Parlementaire vraag nr. 1597 van de heer Dieter Vanbesien van 27.07.2023
Kamer, Vragen en Antwoorden, 2022-2023, QRVA 55/119 d.d. 27.09.2023, blz. 130
Gereglementeerde vastgoedvennootschappen in de ouderenzorg
VRAAG (van de heer Vanbesien)
De vergrijzing plaatst België voor ongeziene uitdagingen, waaronder het voorzien van voldoende woonzorg. Vandaag zet de overheid daarvoor in op het bijbouwen van woonzorgcentra. Om te anticiperen op een mogelijk tekort wil men het bijbouwen van deze centra fiscaal aanmoedigen, en daarvoor voorziet men onder meer forse belastingverlagingen. Al geruime tijd blijkt dat de combinatie aan maatregelen niet de beoogde gevolgen heeft. Vandaag is het mogelijk dat de uitbaters van woonzorgcentra hun gebouwen verkopen aan gereglementeerde vastgoedvennootschappen, die deze vervolgens aan de uitbaters terug verhuren. De vastgoedvennootschappen - met aandeelhouders die vaak gevestigd zijn in het buitenland voor verdere belastingoptimalisatiestrategieën - kunnen bij het uitkeren van hun dividenden aanspraak maken op een verlaagd tarief roerende voorheffing en een verlaagde vennootschapsbelasting, waardoor ze uiteindelijk amper belastingen betalen. Wanneer men de hoge kosten voor de zorgbehoevende ouderen en de daaruit volgende noodzaak voor de overheid om daarin tussen te komen, plaatst naast deze vennootschapsstructuren en winstmodellen dringt een wetgevend optreden zich op. Recent is een rapport verschenen die de methoden en geldstromen bij een van deze vennootschappen, namelijk Cofinimmo, haarfijn uitlegt. 1. Heeft u het rapport van de CICTAR Caring for the bottom line gelezen? 2. Volgens dit rapport heeft Cofinimmo een patrimonium van 6 miljard euro en behaalt het een operationele winst van 96 %. Tussen 2017 en 2021 zou Cofinimmo slechts een vennootschapsbelasting van 3,35 % betalen. Kloppen deze cijfers en wat is uw reactie? 3. Dankzij federale wetgeving genieten gereglementeerde vastgoedvennootschappen zoals Cofinimmo van een verlaagde vennootschapsbelasting en een verlaagde roerende voorheffing. Bent u van oordeel dat deze verlaagde tarieven moeten worden teruggebracht naar het standaard tarief? 4. Acht u het noodzakelijk om in ieder geval de voorwaarden voor de toepassing van deze gunsttarieven zo aan te passen dat vennootschappen die gebruik maken van de strategie koop-wederverhuur van vastgoed uitgesloten zijn van het voordeeltarief?
ANTWOORD (Vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding en de Nationale loterij)
Ik kan niet ingaan op de vraag met betrekking tot concrete cijfers die betrekking hebben op een individuele belastingplichtige. Meer algemeen kan ik wel meegeven dat gereglementeerde vastgoedvennootschappen onderworpen zijn aan het gewone belastingtarief van 25 % in de vennootschapsbelasting. Artikel 185bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 voorziet evenwel in bijzondere regels voor de bepaling van de belastbare grondslag van de gereglementeerde vastgoedvennootschappen. Deze afwijkende belastbare grondslag geldt ook voor andere soorten gereglementeerde beleggingsvennootschapen en instellingen voor collectieve belegging. Deze bijzondere regels beogen een stelsel van fiscale neutraliteit tot stand te brengen. Ze worden ook gerechtvaardigd door het regelgevend kader en de specifieke wettelijke verplichtingen die van toepassing zijn op dit soort vennootschappen en instellingen. De dividenden die gereglementeerde vastgoedvennootschappen uitkeren aan hun aandeelhouders zijn in beginsel onderworpen aan een roerende voorheffing van 30 %. Wanneer evenwel voldaan is aan een aantal specifieke criteria, waaronder een belegging ten belope van minstens 80 % in onroerende goederen die uitsluitend of hoofdzakelijk voor aan woonzorg of gezondheidszorg aangepaste wooneenheden aangewend worden of bestemd zijn, geldt een verlaagd tarief van 15 %. In deze context wordt de afschaffing van het huidige regime niet beoogd.