstaat op vergelijkbare wijze is erkend, dit wil zeggen volgens dezelfde voorwaarden waaronder de in België gevestigde instellingen worden erkend.

Aangezien de Belgische overheid geen verplichtingen kan opleggen aan buitenlandse instellingen, wordt aan de betrokken belastingplichtige de verplichting opgelegd de nodige bewijsstukken ter beschikking te houden van de administratie. Het gaat om bewijsstukken omtrent de aard van de begiftigde instelling, het eventueel erkend zijn van die instelling in het land van vestiging om giften te ontvangen volgens dezelfde voorwaarden als deze vereist voor de erkenning van Belgische instellingen, en de bewijsstukken inzake de effectieve betaling van de gift (memorie van toelichting wetsontwerp, 23.09.2009, Kamer, 52-2170/001, blz. 9-11).

IV. Erkenningsvoorwaarden

145^33/8

De erkenningsvoorwaarden voor in België gevestigde instellingen worden opgesomd in de art. 6318/1 tot 63^18/7 van het KB/WIB 92. Sommige voorwaarden zijn gemeenschappelijk voor alle categorieën, andere zijn specifiek naargelang het domein waarin de instelling haar werkzaamheden verricht.

Deze voorwaarden tot erkenning zijn enkel van toepassing op in België gevestigde instellingen. Giften aan gelijkwaardige instellingen gevestigd in een andere lidstaat van de EER kunnen evenwel ook recht geven op de belastingvermindering, mits deze instellingen op vergelijkbare wijze zijn erkend in die andere lidstaat (zie nummer 145^33/7).

A. Gemeenschappelijke voorwaarden

145^33/9

De volgende voorwaarden gelden voor alle categorieën van instellingen. De instelling moet:

- generlei gewin bejagen, noch voor zichzelf, noch voor haar organen, noch voor haar leden als zodanig

- rechtspersoonlijkheid bezitten en gevestigd zijn in België.

1. Generlei gewin bejagen, noch voor zichzelf, noch voor haar organen, noch voor haar leden als zodanig

145^33/10

Rechtspersonen die zich wel met verrichtingen van winstgevende aard bezighouden, worden belast in de vennootschapsbelasting en worden uitdrukkelijk uitgesloten van een erkenning.

Rechtspersonen die wel een stoffelijk voordeel trachten te verschaffen aan hun leden door in de statuten de mogelijkheid te voorzien tot dividenduitkering of de verdeling van het vermogen tussen de leden van de instelling in geval van ontbinding, worden aan de vennootschapsbelasting onderworpen.

Rechtspersonen die in België hun maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer hebben en die geen onderneming exploiteren of zich niet met verrichtingen van winstgevende aard bezighouden, of die niet aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen, zijn aan de rechtspersonenbelasting onderworpen (zie art. 220, 3°, WIB 92).

2. Rechtspersoonlijkheid bezitten en gevestigd zijn in België

145^33/11

De verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen verkrijgen rechtspersoonlijkheid volgens de bepalingen van de W 27.06.1921.

B. Bijzondere voorwaarden

1. Instellingen voor wetenschappelijk onderzoek

Instellingen die de oorlogsslachtoffers, de mindervaliden, de bejaarden, de beschermde minderjarigen of de behoeftigen bijstaan (misdeelden)

Instellingen voor hulpverlening aan ontwikkelingslanden

145^33/12

De werkzaamheden van die instellingen (art. 63^18/1, § 1, 1° tot 4°, 63^18/2, § 1 en 63^18/3, § 1, KB/WIB 92) moeten:

- worden uitgeoefend op het volledige grondgebied van een of meerdere lidstaten van de EER waar die instellingen actief zijn, of betrekking hebben op het centraliseren en coördineren van plaatselijke en gewestelijke werkzaamheden of werkzaamheden in meerdere lidstaten

- gericht zijn op wetenschappelijk onderzoek, op bijstand aan misdeelden (oorlogsslachtoffers, mindervaliden, bejaarden, beschermde minderjarigen, behoeftigen) of op hulpverlening aan ontwikkelingslanden

- de activiteiten aanvullen die op de hierboven vermelde gebieden worden verricht door de Belgische overheid – of door internationale instellingen waarvan België lid is.

De voorwaarde 'op het volledige grondgebied' vervangt de vroegere term 'nationaal', die werd ingevoegd om instellingen die slechts op lokaal vlak werkzaam zijn, van erkenning uit te sluiten. De wetgever wou daarmee versnippering vermijden opdat niet te veel instellingen zich op de belastingvrijstelling zouden kunnen beroepen en alleen instellingen van strikt algemeen belang in aanmerking te nemen (PV nr. 546, 22.12.2000, Josée Lejeune, QRVA 50 140, blz. 17726-17728 en PV nr. 944, 16.06.1997, Wauters, Kamer, Vragen en antwoorden, GZ 1996-1997-91).

De voorwaarde 'op het volledige grondgebied' wordt niet gesteld in gevallen van 'uitzonderlijke en dringende bijstand aan behoeftigen' (zie nummer 145^33/24).

Uitsluitend rechtspersonen komen in aanmerking om een erkenning te bekomen, en niet een bepaalde activiteit van de rechtspersonen.

De term 'misdeelden' heeft betrekking op de volgende categorieën van personen:

- oorlogsslachtoffers

- mindervaliden

- bejaarden

- beschermde minderjarigen

- behoeftigen.

De instelling die de misdeelden bijstaat, moet in haar aanvraag nauwkeurig de categorie(ën) van misdeelden vermelden.

Door instellingen die de misdeelden bijstaan worden in het bijzonder de 'filantropische' instellingen bedoeld die bedrijvig zijn op het gebied van de bijstand aan bepaalde categorieën van misdeelden, m.a.w. instellingen die de ondersteuning, de bijstand en de lotsverbetering van hulpbehoevende bejaarden, behoeftigen enz. tot doel hebben en hun menslievende daden stellen zonder dat daar een noemenswaardige tegenprestatie vanwege de begunstigden tegenover staat. Er kan dus geen erkenning worden verleend voor instellingen waarvan de werkzaamheden uitsluitend bestaan uit de huisvesting van en bijhorende diensten aan misdeelden (in het bijzonder bejaarden), tegen betaling van gangbare dag- of ligprijzen en er in feite geen specifieke en gratuite hulpverlening aan misdeelden wordt verstrekt.

De instellingen die actief zijn op het vlak van de hulpverlening aan ontwikkelingslanden vinden de nodige informatie betreffende haar specifieke vereisten op de website van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. De werkzaamheden van deze instellingen moeten aansluiten bij de doelstellingen zoals vermeld in de W 19.03.2013 betreffende de Belgische ontwikkelingssamenwerking (BS 12.04.2013 - PV nr. 523, 03.11.2004, Viseur, QRVA 51 069).

Bij instellingen voor wetenschappelijk onderzoek, instellingen die de misdeelden bijstaan of instellingen voor hulpverlening aan ontwikkelingslanden beslissen de minister van Financiën en de bevoegde organen van de staat of van de Gemeenschappen waaronder de bevoegde raadgevende instellingen ressorteren, gezamenlijk over de aanvraag om erkenning, eventueel na het advies van de voormelde raadgevende instellingen te hebben ingewonnen (art. 63^18/2, § 1, eerste lid, KB/WIB 92).

Om na te gaan of de instelling de voorwaarden inzake de werkzaamheden naleeft, vraagt de minister van Financiën een gemotiveerde beslissing aan de bevoegde organen (vermeld in art. 63^18/2, KB/WIB 92).

De minister van Financiën en de bevoegde organen van de staat of van de Gemeenschappen waaronder de bevoegde raadgevende instellingen ressorteren, mogen zich ervan onthouden het advies van die voormelde raadgevende instellingen in te winnen met betrekking tot de instellingen waarvoor, ter gelegenheid van een vroegere aanvraag om erkenning, reeds een advies is uitgebracht (art. 63^18/2, § 1, derde lid, KB/WIB 92).

2. Culturele instellingen

145^33/13

Deze instellingen (art. 63^18/1, § 1, 5°, 63^18/2, § 2 en 63^18/3, § 2, KB/WIB 92) moeten tegelijkertijd aan verschillende voorwaarden voldoen.

A. Ze moeten hun werkzaamheden verrichten op het vlak van de verspreiding van de cultuur, met name op het gebied van:

a. bescherming en luister van de taal
b. aanmoediging van de vorming van navorsers
c. schone kunsten met inbegrip van toneel en film;
d. cultureel patrimonium, musea en andere wetenschappelijk - culturele instellingen
e. bibliotheken, discotheken en soortgelijke diensten
f. radio-omroep en televisie
g. jeugdbeleid
h. permanente opvoeding en culturele animatie
i. lichamelijke opvoeding, sport en openluchtleven
j. vrijetijdsbesteding en toerisme.

Omdat onderwijs niet behoort tot de culturele aangelegenheden zoals bedoeld in art. 127, § 1, 1° van de Grondwet, komen instellingen die rechtstreeks of onrechtstreeks tot doel hebben onderwijs of buitengewoon onderwijs in te richten, te verstrekken, te bevorderen of te ondersteunen evenmin in aanmerking voor een erkenning als culturele instelling.

B. Ze moeten wegens hun werkzaamheden door de staat of door één van de gemeenschappen worden gesubsidieerd

Om aan te tonen dat aan de subsidievoorwaarde is voldaan, is het voldoende dat de instelling een eensluidend verklaard afschrift voorlegt van het document waaruit blijkt dat zij voor de periode waarop de aanvraag slaat door een van de bedoelde overheden zal worden gesubsidieerd of wanneer dergelijke beslissing nog niet is getroffen, een afschrift van het document waaruit blijkt dat zij voor het laatste aan die periode voorafgaande jaar is gesubsidieerd.

De instelling moet het bewijs van die subsidiëring leveren voor elk jaar van de erkenningsperiode (art. 63^18/3, § 2, 2° en art. 63^18/4, 1ste lid, b) en tweede lid, KB/WIB 92).

Instellingen die slechts door lagere overheden (de gewesten, de provincies, de gemeenten, ...) worden gesubsidieerd, komen niet voor erkenning in aanmerking.

C. Tot slot moeten ze met hun invloedsgebied één van de gemeenschappen of het gehele land bestrijken.

De instellingen die slechts op lokaal vlak werkzaam zijn worden uitgesloten.

Om na te gaan of de instelling de voorwaarden inzake de werkzaamheden naleeft, vraagt de minister van Financiën een gemotiveerd advies aan de regering van de Gemeenschap waaronder het invloedsgebied van de aanvragende instelling ressorteert.

De voorwaarde 'op het volledige grondgebied' vervangt de vroegere term 'nationaal', die werd ingevoegd om instellingen die slechts op lokaal vlak werkzaam zijn, van erkenning uit te sluiten. De wetgever wou daarmee versnippering vermijden opdat niet te veel instellingen zich op de belastingvrijstelling zouden kunnen beroepen en alleen instellingen van strikt algemeen belang in aanmerking te nemen (PV nr. 546, Josée Lejeune, 22.12.2000, QRVA 50 140, blz. 17726-17728 en PV nr. 944, 16.06.1997, Wauters, Kamer, Vragen en antwoorden, GZ 1996-1997-91).

Opgelet

Voor de aanvragen tot erkenning of hernieuwing van de erkenning ingediend vóór 01.01.2014, werd de erkenning verleend door de Koning, op voorstel van de minister van Financiën.

Voor de aanvragen tot erkenning of hernieuwing van de erkenning ingediend vanaf 01.01.2014, is de minister van Financiën gemachtigd om de erkenning te verlenen. Zijn beslissing wordt aan de aanvragende instelling betekend (art. 63^18/2, § 2, tweede en derde lid, KB/WIB 92, zoals gewijzigd bij KB 04.08.2014 tot wijziging van het KB/WIB 92, wat betreft de omzetting van de aftrek van giften in een belastingvermindering en wat betreft de bepalingen inzake de erkenning van instellingen die giften kunnen ontvangen (BS 18.08.2014).

3. Instellingen die hulp verlenen aan slachtoffers van erkende rampen

145^33/14

Deze instellingen (art. 145^33, § 1, 1°, g, WIB 92, art. 63^18/1, § 1, 6°, art. 63^18/2, § 3 en art. 63^18/3, § 3, KB/WIB 92) moeten werkzaamheden uitoefenen die gericht zijn op hulpverlening aan slachtoffers van rampen die de toepassing rechtvaardigen van de wet van 12.07.1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen.

Alhoewel niet uitdrukkelijk vermeld in het KB/WIB 92, moeten de werkzaamheden van deze instellingen gericht zijn op hulpverlening aan slachtoffers van erkende rampen in België. De wet van 12.07.1976 is immers enkel van toepassing op rampen die zich voordoen op het Belgisch grondgebied.

De ramp moet officieel erkend zijn als ramp door de bevoegde instanties.

Een aanvraag om erkenning is eveneens geldig ingediend binnen een termijn van 3 maanden vanaf de datum van de aanvang van de hulpverlening door de betrokken instelling (art. 63^18/1, § 5, tweede lid, KB/WIB 92).

De instelling kan een aanvraag indienen om erkend te worden als instelling die hulp verleent aan slachtoffers van erkende rampen direct na de erkenning van de ramp (zie nummer 145^33/24).

De voorwaarde dat de werkzaamheden nationaal moeten zijn, is niet gesteld voor instellingen voor hulpverlening aan slachtoffers van rampen.

Alleen de minister van Financiën beslist over de aanvragen om erkenning. Zijn beslissing wordt aan de aanvragende instelling betekend.

Door de zesde staatshervorming zijn rampen vanaf 01.07.2014 een bevoegdheid geworden van de gewesten.

4. Instellingen die zich bezighouden met het natuurbehoud of de bescherming van het leefmilieu

145^33/15

Deze instellingen (art. 145^33, § 1, 1°, i, WIB 92; art. 63^18/1, § 1, 7°, 63^18/2, § 4 en 63^18/3, § 4, KB/WIB 92) moeten:

a. in een lidstaat van de EER werkzaamheden uitoefenen die gericht zijn op het natuurbehoud en/of de bescherming van het leefmilieu
b. een belangrijke rol spelen bij de bewustmaking van de bevolking en de milieuopvoeding van de jeugd
c. aantonen dat hun activiteiten een doorlopend en duurzaam karakter omvatten zodat instellingen die eenmalige of gelegenheidsacties uitoefenen, uitgesloten zijn
d. sedert ten minste twee volledige kalenderjaren die de periode waarvoor de erkenning wordt gevraagd voorafgaat, de rechtspersoonlijkheid bezitten en voormelde activiteiten uitoefenen
e. wegens hun werkzaamheden door de federale overheid of door één van de Gewesten worden gesubsidieerd
f. met hun invloedsgebied zich over meer dan één gemeente uitstrekken.

Om na te gaan of de instelling de voorwaarden inzake de werkzaamheden naleeft, vraagt de minister van Financiën een gemotiveerde beslissing aan de minister van Leefmilieu.

5. Instellingen die hulp verlenen aan slachtoffers van zeer grote industriële ongevallen

145^33/16

De werkzaamheden van deze instellingen (art. 145^33, § 1, 3°, WIB 92; art. 63^18/1 § 1, 8°, 63^18/2, § 5 en 63^18/3, § 5, KB/WIB 92) moeten:

a. gericht zijn op hulpverlening, hetzij in België, hetzij in het buitenland, aan slachtoffers van zeer grote industriële ongevallen
b. de activiteiten aanvullen die op het hierboven vermelde gebied worden verricht door de federale overheid of door internationale instellingen waarvan België lid is.

Om na te gaan of de instelling de voorwaarden inzake de werkzaamheden naleeft, vraagt de minister van Financiën een gemotiveerde beslissing aan de minister van Buitenlandse Zaken.

6. Instellingen die het behoud of de zorg voor monumenten en landschappen ten doel hebben

145^33/17

Deze instellingen (art. 145^33, § 1, 1°, j, WIB 92; art. 63^18/1 § 1, 9°, 63^18/2, § 6 en 63^18/3, § 6, KB/WIB 92) moeten:

a. hun werkzaamheden in België verrichten die gericht zijn op het behoud of de zorg van monumenten en landschappen
b. wegens hun werkzaamheden door de staat, door één van de Gewesten of de Duitstalige Gemeenschap worden gesubsidieerd
c. met hun invloedsgebied één van de Gewesten, de Duitstalige Gemeenschap of het gehele land bestrijken. De instellingen die alleen op lokaal vlak werkzaam zijn, worden uitgesloten.

Om na te gaan of de instelling de voorwaarden inzake de werkzaamheden naleeft, vraagt de minister van Financiën een gemotiveerd advies aan:

a. de regering van het Gewest waaronder het invloedsgebied van de aanvragende instelling ressorteert
b. de regering van de Duitstalige Gemeenschap wanneer het invloedsgebied van de aanvragende instelling zich uitstrekt in het Duitse taalgebied.

Zijn beslissing wordt aan de aanvragende instelling betekend.

Opgelet

Deze instellingen mogen enkel werkzaamheden verrichten in België.

Voor de aanvragen tot erkenning of hernieuwing van de erkenning ingediend vóór 01.01.2014, werd de erkenning verleend door de Koning, op voorstel van de minister van Financiën.

Voor de aanvragen tot erkenning of hernieuwing van de erkenning ingediend vanaf 01.01.2014, is de minister van Financiën gemachtigd om de erkenning te verlenen. Zijn beslissing wordt aan de aanvragende instelling betekend (art. 63^18/2, § 6, tweede en derde lid, KB/WIB 92, zoals gewijzigd bij KB 04.08.2014 'tot wijziging van het KB/WIB 92, wat betreft de omzetting van de aftrek van giften in een belastingvermindering en wat betreft de bepalingen inzake de erkenning van instellingen die giften kunnen ontvangen' (BS 18.08.2014).

7. Instellingen die duurzame ontwikkeling ten doel hebben

145^33/18

Deze instellingen (art. 145^33, § 1, 1°, l, WIB 92; art. 63^18/1, § 1, 10°, 63^18/2, § 7, 63^18/3, § 7 en 68^18/4, al. 1, f, KB/WIB 92) moeten:

- hun werkzaamheden in België verrichten die gericht zijn op de duurzame ontwikkeling

- wegens hun werkzaamheden worden gesubsidieerd door de staat

- met hun invloedsgebied één van de Gewesten, de Duitstalige Gemeenschap of het gehele land bestrijken. De instellingen die slechts op lokaal vlak werkzaam zijn worden uitgesloten

De minister van Financiën en de minister tot wiens bevoegdheid de duurzame ontwikkeling behoort, beslissen gezamenlijk over de aanvraag om erkenning.

Opgelet

Deze instellingen mogen enkel werkzaamheden verrichten in België.

8. Vzw's waarvan het doel erin bestaat dierenasielen te beheren

145^33/19

Deze vzw's (art. 145^33, § 1, 1°, k, WIB 92; art. 63^18/5, KB/WIB 92) moeten hun werkzaamheden richten op het beheer van dierenasielen zoals gedefinieerd door het KB 27.04.2007 (BS 06.07.2007) met de erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren.

Het asiel moet vooraf erkend worden als dierenasiel door de bevoegde instanties (zoals bepaald in art. 5, W 14.08.1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren - BS 03.12.1986). Door de zesde staatshervorming is de bevoegdheid Dierenwelzijn vanaf 01.07.2014 overgedragen aan de gewesten. Meer informatie omtrent de erkenning als dierenasiel is terug te vinden op de website van de bevoegde instanties:

a) het Vlaamse Gewest: Vlaamse overheid - Departement Leefmilieu, Natuur en Energie
b) het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Brussels Hoofdstedelijk Gewest - Leefmilieu Brussel
c) het Waalse Gewest: Service Public de Wallonie - Direction Générale opérationnelle de l'Agriculture, des Ressources naturelles et de l'Environnement.

De minister van Financiën beslist alleen over de machtiging. Zijn beslissing wordt aan de aanvragende vzw betekend.

C. Meerdere activiteiten

1. Algemeen

145^33/20-22

De instellingen mogen meer dan één van de voor erkenning in aanmerking komende activiteiten uitoefenen. In dat geval moeten zij weliswaar voor elk van die activiteiten voldoen aan de voorwaarden om te kunnen worden erkend (art. 145^33, § 3, al. 2, WIB 92).

Wanneer de instelling binnen haar activiteiten een culturele activiteit uitoefent of het behoud of de zorg voor monumenten en landschappen ten doel heeft (art. 145^33, § 1, eerste lid, 1°, d of j, WIB 92) en de aanvraag werd ingediend vóór 01.01.2014, dan werd zij erkend bij KB. Aanvragen voor deze 2 categorieën die vanaf 01.01.2014 worden ingediend voor een erkenning voor het kalenderjaar 2015 en volgende, worden bij MB erkend.

V. Aanvraagprocedure tot erkenning

A. Termijnen

1. Gewone aanvraagtermijn

145^33/23

De erkenningsaanvragen moeten schriftelijk ingediend worden bij de minister van Financiën, Wetstraat 12 te 1000 Brussel.

Die aanvraag moet de instelling ten laatste op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan de periode waarvoor zij de erkenning aanvraagt, indienen. De termijn voor het indienen van de aanvraag mag evenwel niet korter zijn dan drie maanden vanaf de datum waarop de aanvragende instelling rechtspersoonlijkheid verkrijgt.

Voorbeeld 1: algemeen principe

Een instelling moet haar aanvraag voor het erkenningsjaar 2018 ten laatste op 31.12.2017 indienen. Dit is de uiterste indieningstermijn.

Om vertragingen op het einde van het jaar te vermijden, raadt de administratie de instellingen aan om hun hernieuwing van de aanvraag zo vroeg mogelijk in te dienen d.w.z. van zodra de vereiste stukken voor de desbetreffende periode beschikbaar zijn.

Voorbeeld 2: uitzondering

Een instelling verkrijgt rechtspersoonlijkheid op 17.11.2017. Om geldig te zijn voor het erkenningsjaar 2018 moet de aanvraag ten laatste op 17.02.2018 ingediend worden bij de minister van Financiën. De instelling moet immers 3 maanden de tijd krijgen om haar aanvraagdossier voor te bereiden en in te dienen.

2. Bijzondere aanvraagtermijnen

145^33/24

Slachtoffers van rampen en industriële ongevallen (art. 63^18/1, § 1, 6° en 8° en § 5, tweede lid, KB/WIB 92)

In afwijking van het voorgaande kan voor de instellingen die hulp verlenen aan slachtoffers van rampen en zeer grote industriële ongevallen een aanvraag om erkenning geldig worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden vanaf de datum van de aanvang van de hulpverlening door de betrokken instelling.

In die gevallen wordt de erkenning toegestaan voor een periode van ten hoogste 3 kalenderjaren. Wat het eerste kalenderjaar betreft, geldt de erkenning pas vanaf de aanvang van de hulpverlening.

Uitzonderlijke en dringende bijstand aan behoeftigen (art. 63^18/1, § 1, 3° en § 6, KB/WIB 92)

Voor de instellingen die de misdeelden bijstaan kan de erkenning in gevallen van uitzonderlijke en dringende bijstand aan behoeftigen worden toegestaan wanneer:

- de werkzaamheden van de instelling die bijstand verleent, niet nationaal zijn of niet gericht zijn op bijstand aan behoeftigen. De woorden 'niet nationaal zijn' in artikel 63^18/1, § 6, eerste lid, eerste streepje, KB/WIB 92, moeten worden begrepen als 'die niet op het volledige grondgebied actief zijn' (KB 04.08.2014, BS 18.08.2014, Verslag aan de Koning, punt 1, al. 5)

- de aanvraag om erkenning niet voorafgaat aan de bijstand.

In die gevallen moet de aanvraag om erkenning uiterlijk 6 maanden na de aanvang van de bijstand worden ingediend en wordt de erkenning beperkt tot een maximumduur van 3 opeenvolgende kalenderjaren.

B. Erkenningsjaren

145^33/25

De erkenning wordt voor een maximumperiode van 6 opeenvolgende kalenderjaren toegestaan.

De toekenning wordt op de volgende manier over drie achtereenvolgende erkenningen gespreid:

- 2 jaar voor de eerste erkenning

- 4 jaar voor de tweede erkenning

- 6 jaar vanaf de derde erkenning.

Die perioden kunnen ingekort worden als dat nodig is.

Uitzondering

In geval van:

- hulp aan slachtoffers van natuurrampen

- hulp aan slachtoffers van zeer grote industriële ongevallen

- uitzonderlijke en dringende bijstand aan behoeftigen

wordt de erkenning toegestaan voor een periode van ten hoogste 3 opeenvolgende kalenderjaren. Voor het eerste kalenderjaar geldt de erkenning pas vanaf de aanvang van de hulpverlening.

C. Erkenningsaanvraag en bijlagen (art. 63^18/1, § 1, § 7, KB/WIB 92)

1. Documenten en verbintenisverklaring

145^33/26

Bij de aanvraag tot erkenning moet de instelling de volgende documenten, in drievoud, toevoegen:

- een afschrift van de statuten en van de lijst van de bestuurders en van alle eventuele wijzigingen zoals gepubliceerd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad en/of neerlegging bij de griffie van de rechtbank van koophandel

- werkingsverslagen, activiteitenkalender, publicaties, programma's...
De instellingen die actief zijn op het vlak van de hulpverlening aan ontwikkelingslanden vinden de nodige informatie op de website van de Belgische ontwikkelingssamenwerking

- een voor eensluidend verklaard afschrift van elk van de volgende documenten, gedagtekend en ondertekend door een persoon die wettelijk bevoegd is om de instelling te verbinden, van:

* de rekening van ontvangsten en uitgaven van het laatst afgesloten boekjaar (gedetailleerd en met aanduiding van de kosten van algemeen beheer)
* de begroting van het lopende boekjaar (gedetailleerd en met aanduiding van de kosten van algemeen beheer)
* documenten waaruit blijkt dat de instelling wegens haar werkzaamheden wordt gesubsidieerd (enkel voor de culturele instellingen, de instellingen die zich bezighouden met het natuurbehoud of de bescherming van het leefmilieu, de instellingen die het behoud of de zorg voor monumenten en landschappen ten doel hebben en de instellingen die duurzame ontwikkeling ten doel hebben)
* het erkenningsbewijs afgeleverd overeenkomstig het KB 27.04.2007 houdende erkenningsvoorwaarden voor inrichtingen voor dieren en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren, en dit voor de volledige periode waarvoor de erkenning wordt gevraagd (enkel voor de instellingen waarvan het doel erin bestaat dierenasielen te beheren)

- een verbintenisverklaring (gedagtekend en ondertekend door een persoon die wettelijk bevoegd is om de instelling te verbinden) met de volgende tekst:

De … … … (rechtsvorm, maatschappelijke benaming en zetel van de instelling) verbindt er zich toe:

a) tot het dekken van de kosten van algemeen beheer geen hoger bedrag te zullen besteden dan 20 % van haar bestaansmiddelen van alle aard, vooraf verminderd met die welke voortkomen van andere erkende instellingen
b) aan de schenkers een ontvangstbewijs uit te reiken waarvan het model door de minister van Financiën of zijn gedelegeerde wordt vastgesteld, en aan de administratie bevoegd voor de vestiging van de belasting binnen 2 maanden na het einde van ieder kalenderjaar van de periode waarvoor de erkenning is toegestaan, langs elektronische weg een afschrift van de tijdens dat jaar uitgereikte ontvangstbewijzen en een verzamelstaat of –attest daarvan te bezorgen overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de minister van Financiën of zijn gedelegeerde
c) de ambtenaren van de administratie bevoegd voor de vestiging van de belasting toe te staan haar boekhouding te controleren telkens als zij dat nuttig achten
d) aan de diensten die worden aangewezen door de voor de erkenning bevoegde organen van de staat, van de Gewesten of van de Gemeenschappen, binnen een maand na het eerste verzoek van die diensten, alle inlichtingen te verstrekken die voor het onderzoek van de aanvraag om erkenning nuttig zijn.

Een instelling die een erkenning wenst voor meerdere categorieën, moet een gedetailleerde omschrijving geven van al haar verschillende werkzaamheden en moet een werkingsverslag en activiteitenkalender van al haar projecten van het verstreken en lopende kalenderjaar voorleggen. De instelling moet ook, in de rekeningen van de ontvangsten en uitgaven die zij aan de administratie voorlegt, duidelijk aangeven op welke activiteit zij betrekking hebben.

Als de instelling zich bezighoudt met meerdere categorieën, dan moet ze alle documenten opsturen in 4 exemplaren in het geval van 2 activiteiten, 5 exemplaren in het geval van 3 activiteiten, enz.

2. Aangepaste verbintenisverklaring voor instellingen waarvan het doel erin bestaat dierenasielen te beheren

145^33/27

Voor de instellingen waarvan het doel erin bestaat dierenasielen te beheren (art. 63^18/5, § 4, KB/WIB 92), moet de tekst van de verbintenisverklaring als volgt luiden:

De … … … (rechtsvorm, maatschappelijke benaming en zetel van de instelling) verbindt er zich toe:

a) tot het dekken van de kosten van algemeen beheer geen hoger bedrag te zullen besteden dan 20 % van haar bestaansmiddelen van alle aard, vooraf verminderd met die welke voortkomen van andere erkende of gemachtigde instellingen
b) aan de schenkers een ontvangstbewijs uit te reiken waarvan het model door de minister van Financiën of zijn gedelegeerde wordt vastgesteld, en bij de administratie bevoegd voor de vestiging van de belasting binnen 2 maanden na het einde van ieder kalenderjaar van de periode waarvoor de machtiging is toegestaan, langs elektronische weg een afschrift van de tijdens dat jaar uitgereikte ontvangstbewijzen en een verzamelstaat of –attest daarvan in te leveren overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de minister van Financiën of zijn gedelegeerde
c) de ambtenaren van de administratie bevoegd voor de vestiging van de belasting toe te staan haar boekhouding te controleren telkens als zij dat nuttig achten
d) aan de diensten bevoegd voor de machtiging, binnen een maand na het eerste verzoek van die diensten, alle inlichtingen te verstrekken die voor het onderzoek van de aanvraag om machtiging nuttig zijn.

D. Hernieuwing van de erkenning

145^33/28

De procedure voor een hernieuwing van de erkenning is dezelfde als die voor de eerste erkenning. De instelling moet dezelfde documenten meesturen. Voor de statuten moet de instelling alleen de wijzigingen vermelden die sinds de vorige aanvraag zijn gebeurd.

E. Intrekking of weigering van de erkenning

145^33/29

Wanneer een instelling één van de voor haar gestelde voorwaarden niet nakomt, kan haar erkenning ambtshalve worden ingetrokken of geweigerd (art. 63^18/4 en 63^18/5, § 7, KB/WIB 92).

De intrekking van de erkenning treedt in werking vanaf 1 januari volgend op de datum van de betekening van de beslissing.

De intrekking gebeurt bij gezamenlijke beslissing van de minister van Financiën en:

- de bevoegde organen van de staat of van de Gemeenschappen of

- de medebevoegde minister.

Deze organen hebben een beslissingsbevoegdheid over de werkzaamheden van de instelling en zijn daarom ook medebevoegd om de erkenning in te trekken of te weigeren.

Voor culturele instellingen en instellingen die het behoud en de zorg van monumenten en landschappen tot doel hebben:

- voor de aanvragen om erkenning of hernieuwing van de erkenning ingediend vóór 01.01.2014, gebeurt de intrekking van de erkenning door de Koning op voorstel van de minister van Financiën in toepassing van de art. 3 en 6, KB van 04.08.2014 'tot wijziging van het KB/WIB 92, wat betreft de omzetting van de aftrek van giften in een belastingvermindering en wat betreft de bepalingen inzake de erkenning van instellingen die giften kunnen ontvangen', BS 18.08.2014.
De intrekking van de erkenning treedt in werking vanaf 1 januari volgend op de bekendmaking van het besluit waarbij de erkenning wordt ingetrokken in het Staatsblad

- voor de aanvragen om erkenning of hernieuwing van de erkenning ingediend vanaf 01.01.2014 gebeurt de intrekking van de erkenning door beslissing van de minister van Financiën in toepassing van art. 5 en 6 van dat zelfde KB van 04.08.2014.
De intrekking van de erkenning treedt in werking vanaf 1 januari volgend op de datum van de betekening van de beslissing.

Voor de 4 onderstaande categorieën wordt de erkenning ingetrokken of geweigerd bij éénzijdige beslissing van de minister van financiën (de andere instanties hebben enkel een adviesbevoegdheid over de werkzaamheden):

a. instellingen die hulp verlenen aan slachtoffers van erkende rampen
b. culturele instellingen (voor de aanvragen ingediend vanaf 01.01.2014)
c. instellingen die het behoud of de zorg voor monumenten en landschappen ten doel hebben (voor de aanvragen ingediend vanaf 01.01.2014)
d. vzw's waarvan het doel erin bestaat dierenasielen te beheren.

VI. Giften in de vorm van kunstwerken (art. 145^33, § 1, eerste lid, 4° en § 4, WIB 92)

A. Algemeen

145^33/30

Giften aan erkende instellingen komen slechts voor belastingvermindering in aanmerking wanneer het giften in geld betreft.

Op dit algemeen principe bestaat 1 uitzondering: giften aan rijksmusea en, op voorwaarde dat de giften voor hun musea worden bestemd, giften aan gemeenschappen en gewesten, provincies, gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, komen ook voor de belastingvermindering in aanmerking wanneer de giften in de vorm van kunstwerken worden gedaan.

De giften in de vorm van kunstwerken zijn de enige vorm van giften in natura die recht geven op een belastingvermindering.

De schenker kan een belastingvermindering krijgen van 45 % van de vastgestelde geldwaarde van het kunstwerk, op voorwaarde dat de minister van Financiën erkent dat de kunstwerken behoren tot het roerend cultureel erfgoed van het land of dat zij internationale faam genieten. De bijzondere commissie bedoeld in art. 83^4 van het Wetboek der successierechten is onder meer belast met de schatting van de kunstwerken en geeft de minister van Financiën een bindend advies.

Het KB 26.08.2003 (BS 10.09.2003) regelt de samenstelling, de bevoegdheid, de opdracht en de werking van de bijzondere commissie (het draagt de zeer lange titel 'KB "houdende aanvullende regels betreffende de inbetalinggeving van kunstwerken ter voldoening van de successierechten", tot vaststelling van de nadere regels betreffende de betaling en de teruggave van de schattingskosten bedoeld in artikel 83^3 van het Wetboek der successierechten en in artikel 111, vijfde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van elk van de artikelen van de wet van 21.06.2001 tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de staat en tot wijziging van de regeling voor de afgifte van kunstwerken ter betaling van successierechten').

Het MB 30.01.2004 (BS 09.02.2004) regelt de werkwijze en de organisatie van de bijzondere commissie (MB 'houdende de werkwijze en de organisatie van de bijzondere commissie, belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten').

B. Begunstigde van de giften

145^33/31

De giften moeten gedaan worden:

- aan de Rijksmusea:

* de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België
* de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis
* het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika

- aan de met de Rijksmusea gelijkgestelde instellingen (zie nummer 145^33/32):

* de Koninklijke Bibliotheek van België
* het Koninklijk Belgische Instituut voor Natuurwetenschappen
* het Algemeen Rijksarchief en de Rijksarchieven in de provinciën
* het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium

- op voorwaarde dat zij voor hun musea worden bestemd, aan:

* de gemeenschappen (de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap)
* de gewesten (het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest);
* de provincies
* de gemeenten
* de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

C. Verduidelijking van het begrip 'museum'

145^33/32

De Internationale raad van de musea van de Unesco verstaat onder museum 'elke vaste inrichting, beheerd in het algemeen belang ten einde een geheel van elementen met culturele waarde (verzameling van artistieke, historische, wetenschappelijke en technische voorwerpen, planten en dierentuinen, aquariums) te bewaren, te bestuderen, met allerhande middelen tot hun recht te laten komen en hoofdzakelijk ten toon te stellen voor het genot van het publiek. Openbare bibliotheken en archiefcentra met permanente expositiezalen worden met musea gelijkgesteld' (http:/portal.unesco.org).

Ook giften ten voordele van een op te richten museum of met het oog op het oprichten van een museum mogen in aanmerking worden genomen (Verslag Commissie nr. 294, 03.03.1971, Senaat, zitting 1970-1971, blz. 6).

Giften in de vorm van kunstwerken die rechtstreeks zijn gedaan aan musea ‑ ongeacht hun aard (provinciaal, gemeentelijk enz.) ‑ die zelf rechtspersoonlijkheid hebben (bv. vzw) en dus een vermogen bezitten, onderscheiden van dat van de betrokken openbare machten of instellingen, komen niet in aanmerking voor de belastingvermindering.

D. Aard en bedrag van de giften in de vorm van kunstwerken

145^33/33

Het begrip 'gift' houdt in dat de schenker afstand doet van de volle eigendom. De gift van de naakte eigendom alleen komt niet voor de belastingvermindering in aanmerking.

De belastingvermindering bij de schenker is gelijk aan 45 % van de geldwaarde van de geschonken kunstwerken. De geldwaarde wordt op vraag van de schenker vastgesteld door de minister van Financiën op grond van een bindend advies van de bijzondere commissie.

De vastgestelde geldwaarde van de kunstwerken moet minimaal 25 euro bedragen (40 euro geïndexeerd voor aj. 2018). Het totale bedrag van de giften die de schenker in de loop van eenzelfde jaar in de vorm van kunstwerken en in geld gedaan heeft, is beperkt tot 10 % van het totale netto-inkomen, met een absoluut maximum van 250.000 euro (376.350 euro geïndexeerd voor aj. 2018).

De belastingvermindering is slechts mogelijk voor belastingplichtigen natuurlijke personen, al dan niet rijksinwoners. De schenkers moeten dus belastingplichtigen zijn die aan de personenbelasting (PB) of aan de belasting van niet-inwoners betreffende natuurlijke personen (BNI/nat.pers.) onderworpen zijn.

E. Kunstwerken die in aanmerking komen

145^33/34

De kunstwerken moeten:

- behoren tot het roerend cultureel erfgoed van het land of

- een internationale faam bezitten

- roerende goederen zijn: schilderijen, beeldhouwwerken, tekeningen, prenten, wandtapijten, boeken, manuscripten, juwelen, meubels, enz.

Onroerende goederen zijn uitgesloten, zelfs al hebben zij architectonisch een bijzonder karakter.

De minister van Financiën erkent of de kunstwerken behoren tot het roerend cultureel erfgoed van het land of dat zij internationale faam genieten. Zijn beslissing is gebaseerd op een bindend advies van de bijzondere commissie.

F. Bijzondere commissie

145^33/35

De bijzondere commissie (bedoeld in art. 83^4 van het Wetboek der successierechten en overeenkomstig art. 145^33, § 4, WIB 92) geeft de minister van Financiën een bindend advies over:

1. de ontvankelijkheid van de schattingsaanvraag
2. de vraag of de kunstwerken tot het roerend cultureel erfgoed van het land behoren of internationaal befaamd zijn
3. de geldwaarde van het kunstwerk.

De kosten van de schatting worden voorgeschoten door de belastingplichtige.

De erkenning door de minister van Financiën en de vastgestelde geldwaarde, gelden voor een termijn van zes maanden vanaf de kennisgeving van die erkenning en die geldwaarde, bij aangetekende zending, aan de belastingplichtige.

De kosten van de schatting van het kunstwerk worden aan de belastingplichtige terugbetaald zodra hij het bewijs heeft geleverd dat de schenking binnen de in het voorgaande lid gestelde termijn is verricht.

De Koning stelt de nadere regels vast betreffende het voorschot en de terugbetaling van de schattingskosten.

De bijzondere commissie is samengesteld uit:

1. drie ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën
2. drie leden voorgedragen door de gemeenschapsregeringen
3. vier leden, respectievelijk vertegenwoordigers van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, voorgedragen door de Wetenschappelijke Raad van ieder van die vier federale wetenschappelijke instellingen
4. drie leden voorgedragen door de gewestregeringen.

De leden van de bijzondere commissie worden door de minister van Financiën benoemd.

De organisatie en de werkwijze van de bijzondere commissie worden door de minister van Financiën vastgesteld.

G. Procedure

1. Indienen schattingsaanvraag

145^33/36

De belastingplichtige die een of meer kunstwerken wil schenken die in aanmerking komt voor de belastingvermindering, moet hiertoe per aangetekende zending een schattingsaanvraag indienen bij de Voorzitter van de bijzondere commissie:

De heer Philippe JACQUIJ
Voorzitter van de bijzondere commissie belast met de schatting van kunstwerken
North Galaxy A
27ste verdieping
Koning Albert II-laan 33
1030 Brussel

De Voorzitter van de bijzondere commissie reikt een ontvangstbewijs van de schattingsaanvraag uit.

De belastingplichtige is vrij om een schattingsaanvraag vóór of na de schenking in te dienen.

De aanvraag moet de volgende vermeldingen bevatten:

1. het adres van de aanvrager
2. het museum en de openbare macht waaraan de kunstwerken zijn of zullen worden geschonken
3. in voorkomend geval, de datum en het bewijs van de schenking
4. een nauwkeurige beschrijving van elk kunstwerk:

- aard van het kunstwerk (schilderij, tekening, prent, beeldhouwwerk, wandtapijt, enz.)

- onderwerp

- auteur ervan

- situering in het oeuvre van de auteur

- staat waarin het kunstwerk verkeert

- bijzonderheden:

a. afmetingen
b. op doek, olieverf, uit brons, in steen, enz.
c. stijl, kunstrichting, periode

5. de plaatsen waar de kunstwerken eventueel worden tentoongesteld
6. de plaats waar ze zich zullen bevinden gedurende de schattingsprocedure indien het om moeilijk verplaatsbare kunstwerken gaat
7.alle inlichtingen omtrent de echtheid van de kunstwerken
8. de geldwaarde van het kunstwerk volgens:

a. de schenker
b. de begiftigde
c. derden (kunstexperts, kunstboeken, catalogi, veilingen, aankoopprijs enz.)

9. of de kunstwerken al dan niet verzekerd zijn. Indien ze verzekerd zijn, de naam van de verzekeringsmaatschappijen, de datum en het nummer van de polissen en de verzekerde waarde per kunstwerk als ze afzonderlijk zijn verzekerd, de duur van de verzekering (permanent of occasioneel)
10. de elementen die naar het oordeel van de aanvrager aantonen dat de kunstwerken een internationale faam genieten of tot het roerend cultureel erfgoed van het land behoren.

De schattingsaanvraag gaat vergezeld van een dossier dat als volgt is samengesteld:

1. in voorkomend geval, het bewijs van de schenking (akte, aanvaarding of bevestiging door de begiftigde)
2. stukken en elementen die de eigendomstitels van de aanvragers staven
3. recente fotografische of andere afbeeldingen van de kunstwerken
4. in voorkomend geval, een kopie van de echtheidscertificaten die de aanvrager bezit
5. indien de aanvrager daarover beschikt, alle stukken of elementen die een indicatie geven van de actuele waarde van de kunstwerken
6. alle stukken of elementen die naar het oordeel van de aanvrager blijk geven van de internationale faam van de kunstwerken of van het behoren ervan tot het roerend cultureel erfgoed van het land
7. een afschrift van alle verzekeringscontracten die permanent of occasioneel betreffende de kunstwerken werden afgesloten, vergezeld van de expertiseverslagen die eventueel werden opgemaakt om de te verzekeren waarde te bepalen.

2. Beoordeling van de aanvraag

145^33/37

Indien de aanvraag of het dossier dat de aanvraag moet vergezellen onvolledig of onduidelijk is, eist de Voorzitter de nodige stukken of bewijzen.

In geval van een negatief advies inzake de ontvankelijkheid van de schattingsaanvraag, geeft de minister van Financiën kennis van zijn beslissing tot het niet-ontvankelijk verklaren van de schattingsaanvraag aan de indieners ervan. Een dubbel van die beslissing wordt gezonden aan de Voorzitter van de bijzondere commissie. Dat dubbel vermeldt de datum van de kennisgeving van de ministeriële beslissing aan de schattingsaanvragers.

Dit komt bijvoorbeeld voor in de volgende gevallen:

- de verplichte vermeldingen ontbreken of zijn onjuist

- de door de Voorzitter geëiste bijkomende informatie of stukken worden niet geleverd binnen de termijn van een maand

- het in de schattingsaanvraag vermelde of voorgestelde museum is geen museum dat in aanmerking kan komen (art. 145^33, §1, eerste lid, 4° van het WIB 92).

3. Onderzoek van de kunstwerken

145^33/38

Voor de uitvoering van haar taken of voor nader onderzoek naar de echtheid van de kunstwerken of voor de raming van de kosten van restauratie of instandhouding van de kunstwerken, kan de bijzondere commissie eisen dat de kunstwerken:

a. haar worden getoond of in bruikleen gegeven
b. worden getoond aan de door haar aangeduide experts
c. in bruikleen worden gegeven aan de door haar aangeduide instellingen.

De modaliteiten van deze verplichtingen worden door de Voorzitter bepaald in overleg met de aanvrager.

Indien de aanvrager zich niet kan of wil kwijten van die verplichtingen, geeft de bijzondere commissie een negatief advies. Dit wordt gevolgd door een beslissing van de minister van Financiën tot niet-aanvaarding van de gift voor de belastingvermindering.

De aanvrager of de experts kunnen worden uitgenodigd op de vergaderingen van de bijzondere commissie om nadere inlichtingen te verschaffen omtrent de kwalitatieve vereisten, de toestand en de waarde van de kunstwerken.

Dit kan na beslissing van de Voorzitter, ofwel op eigen initiatief, ofwel op aanvraag van de aanvrager of van de experts.

(MB 30.01.2004 houdende de werkwijze en de organisatie van de bijzondere commissie, belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten, BS 09.02.2004).

4. Resultaat van het onderzoek – kwalitatieve vereisten: behoren de kunstwerken tot het roerend cultureel erfgoed van het land of genieten zij internationale faam?

145^33/39

Verschillende situaties kunnen zich voordoen:

A. Geen enkel van de aangeboden kunstwerken voldoet aan de kwalitatieve vereisten.

In dit geval geeft de bijzondere commissie een negatief advies dat wordt gevolgd door een beslissing van de minister van Financiën tot niet-aanvaarding van de kunstwerken als giften die in aanmerking komen voor de belastingvermindering.

B. Sommige van de aangeboden kunstwerken voldoen aan de kwalitatieve vereisten.

In dit geval geeft de bijzondere commissie kennis van haar oordeel aan de aanvrager. De aanvrager beschikt dan over een termijn van een maand om te beslissen of hij zijn aanvraag beperkt tot de kunstwerken die wel voldoen aan de kwalitatieve vereisten en om die beslissing per aangetekend schrijven ter kennis te brengen (KB 26.08.2003 hierboven vermeld).

Indien de aanvrager zijn aanbod niet beperkt of indien hij dit niet doet binnen de gestelde termijn dan geeft de bijzondere commissie een negatief advies met betrekking tot de totaliteit van de aangeboden kunstwerken. Dit advies wordt gevolgd door een beslissing van de minister van Financiën tot niet-aanvaarding van de kunstwerken als giften die in aanmerking komen voor de belastingvermindering.

C. Alle aangeboden kunstwerken voldoen aan de kwalitatieve vereisten.

De procedure loopt verder.

5. Resultaat van het onderzoek – vaststelling van de geldwaarde

145^33/40

A. Voorverslag

Dit verslag bevat de voorlopige bevindingen van de bijzondere commissie met betrekking tot de geldwaarde.

De Voorzitter van de bijzondere commissie geeft daarvan bij ter post aangetekende brief kennis aan de aanvrager en aan het door de aanvrager aangeduide museum.

B. Mogelijkheid om opmerkingen te formuleren

De aanvrager beschikt over een termijn van een maand om zijn opmerkingen aan de bijzondere commissie te laten kennen.

C. Definitief schattingsverslag

Dit verslag geldt als advies met betrekking tot de vastgestelde waarde van de kunstwerken.

6. Beslissing van de minister van Financiën

145^33/41

De minister van Financiën geeft kennis van zijn beslissing tot erkenning van de schenking als gift die in aanmerking komt voor de belastingvermindering aan de Voorzitter van de bijzondere commissie.

De Voorzitter van de bijzondere commissie geeft, bij een ter post aangetekende brief, kennis van die erkenning aan de aanvrager, met vermelding van de vastgestelde waarde van de kunstwerken.

Indien de gunstige ministeriële beslissing wordt genomen vóór de schenking van de kunstwerken, verwittigt de Voorzitter van de bijzondere commissie het museum en de openbare macht waaraan de kunstwerken zullen worden geschonken van de erkenning en van de uiterste datum waarop de kunstwerken hun moeten worden geschonken.

7. Termijn voor de schenking

145^33/42

De erkenning door de minister van Financiën en de vastgestelde geldwaarde gelden voor een termijn van 6 maanden vanaf hun kennisgeving.

Wanneer de schenking werd gedaan, reikt het begunstigde museum en de begunstigde openbare macht een attest uit aan de aanvrager, waarop de datum van de schenking wordt vermeld.

H. Kosten

1. Aard van de kosten

145^33/43

Onder schattingskosten worden onder andere aangemerkt:

- erelonen en schattingskosten

- verplaatsingskosten om de kunstwerken te onderzoeken op de plaats waar ze door de aanvragers worden bewaard

- kosten van kennisgevingen en ingebrekestellingen.

2. Regeling van de kosten

145^33/44

De kosten zijn ten laste van de staat indien:

- de minister van Financiën de schenking geheel of gedeeltelijk aanvaardt en

- op voorwaarde dat de aanvrager het door het begunstigde museum en de begunstigde openbare macht uitgereikte attest, met vermelding van de datum van de schenking, aan de Deposito- en consignatiekas meedeelt.

De kosten zijn ten laste van de aanvrager indien:

- de aanvrager zijn schattingsaanvraag intrekt

- goederen uit de schattingsaanvraag worden teruggetrokken

- de schenking niet wordt aanvaard als een gift die in aanmerking komt voor de belastingvermindering

- de schenking niet binnen de bovenvermelde termijn van 6 maanden wordt gedaan

- de schenking niet wordt gedaan.

3. Voorschotten

145^33/45

De schattingskosten worden voorgeschoten door de aanvrager.

Het voorschot bedraagt 250 euro per kunstwerk waarvoor een aanvraag wordt ingediend. Het voorschot kan door de bijzondere commissie in de loop van de procedure worden verhoogd als blijkt dat de schattingskosten meer dan het dubbele van het oorspronkelijke voorschot zullen bedragen.

Het bedrag moet gestort worden bij de Deposito- en Consignatiekas binnen een termijn van twee weken te rekenen van de kennisgeving door de Voorzitter van de bijzondere commissie.

In geval van laattijdige of onvolledige betaling van het voorschot of de verhoging ervan, geeft de bijzondere commissie een negatief advies inzake de ontvankelijkheid, gevolgd door een beslissing van de minister van Financiën waarbij de aanvraag niet-ontvankelijk wordt verklaard.

I. Het verkrijgen van de belastingvermindering

145^33/46

Zodra hij kennis krijgt van de ministeriële beslissing tot erkenning, staat het de schenker vrij om zijn taxatiedienst onmiddellijk op de hoogte te brengen door hem een afschrift van de beslissing toe te sturen.

In ieder geval zal de schenker het bedrag van de vastgestelde waarde van de geschonken kunstwerken in de gepaste rubriek van zijn belastingaangifte, met betrekking tot de inkomsten van het jaar van de schenking, moeten vermelden.

Als bijlage zal hij een afschrift voegen van de ministeriële beslissing tot erkenning en van het door het begunstigde museum of de begunstigde openbare macht uitgereikte attest, waarop de datum van de schenking wordt vermeld.

Het staat de schenker vrij om ook een afschrift van de hem door het begunstigde museum of de begunstigde openbare macht uitgereikte kwijtschrift bij te voegen (in toepassing van artikel 145^33, § 1, tweede lid van het WIB 92 - zie ook nummer 145^33/53).

Indien de ministeriële beslissing pas na het jaar van de schenking wordt genomen en indien de belastingaangifte reeds werd ingediend, moet de schenker zijn taxatiedienst onverwijld op de hoogte brengen.

VII. Online Giften

A. Toelichting

145^33/47

Meer dan vroeger wordt er ook voor giften gebruik gemaakt van nieuwe betalingstechnologieën via beveiligde internetverbindingen. Binnen de werkgroep giften, werden de nieuwe betalingssystemen voor online giften of internetgiften besproken (circ. AAFisc 42/2014, Ci.RH.26/634.940 d.d. 16.10.2014).

Een online gift verloopt als volgt:

- de schenker kiest de betalingswijze voor een online gift via Bancontact, Visa, Master Card of American Express

- het betaalplatform van de financiële instelling zal de opdracht verwerken en integreren met de database, waarna de stortingen overgemaakt worden op de rekening van de instelling

- de gegevens van de rekening van de instelling, van de betalingsoperator en van de giften per overschrijving worden verzameld (1 lijn per transactie)

- de database herneemt de gegevens per klant en per project om zodoende de fiscale attesten te genereren

- de ontvangstdatum op de rekening en niet de datum van de transactie wordt gebruikt om attesten uit te reiken

- het overbrengen van het geld gaat over dezelfde termijn als bij een gewone overschrijving.

B. Voorwaarden

145^33/48

De voorwaarden waaraan een online gift moet voldoen opdat de erkende instelling een kwijtschrift mag uitreiken zijn identiek aan stortingen gedaan op een financiële rekening van de instelling:

- de identificatie van de schenker moet mogelijk zijn

- de gift moet toekomen op een rekening op naam van de erkende instelling en waarvan zij alleen eigenaar is

- de erkende instelling moet de gift opnemen in haar boekhouding (hierdoor is zowel de identiteit van de schenker als het initieel overgemaakte bedrag duidelijk controleerbaar zowel door de instelling als door de administratie)

- de gift moet definitief en onherroepelijk zijn gestort

- de gift moet ten minste 25 euro bedragen (40 euro geïndexeerd voor aj 2018).

De kosten verbonden aan een internetbetaling kunnen samengebracht worden in twee grote noemers. Dit zijn enerzijds de kosten die behoren tot de beheerskosten en anderzijds de kosten die moeten beschouwd worden als fundraising en publiciteitskosten. De kosten die eigenlijke bankkosten en verwerkingskosten van de betaling betreffen zijn beheerskosten. De kosten die verband houden met de fundraising en de campagnekosten zijn publiciteitskosten en kosten van fondsenwerving.

Deze begrippen worden verder verduidelijkt in nummer 145^33/70 en volgende.

C. Besluit

145^33/49

Giften die een instelling ontvangt via een online betaling zoals hiervoor beschreven passen binnen de wettelijke bepalingen van de belastingvermindering voor giften.

De specifieke kosten eigen aan een internetbetaling kunnen voor de instelling ofwel als beheerskosten ofwel als publiciteits- en fondsenwervingskosten worden aangemerkt volgens de aard. Zoals blijkt uit de door de werkgroep giften onderzochte praktijkgevallen is er een duidelijke omschrijving van deze kosten zodat deze ondubbelzinnig per kost kunnen worden toegewezen als beheerskosten of publiciteits- en fondsenwervingskosten.

Voor het uitreiken van attesten is het mogelijk de identiteit van de schenker te achterhalen.

Tevens kan de instelling, zoals bij bv. een gewone overschrijving, de datum van storting op haar rekening gebruiken als datum voor storting.

Verder blijven alle andere criteria ook bij dit soort van giften van toepassing (minimumbedrag, geen tegenprestatie, …).

D. Giften via crowdfundingplatformen

145^33/49.1

Crowdfunding of 'financiering door het publiek' is een alternatieve financieringsvorm waarbij - meestal online - fondsen en gelden worden ingezameld bij het brede publiek (crowd) voor de financiering van de meest diverse projecten

Een wettelijk kader voor crowdfunding werd ingevoerd door de W 18.12.2016 tot regeling van de erkenning en de afbakening van crowdfunding en houdende diverse bepalingen inzake financiën (BS 20.12.2016).

Giften die een erkende instelling via een crowdfundingplatform ontvangt, passen binnen de wettelijke bepalingen van de belastingvermindering voor giften in geld, wanneer de vastgelegde voorwaarden voor online giften worden nageleefd. Die voorwaarden zijn in de circulaire nr. 42/2014 van 16.10.2014 vermeld en toegelicht (MPV 19.793, Van Rompuy, 14.07.2017, Kamer, CRIV 54 COM 715 en MPV 20126, Van Mechelen, 26.09.2017, Kamer, CRIV 54 COM 731).

VIII. SUBSIDIËRING

145^33/50-52

Het is verboden fiscale attesten uit te reiken, wanneer erkende verenigingen optraden als doorgeefluik voor giften die bestemd waren voor niet-erkende verenigingen. Echter mag een erkende instelling fiscale attesten uitreiken voor giften die zij gebruikt voor het verlenen van subsidies aan niet-erkende instellingen, mits naleving van een aantal voorwaarden (PV nr. 460, 23.02.1990, Sleeckx, Bull. 696, blz. 2057:

1. de giften moeten rechtstreeks zijn gestort aan en definitief en onherroepelijk toekomen aan de erkende instelling, en deze laatste moet ze in haar boekhouding onder haar eigen inkomsten opnemen
2. de begunstigde niet‑erkende instelling moet hetzelfde onbaatzuchtige doel nastreven als de erkende instelling
3. alleen de erkende instelling verkrijgt het eigendomsrecht over de gift, wat betekent dat zij autonoom over het gebruik ervan moet beslissen.

Zij mag daarbij wel rekening houden met het verzoek van de schenker, doch dat verzoek is juridisch vrijblijvend voor de begiftigde erkende instelling en mag niet de aard hebben van een uitdrukkelijke voorwaarde.

De mededelingen via de pers of in folders, publicaties, aanschrijvingen enz., zowel van erkende als van niet‑erkende instellingen, mogen geen twijfel doen ontstaan over het eigendomsrecht van de ingezamelde giften, maar er mag in dit verband wel worden op gewezen dat de niet‑erkende instelling dezelfde doelstellingen nastreeft als de erkende instelling.

4. de begunstigde niet-erkende instelling moet de volgende regels naleven:

- ze mag niet meer dan 20 % van de ontvangen subsidies besteden aan kosten van algemeen beheer

- ze moet een getuigschrift aan de subsidiërende erkende instelling overleggen, waarop de datum van de storting en de bestemming gegeven aan de subsidies zijn vermeld

- ze moet dit getuigschrift met bewijskrachtige stukken staven waaruit blijkt dat ze de subsidies daadwerkelijk heeft gebruikt voor de erin vermelde doeleinden

- met het oog op een mogelijke controle hierop, moet ze aan de subsidiërende erkende instelling een verklaring overleggen waarin ze de verbintenis aangaat de ambtenaren van de AAFISC toe te staan haar boekhouding te onderzoeken

- ze moet zich ertoe verbinden de subsidies aan de subsidiërende erkende instelling terug te storten wanneer meer dan 20 % van de subsidies is gebruikt voor kosten van algemeen beheer of wanneer de subsidies niet zijn gebruikt overeenkomstig de vermeldingen van het getuigschrift.

IX. Kwijtschriften

A. Formaliteiten

145^33/53

Een instelling die erkend is, moet een kwijtschrift uitreiken aan haar schenkers die giften in geld of in de vorm van kunstwerken gedaan hebben van ten minste 25 euro (40 euro geïndexeerd voor aj. 2018) per kalenderjaar (in toepassing van art. 145^33, § 1, tweede lid, WIB 92).

Deze verplichting geldt niet alleen voor de instellingen die erkend zijn via een voorafgaande erkenningsprocedure, maar ook voor de in de wet zelf vermelde instellingen, musea en overheden.

Instellingen die bij name in de wet zijn opgenomen mogen slechts attesten uitreiken wanneer de giften worden aangewend overeenkomstig de onbaatzuchtige doelstellingen van de instelling (PV nr. 785, 13.06.1991, Volksv. Vanhorenbeek, Bull. QRVA B166, blz. 14226).

Die kwijtschriften moeten vóór 1 maart van het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de giften werden ontvangen aan de schenkers worden toegezonden.

Bovendien moet de instelling de gegevens van de uitgereikte kwijtschriften ook vóór 1 maart aan de administratie bezorgen.

(zie 'Bericht aan de instellingen die gemachtigd zijn kwijtschriften uit te reiken voor giften die recht geven op een belastingvermindering bij de schenker', BS 13.02.2013, Ed. 2).

B. Voorwaarden

145^33/54

De kwijtschriften moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

- ze moeten de vermelding dragen 'Kwijtschrift uitgereikt met toepassing van artikel 145³³, § 1, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992'

- ze moeten de volgende inlichtingen bevatten:

* het kalenderjaar waarvoor het kwijtschrift wordt uitgereikt
* het volgnummer (die nummering moet per kalenderjaar ononderbroken zijn en mag uitsluitend op giften in geld van 25 euro en meer – 40 euro geïndexeerd voor aj. 2018 - betrekking hebben)
* de volledige identificatiegegevens van de instelling (statutaire benaming, adres van de maatschappelijke zetel en ondernemingsnummer)
* de volledige identiteit en het volledige adres van de schenker (voor rechtspersonen en vennootschappen bij voorkeur eveneens het ondernemingsnummer)
* het bedrag van de gift en de bevestiging dat ze definitief en onherroepelijk verricht is.

De instelling mag zich beperken tot het vermelden van het bedrag in cijfers voor zover die vermelding niet kan worden vervalst, inzonderheid door het bedrag te laten voorafgaan en te laten volgen door drie '*' of andere gelijkaardige tekens, zodat elke verwarring uitgesloten is (bv.:'***150*** euro' of '###150### euro').

Indien dit niet het geval is, moet het bedrag in cijfers en in letters worden vermeld.

De kwijtschriften moeten niet worden ondertekend.

De verschillende giften die een schenker gedurende een kalenderjaar heeft gestort worden best gegroepeerd, zodat voor dat jaar maar één kwijtschrift per schenker wordt uitgereikt.

C. Indiening kwijtschriften

1. Algemene regel: indiening via Belcotax-on-web

145^33/55

De indiening van de gegevens aan de administratie moet langs elektronische weg gebeuren, via de toepassing beschreven op de website https://financien.belgium.be/nl/vzws/giften/kwijtschriften.

Voordelen:

- de gegevens die langs elektronische weg werden ingegeven, kunnen nadien via dezelfde weg geraadpleegd, gewijzigd of verwijderd worden

- een valideringsprogramma is in de webtoepassing geïntegreerd

- bij deze procedure moet geen verzamelstaat meer ingediend worden. Hij wordt door Belcotax-on-web zelf aangemaakt op basis van de ingediende kwijtschriften 281.71.

Een presentatiebrochure van Belcotax-on-web en de hulpdocumenten kunnen gedownload worden via de website van de toepassing.

De gegevens moeten ten laatste bij de administratie toekomen op 1 maart van ieder jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de giften werden gedaan. De toepassing is in principe beschikbaar vanaf begin februari.

2. Uitzonderingsgevallen: indiening op papier

145^33/56

Alleen voor de volgende gevallen is het mogelijk om af te wijken van de regel van de verzending via Belcotax-on-web, en de afschriften van de uitgereikte kwijtschriften en de verzamelstaat op papier toe te sturen aan de administratie:

- voor de eerste twee kalenderjaren waarvoor de erkenning is verleend.

Voorbeeld: een instelling is voor de eerste keer erkend voor de jaren 2016 en 2017. In 2017 en 2018 kunnen de gegevens met betrekking tot de giften die zij respectievelijk in 2016 en 2017 ontvangen heeft ofwel op papier ofwel via Belcotax-on-web worden ingediend. Vanaf 2019 moet Belcotax-on-web worden gebruikt voor de in 2018 ontvangen giften (met uitzondering van het volgende geval).

- vanaf het derde kalenderjaar waarvoor de erkenning is verleend, voor zover de instelling of de persoon die gemachtigd is om de kwijtschriften en de verzamelstaat namens de instelling in te dienen, niet over de nodige geïnformatiseerde middelen beschikt voor de indiening langs elektronische weg.

Om deze uitzondering te krijgen, moet de instelling schriftelijk een aanvraag indienen bij:

Federale Overheidsdienst Financiën
Algemene Administratie van de Fiscaliteit
Administratie KMO
Dienst Managementondersteuning – Giften
North Galaxy - Toren A – 22ste verd.
Koning Albert II-laan 33, bus 281
1030 Brussel

- de afschriften van de kwijtschriften en de verzamelstaat moeten bij de administratie toekomen vóór 1 maart van het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de giften werden ontvangen.

D. Indiening op papier

145^33/57

De instelling moet de afschriften van de kwijtschriften samen met de verzamelstaat aan het bevoegde Documentatiecentrum (zie hierna) toesturen.

De afschriften van de kwijtschriften die de instelling naar de administratie verstuurt moeten gerangschikt worden in volgorde van de postnummers van de schenkers en vervolgens in alfabetische orde volgens hun namen.

De verzamelstaat moet voor echt verklaard, gedagtekend en ondertekend zijn door een persoon die wettelijk bevoegd is om de instelling te verbinden en moet het volgende bevatten:

- een afzonderlijk blad met de vermelding van:

* de volledige identificatiegegevens van de instelling (statutaire benaming, adres van de maatschappelijke zetel en ondernemingsnummer)
* het jaar waarop de verzamelstaat betrekking heeft
* het juiste aantal van de voor dat jaar uitgereikte kwijtschriften
* het totale bedrag van de giften waarvoor kwijtschriften zijn uitgereikt voor dat jaar

- bijbladen die alle de volledige identificatiegegevens van de instelling en het jaartal waarop de verzamelstaat betrekking heeft moeten vermelden en waarop voor ieder uitgereikt kwijtschrift moeten voorkomen:

* het volgnummer
* de volledige benaming en het volledige adres van de schenker (voor rechtspersonen en vennootschappen ook het ondernemingsnummer)
* het totale bedrag van de giften.

E. Document: 'nihil'

145^33/58

Als een instelling in een bepaald jaar geen enkel kwijtschrift uitgereikt heeft (omdat zij geen enkele gift ontvangen heeft), moet zij een aangifte 'nihil' via Belcotax-on-web indienen.

F. Bevoegd documentatiecentrum

145^33/59

De afschriften van de kwijtschriften en de verzamelstaat, of het document waaruit blijkt dat geen enkel kwijtschrift uitgereikt is, moeten worden ingediend bij het Documentatiecentrum waaronder de instelling ressorteert:

- als de maatschappelijke zetel van de instelling in het Vlaams Gewest gevestigd is:

KMO Centrum Aalst – Documentatiecentrum - Bedrijfsvoorheffing
Dr. André Sierensstraat 16, bus 1
9300 Aalst
Tel.: 0257 736 60
kmo.aalst.bv@minfin.fed.be

- als de maatschappelijke zetel van de instelling in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigd is:

KMO Centrum Brussel II - Documentatiecentrum - Bedrijfsvoorheffing
Kruidtuinlaan 50, bus 3406
1000 Brussel
Tel.: 0257 529 90
kmo.bv.bru2.prp.pme@minfin.fed.be

- als de maatschappelijke zetel van de instelling in het Waals Gewest (met uitzondering van het Duitse taalgebied) gevestigd is:

Centre PME Mons - Centre de documentation - Précompte professionnel
Avenue Mélina Mercouri 1
7000 Mons
Tel.: 0257 881 10
pme.mons.prp@minfin.fed.be

- als de maatschappelijke zetel van de instelling in het Duitse taalgebied (Amel, Büllingen, Burg-Reuland, Bütgenbach, Eupen, Kelmis, Lontzen, Raeren, Sankt-Vith) gevestigd is:

Centre Polyvalent Eupen - Cellule Précompte professionnel

Rue de Verviers 8
4700 Mons
Tel.: 0257 886 30
p.eupen.prp@minfin.fed.be

G. Voorafgaande erkenning

145^33/60

De instellingen die aan een erkenningsprocedure onderworpen zijn, mogen maar kwijtschriften uitreiken nadat zij de erkenning voor het desbetreffende jaar hebben verkregen.

Voorbeeld: een instelling heeft in 2018 een erkenning voor 2017 gekregen. Zij mag maar kwijtschriften uitreiken voor giften die zij in 2017 ontvangen heeft nadat zij de erkenning verkregen heeft.

H. Giften op het einde van een bepaald jaar

145^33/61

De giften die helemaal op het einde van een bepaald jaar worden gestort of overgeschreven op de financiële rekening van een instelling mogen, met het akkoord van de schenker, worden aangemerkt als giften van datzelfde jaar, op voorwaarde dat de rekening van de instelling één van de eerste drie werkdagen van het volgende jaar is gecrediteerd.

X. Misbruiken

A. Algemeen

145^33/62

Er mag geen belastingvermindering verleend worden voor giften die niet aan de gestelde voorwaarden voldoen.

De meest voorkomende misbruiken houden verband met:

- het uitreiken van attesten voor giften die bestemd zijn voor niet‑erkende instellingen

- giften in natura

- giften van personen die nauw betrokken zijn bij de begunstigde instelling

- stortingen die geen eigenlijke giften zijn, maar als zodanig worden voorgesteld

- collectieve giften.

(zie 'Bericht aan de instellingen die gemachtigd zijn kwijtschriften uit te reiken voor giften die recht geven op een belastingvermindering bij de schenker', BS 13.02.2013, Ed. 2).

B. Het uitreiken van attesten voor giften aan niet-erkende instellingen

145^33/63

Wanneer een erkende instelling optreedt als doorgeefluik voor giften aan een niet‑erkende instelling mag zij daarvoor geen fiscale attesten uitreiken. Deze handelswijze, waardoor in feite belastingvrijstelling wordt verleend voor giften aan niet‑erkende instellingen, stemt immers niet overeen met de reglementaire bepalingen ter zake, aangezien die instellingen niet aan de controle op de naleving van de erkenningsvoorwaarden zijn onderworpen.

De belastingvermindering is door het nationaal belang ingegeven.

De wetgever heeft destijds de uitdrukkelijke bedoeling gehad om de instellingen die slechts op het lokale vlak werkzaam zijn van erkenning uit te sluiten (zie 'Parlementaire Handelingen', Senaat, vergadering van 13.07.1971, blz. 2449, kolom 1).

Hij wou enerzijds versnippering vermijden zodat niet te veel instellingen zich op de belastingvrijstelling zouden kunnen beroepen en, anderzijds alleen instellingen van strikt algemeen belang in aanmerking nemen (zie verslag van de Commissie voor de Financiën van de Senaat, Doc. 294, zitting 1970-1971, blz. 18 en 'Parlementaire Handelingen', Senaat, vergadering van 24.03.1971, blz. 1179, kolom 2; zie PV nr. 266, 3.5.1989, Volksv. Olivier, Bull. 691, blz. 463).

Een erkende instelling mag echter wel fiscale attesten uitreiken voor giften die zij gebruikt voor het verlenen van subsidies aan niet‑erkende instellingen, mits naleving van de voorwaarden: zie nummer 145^33/50.

Een erkende instelling mag in geen geval fiscale attesten uitreiken voor gelden die haar weliswaar zijn overgemaakt, maar die in feite vooraf ingezameld zijn door of onvoorwaardelijk gestort zijn aan een niet‑erkende instelling, ook al worden die sommen uiteindelijk geheel of gedeeltelijk gebruikt voor hulpverlening in het domein waarvoor de eerstbedoelde instelling is erkend.

C. Giften in natura

145^33/64

Giften en legaten in natura komen niet in aanmerking voor de belastingvermindering. Alleen de giften gedaan in de vorm van kunstwerken (zie nummer 145^33/30) kunnen recht geven op een belastingvermindering.

D. Verkapte giften in natura

145^33/65

De bevoegde controles van zowel de erkende instellingen als van de schenkers moeten er op toezien dat geen belastingvermindering wordt verleend voor verkapte giften in natura.

Verkapte giften in natura zijn in het bijzonder:

- de zogezegde verkoop van goederen aan een erkende instelling, waarbij de verkoopprijs aan de instelling wordt geschonken

- giften in geld onder beding dat ze worden gebruikt voor aankopen bij de schenker.

E. Giften van bij de instelling betrokken personen

145^33/66

Het gebeurt dat erkende instellingen kwijtschriften uitreiken aan personen die in die instelling een of andere functie uitoefenen. Wanneer die kwijtschriften betrekking hebben op belangrijke bedragen moet de taxatiedienst, bevoegd voor de controle van de begiftigde instelling, ter zake steeds een onderzoek instellen om zich ervan te vergewissen dat die bedragen werkelijk voortkomen van de persoon die op het kwijtschrift is vermeld en niet afkomstig zijn van:

- de opbrengst van collecten of speciale acties (zoals verkoop van kaarten, kaarsen enz...)

- giften van minder dan 25 euro (40 euro geïndexeerd voor aj. 2018) waarvoor geen kwijtschrift uitgereikt moest worden

- giften van schenkers die anoniem wensen te blijven.

Diezelfde taxatiedienst moet erop letten dat een kwijtschrift werd uitgereikt voor alle giften in geld die ten minste 40 euro per jaar en per schenker bereiken.

Voor belangrijke giften in geld moet de taxatiedienst van de hierboven bedoelde personen steeds de werkelijkheid van de giften nagaan door o.m. bewijzen van storting op te vragen.

De afschriften van de kwijtschriften die een instelling bij het Documentatiecentrum of via Belcotax-on-web heeft ingediend, worden verwerkt in de elektronische aangifte in de personenbelasting als de identificatie van de schenker volledig en correct is (naam-voornaam-adres).

F. Stortingen die geen eigenlijke giften zijn

145^33/67

De belastingvermindering voor de bedoelde giften, welke ingegeven is door het nationaal belang, geldt alleen voor eigenlijke giften, d.w.z. schenkingen in geld of giften in de vorm van kunstwerken die zijn afgestaan zonder tegenwaarde. Uitgesloten zijn bv. abonnementen op tijdschriften, lidgelden, collegegeld, schoolgeld, les-, examen- en andere gelijkaardige kosten, concerttickets, deelname aan een gala.

Wanneer de overgedragen sommen geheel of zelfs gedeeltelijk de levering van een goed of de prestatie van een dienst vergoeden, mogen daarvoor dan ook geen attesten worden uitgereikt, noch voor de totaliteit, noch voor een gedeelte van de gestorte sommen.

Om in aanmerking te komen voor de belastingvermindering, moet de gift dus geheel om niet worden overgemaakt en mag aan de schenker geen enkel voordeel worden verstrekt (behalve zaken van zeer geringe waarde, zoals een zelfklever, een sobere informatiebrochure enz.). De stortingen waarvoor de schenker als tegenprestatie een voordeel ontvangt onder de vorm van toegangsbewijzen voor concerten, deelname aan een banket, een welkomstpakket, een boek enz., zijn dus uitgesloten.

G. Collectieve stortingen

145^33/68

Er mogen geen fiscale attesten worden afgeleverd voor stortingen die de opbrengst vertegenwoordigen van collectieve geldinzamelingen en dus niet werkelijk voortkomen van een individuele schenker.

Bij collectieve stortingen kan de begiftigde instelling immers onmogelijk achterhalen wat de precieze oorsprong is van de giften die ze ontvangt.

H. Mededeling aan de centrale diensten

145^33/69

Wanneer ernstige inbreuken of misbruiken worden vastgesteld moet daarover omstandig verslag uitgebracht worden bij de Centrale diensten, Algemene Administratie van de Fiscaliteit, Administratie KMO, Dienst Managementondersteuning – Giften, North Galaxy - Toren A – 22ste verd., Koning Albert II-laan 33, bus 281, 1030 Brussel.

XI. Onderzoek van de erkenningsaanvragen: begrippen

A. Ontvangsten

1. Bestaansmiddelen van alle aard

145^33/70

Een instelling mag tot het dekken van de kosten van algemeen beheer geen hoger bedrag besteden dan 20 % van haar bestaansmiddelen van alle aard, vooraf verminderd met die welke voortkomen van andere erkende instellingen.

Onder 'bestaansmiddelen van alle aard' moet worden verstaan (PV nr. 412, 02.05.1996, Breyne, Kamer, Zitting 1995-1996):

- de ontvangen giften en subsidies, met uitsluiting van die welke voortkomen van andere instellingen die voor het lopende jaar of voor de vorige jaren werden erkend (indien de instelling giften in natura heeft ontvangen, moet de geschatte waarde ervan bij het bedrag van de ontvangsten in geld worden gevoegd)

- het nettobedrag van de door de instelling behaalde roerende en onroerende inkomsten

- het positieve nettoresultaat van elke welbepaalde verrichting die de instelling heeft gedaan om de inkomsten te verwerven die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van haar doel zoals tombola, gala, verkoop van wenskaarten of andere voorwerpen, enz. (de nadelige saldi moeten van de ontvangsten worden afgetrokken).

2. Specifieke bepalingen

Instellingen voor bijstand aan misdeelden

145^33/71

De financiële bijdragen die een instelling verkrijgt voor prestaties ten voordele van misdeelden, mogen steeds, als subsidies, onder de ontvangsten worden opgenomen, wanneer zij zijn verleend door een openbare instelling (bv. het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH), …).

Wanneer die bijdragen door de misdeelde zelf, door zijn rechtverkrijgenden of door een derde die geen erkende instelling is, worden betaald, mogen ze slechts in de ontvangsten worden opgenomen indien het vrijwillige deelnemingen in de kostprijs van de bewezen diensten betreft, d.w.z. liberaliteiten ten bate van de instelling.

Indien dit niet het geval is (bv. bedragen door een ziekenfonds of door de ouders van een gehandicapt kind verplicht gestort voor de aan dat kind verleende huisvesting en verzorging), vertegenwoordigen de bijdragen geheel of gedeeltelijk de vergoeding van de bewezen diensten en moeten ze bijgevolg worden afgetrokken van het bedrag van de gelden die de instelling heeft besteed aan de 'uitgaven rechtstreeks ten voordele van de bijstand aan misdeelden' (zie nummer 145^33/75 en volgende).

Culturele instellingen

145^33/72

Alle subsidies die door de overheid worden toegekend (met inbegrip van die toegekend door lagere overheden) mogen onder de ontvangsten worden opgenomen.

De verplichte bijdragen in de kostprijs van de bewezen diensten (bv. verplichte bijdragen voor het volgen van cursussen, voor verblijfkosten enz.) moeten daarentegen uit de ontvangsten worden geweerd en in mindering worden gebracht van de rechtstreekse uitgaven in het domein van de verspreiding van de cultuur (zie nummer 145^33/75 en volgende).

Instellingen voor wetenschappelijk onderzoek

145^33/73

Alle subsidies die zij van openbare instellingen hebben verkregen mogen onder de ontvangsten worden opgenomen.

De gelden welke die instellingen ontvangen als vergoeding van bijzondere opdrachten in het uitsluitend voordeel van een welbepaalde onderneming moeten daarentegen uit de ontvangsten worden geweerd en in mindering worden gebracht van de rechtstreekse uitgaven ten voordele van het wetenschappelijk onderzoek (zie nummer 145^33/75 en volgende).

B. Uitgaven

145^33/74

De uitgaven die een instelling tijdens een belastbaar tijdperk heeft gedaan moeten worden toegewezen aan één of meerdere van de volgende 3 categorieën:

- rechtstreekse uitgaven (zie nummer 145^33/75)

- kosten van algemeen beheer (zie nummer 145^33/80)

- kosten voor publiciteit en fondsenverwerving (zie nummer 145^33/82).

Kosten waaraan niet onmiddellijk een juiste bestemming kan worden gegeven of waarvan het bedrag betrekking heeft op meerdere uitgavenposten zijn gemengde kosten. Gemengde kosten worden via een verdeelsleutel over de verschillende uitgavenposten verdeeld (zie nummer 145^33/83).

Wegens de verscheidenheid van situaties die zich kunnen voordoen is het niet mogelijk om alle uitgaven op te lijsten. Bovendien kunnen bepaalde uitgaven gemakkelijk worden geclassificeerd, maar is dit voor andere slechts mogelijk na een onderzoek van de bijzondere omstandigheden waarin de aanvragende instelling haar werkzaamheden verricht.

Hieronder worden de meest courante uitgaven besproken.

1. Rechtstreekste uitgaven

145^33/75

Rechtstreekse uitgaven zijn de uitgaven die rechtstreeks betrekking hebben op de verwezenlijking van het door de instelling nagestreefde doel.

Voor de opneming van subsidies onder de rechtstreekse uitgaven wordt verwezen naar de voorwaarden van subsidiëring zoals beschreven onder nummer 145^33/50.

Hieronder volgt de beschrijving van de rechtstreekse uitgaven voor sommige categorieën van instellingen. Voor de instellingen die gericht zijn op het natuurbehoud en/of de bescherming van het leefmilieu, op het behoud of de zorg van monumenten en landschappen, op het beheer van dierenasielen en op de duurzame ontwikkeling moet geval per geval beoordeeld worden.

Culturele instellingen

145^33/76

Als rechtstreekse uitgaven worden beschouwd:

a. de bezoldigingen van de personeelsleden betreffende werkzaamheden die rechtstreeks betrekking hebben op de verwezenlijking van het door de instelling nagestreefde doel
b. de kosten voor de organisatie van culturele activiteiten
c. de subsidies aan andere al dan niet erkende Belgische instellingen voor de verwezenlijking van culturele activiteiten, door die instellingen.

Instellingen voor hulpverlening aan ontwikkelingslanden

145^33/77

Als rechtstreekse uitgaven worden beschouwd:

a. de gelden of de tegenwaarde van de goederen, welke naar die landen worden gezonden voor de verwezenlijking van bepaalde projecten, alsook de erop betrekking hebbende verzendingskosten

b. de kosten in België gedaan voor de vorming van inwoners van de hierboven bedoelde landen

c. de kosten in België of in het buitenland besteed aan de onmiddellijke opleiding van technici, vrijwilligers enz., voor de zending waarvoor ze zijn aangeworven

d. de subsidies die zijn toegekend aan andere ‑ Belgische of buitenlandse ‑ al dan niet erkende instellingen voor de verwezenlijking van nauwkeurig omschreven ontwikkelingsprojecten door die instellingen.

Instellingen voor wetenschappelijk onderzoek

145^33/78

Als rechtstreekse uitgaven worden beschouwd:

a. de bezoldigingen enz., van het wetenschappelijk en technisch personeel en alle uitgaven die vereist zijn voor het volbrengen van de taak van dat personeel (diverse benodigdheden, documentatie enz.)

b. de aan vorsers toegekende beurzen

c. de kosten voor wetenschappelijke publicaties, colloquia en conferenties

d. de subsidies toegekend aan andere - al dan niet erkende – Belgische instellingen, voor de verwezenlijking van opdrachten van wetenschappelijk onderzoek door die instellingen.

Instellingen voor bijstand aan misdeelden en hulpverlening aan slachtoffers van erkende rampen

145^33/79

Als rechtstreekse uitgaven worden beschouwd:

a. de bezoldigingen van geneesheren, verpleegsters, maatschappelijke assistenten enz., die wegens de specifieke taken die ze vervullen, rechtstreeks hulp verlenen aan de personen om wie de instelling zich bekommert, alsook alle uitgaven die nodig zijn om die taken te vervullen

b. de giften in geld of in natura aan misdeelden of aan slachtoffers van erkende rampen

c. subsidies toegekend aan andere ‑ al dan niet erkende ‑ Belgische instellingen, met het doel rechtstreeks bijstand of hulp te verlenen aan misdeelden of aan slachtoffers van erkende rampen.

Als uitgaven voor rechtstreekse hulp komen eveneens de uitgaven in aanmerking, die:

- door een instelling voor bijstand aan één van de categorieën van misdeelden (opgesomd in art. 145^33, § 1, 1°, e, WIB 92)

- op bijkomstige wijze en occasioneel worden gedaan

- ten bate van slachtoffers van rampen of calamiteiten in België (door andere instellingen dan die welke hulp verlenen aan slachtoffers van erkende rampen) of in het buitenland

- voor zover de gebeurtenis geacht wordt ernstig genoeg te zijn om rechtstreekse of onrechtstreekse hulp van de Belgische openbare besturen te rechtvaardigen.

2. Kosten van algemeen beheer

Maximumgrens van 20 %

145^33/80-81

De kosten van algemeen beheer mogen volgens het KB/WIB 92 niet meer bedragen dan 20 % van de bestaansmiddelen van alle aard, vooraf verminderd met die welke voortkomen van andere erkende instellingen.

Aangezien noch het WIB 92, noch het KB/WIB 92, noch de wet op de boekhouding een definitie van de kosten van algemeen beheer bevat, moet in de praktijk, aan de hand van de omstandigheden waarin de instelling haar werkzaamheden verricht, worden uitgemaakt, of en in welke mate bepaalde uitgaven als kosten van algemeen beheer moeten worden aangemerkt.

Gelet op de verscheidenheid van toestanden gaat het dus essentieel om een feitenkwestie. Om eindeloze discussies, in het bijzonder m.b.t. de gemengde kosten, te vermijden, moet de notie 'kosten van algemeen beheer' met ruim begrip worden geïnterpreteerd.

Wanneer een vereniging een onroerend goed aankoopt, zal noch de gehele kostprijs, noch de jaarlijkse afbetaling van de lening als kost van algemeen beheer worden aangezien. De betaalde interest, als vergoeding voor het ontleende kapitaal, daarentegen kan, rekening houdend met de aanwending van dat gebouw, eventueel wel als een kost van algemeen beheer aan te merken zijn. Desgevallend zal de betaalde interest verhoudingsgewijs moeten worden omgedeeld volgens de bestemming die aan het onroerend goed wordt gegeven.

In de regel wordt de betaalde 'patrimoniumbelasting' beschouwd als een kost van algemeen beheer.

Bij de berekening van het percentage van de beheerskosten wordt enkel rekening gehouden met de effectieve inkomsten en uitgaven. Boekhoudkundige verrichtingen (waardevermindering/-vermeerdering van aandelen, afschrijvingen) zijn echter geen effectieve inkomsten/uitgaven en komen dus niet in aanmerking voor het vaststellen van het percentage aan beheerskosten (PV nr. 412, 02.05.1996, Breyne, Vragen en antwoorden, Kamer, GZ 1995-1996, blz. 5520en volg.).

3. Publiciteitskosten en kosten voor fondsenwerving

145^33/82

De grens van 20 % geldt alleen voor de beheerskosten. De publiciteitskosten en de kosten voor fondsenwerving worden echter niet als beheerskosten gekwalificeerd. Hoge publiciteitskosten en kosten voor fondsenwerving, naast de beheerskosten die maximum 20 % mogen bedragen, zijn echter moeilijk te rechtvaardigen t.o.v. de initiële bedoelingen van de wetgever.

4. Gemengde kosten

145^33/83

Gemengde kosten zijn kosten waaraan niet onmiddellijk een juiste bestemming kan worden gegeven of waarvan het bedrag over de verschillende rubrieken (rechtstreekse kosten, publiciteitskosten, kosten voor algemeen beheer) moet worden omgedeeld. De betrokken instelling moet steeds worden verzocht alle inlichtingen en stukken te verstrekken die voor de indeling van die kosten of voor de uitsplitsing ervan nuttig kunnen zijn.

De uitsplitsing van de 'gemengde kosten' mag percentsgewijze geschieden. Zo mogelijk worden de toegepaste percenten met het akkoord van de betrokken instelling vastgesteld.

Gemengde kosten zijn o.a.:

- de correspondentie‑ en telefoonkosten

- de huur en huurlasten van lokalen met gemengd gebruik

- de bezoldigingen en de andere voordelen die aan de met de leiding van de instelling belaste persoon worden toegekend, moeten als gemengde kosten worden beschouwd indien die persoon naast het verrichten van administratieve werkzaamheden bovendien werkzaamheden verricht die een rechtstreekse hulp vormen voor de personen waaraan de instelling bijstand verleent of die gericht zijn op de verwezenlijking van het doel van de instelling.

Voorbeeld 1

De bezoldiging van een werknemer die in eenzelfde instelling zowel zorgen verstrekt aan gehandicapte personen als secretariaatswerk verricht, moet worden toegewezen aan de rechtstreekse kosten en de kosten van algemeen beheer via een verdeelsleutel.
Indien de werkzaamheden van die persoon zich echter uitsluitend beperken tot het administratief beheer van de instelling, moeten de kosten voor 100 % als kosten van algemeen beheer worden aangemerkt.

Voorbeeld 2

Wanneer een instelling een tijdschrift uitgeeft dat gratis wordt verdeeld of tegen een lagere prijs dan de kostprijs wordt verkocht, behoort het nadelige saldo van die verrichting tot:

- de rechtstreekse hulp, indien het tijdschrift bestemd is om informatie te verstrekken aan de misdeelden en/of aan de instellingen, beroepskorpsen enz., waarvan mag worden aangenomen dat ze die personen rechtstreeks bijstaan

- de rechtstreekse kosten in het domein van de cultuurverspreiding of het wetenschappelijk onderzoek, indien het tijdschrift bestemd is om informatie van culturele of wetenschappelijke aard, te verstrekken aan personen en/of instellingen enz.

- de uitgaven voor publiciteit, indien het tijdschrift wordt uitgegeven om giften of legaten te verkrijgen.