Artikel 63^12/3, KB/WIB 92
Art. 63^12/3 is van toepassing vanaf aanslagjaar 2020 (art. 5 en 6, KB 28.06.2019 - B.S. 08.07.2019; Numac: 2019030580)
§ 1. De in artikel 145^27, § 2, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde vennootschappen of de in artikel 145^27, § 1, eerste lid, b, van hetzelfde Wetboek, bedoelde financieringsvehikels moeten jaarlijks vóór 31 maart van het jaar dat volgt op het jaar van de verwerving van de volledig volstorte aandelen of de in artikel 145^27, § 1, eerste lid, b, van hetzelfde Wetboek, bedoelde nieuwe beleggingsinstrumenten, en van de vier daaropvolgende jaren een document opstellen dat:
1° voor het jaar van verwerving:
a) het bedrag vermeldt dat recht geeft op de vermindering;
b) bevestigt of de vennootschap waarin wordt geïnvesteerd, hetzij rechtstreeks, hetzij via een crowdfundingplatform, hetzij via een financieringsvehikel, voldoet aan de voorwaarden opgenomen in artikel 145^27, § 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek;
c) de jaaromzet van de vennootschap en het aantal voltijdse equivalenten die de vennootschap krachtens arbeidsovereenkomsten tewerkstelt van de laatste twee aanslagjaren voorafgaand aan de volstorting van de aandelen vermeldt;
2° voor het volgende jaar bevestigt of de vennootschap waarin wordt geïnvesteerd, hetzij rechtstreeks, hetzij via een crowdfundingplatform, hetzij via een financieringsvehikel, ten minste tien voltijdse equivalenten te werk stelt, krachtens arbeidsovereenkomsten;
3° voor elk van de vier volgende jaren bevestigt dat deze aandelen of beleggingsinstrumenten nog steeds in het bezit zijn van de inschrijver op 31 december van het belastbaar tijdperk, en dat is voldaan aan de voorwaarde opgenomen in artikel 145^27, § 2, vierde lid, van hetzelfde Wetboek;
4° voor het jaar van vervreemding van de aandelen of beleggingsinstrumenten: het aantal nog niet verlopen maanden vermeldt dat in aanmerking komt voor de berekening van de terugname van de vermindering.
§ 2. Het in § 1 bedoelde document moet binnen de in § 1 bedoelde termijn worden bezorgd aan de inschrijver.
De inschrijver moet zijn exemplaar van de bedoelde documenten ter beschikking houden van de administratie.
§ 3. Een afschrift van het in § 1 bedoelde document moet langs elektronische weg binnen de in § 1 bedoelde termijn aan de administratie worden bezorgd.