Parlementaire vraag nr. 616 van de heer Luk Van Biesen van 30.10.2015

Parlementaire vraag nr. 616 van de heer Luk Van Biesen dd. 30.10.2015

Kamer, Vragen en Antwoorden, 2015-2016, QRVA 54/062 dd. 15.02.2016, blz. 302

Fusies van ondernemingen. - Afschrijvingen

VRAAG

Op 25 juni 2013 oordeelde het hof van beroep van Gent dat de verkrijging van een afschrijfbaar actiefbestanddeel naar aanleiding van een belastingvrije fusie kan worden beschouwd als een geldige herbelegging in het kader van het stelsel van gespreide belasting van meerwaarden (artikel 47 WIB 1992). Deze uitspraak vindt goedkeuring in de rechtsleer en in een antwoord van de minister van Financiën op een eerdere parlementaire vraag. In de rechtsleer lijkt er evenwel onduidelijkheid te bestaan over de wijze waarop het belastbaar gedeelte van de gespreid te belasten meerwaarde in hoofde van de overnemende vennootschap dient te worden vastgesteld. Stel dat vennootschap A in jaar X+1 een machine verwerft tegen een aanschaffingswaarde van 1.000, dat lineair wordt afgeschreven over 10 jaar. De jaarlijkse afschrijving bedraagt 100. Op het einde van boekjaar X+5 bedraagt de boekwaarde 500. Per 1 januari X+6 wordt vennootschap A overgenomen door vennootschap B middels een belastingvrije fusie. In boekjaar X+4 had vennootschap B een materieel vast actief verkocht voor 500 met een meerwaarde van 500 waarbij wordt geopteerd voor het stelsel van gespreide belasting. De machine verkregen van vennootschap A naar aanleiding van de belastingvrije fusie wordt door vennootschap B in aanmerking genomen als een (tijdige) herbelegging in de aangifte in de vennootschapsbelasting met betrekking tot boekjaar X+6.

1. Kunt u bevestigen dat het in aanmerking te nemen bedrag voor de herbeleggingsverplichting de residuele afschrijfbare boekwaarde van het actiefbestanddeel betreft op het moment van de belastingvrije fusie (500 in de voormelde toepassing)?

2. Dienen de afschrijvingen die reeds gedragen werden door de overgenomen vennootschap A vóór de belastingvrije fusie in aanmerking te worden genomen voor het berekenen van het belastbare gedeelte van de meerwaarde in hoofde van de overnemende vennootschap B in het belastbaar tijdperk van de belastingvrije fusie, rekening houdend met artikel 78, §2 KB/W.Venn en artikel 212 WIB92?

Indien het in aanmerking te nemen bedrag voor de herbeleggingsverplichting 500 bedraagt, is het belastbaar gedeelte van de meerwaarde dan gelijk aan 300 (= [500 x 300] / 500) in het belastbaar tijdperk X+6 en 50 tijdens de resterende 4 boekjaren. Of, dient men echter geen rekening te houden met de afschrijvingen verricht door de overgenomen vennootschap A vóór de fusie, zodat in voormelde toepassing 100 van de meerwaarde in het boekjaar X+6 belastbaar wordt en 100 tijdens de resterende boekjaren?

3. Uit het antwoord op de voormelde parlementaire vraag blijkt dat de belastingadministratie de opdracht werd gegeven om deze problematiek te onderzoeken. Wat is de conclusie van dit onderzoek?

ANTWOORD

Ik wens vooreerst op te merken dat in het antwoord dat werd verstrekt op de parlementaire vraag nr. 61 van 7 maart 2013, gesteld door mevrouw Veerle Wouters, en waarnaar het geachte lid in zijn vraag blijkbaar verwijst, enkel wordt meegedeeld dat het algemene fiscale neutraliteitsbeginsel niet rechtvaardigt dat een goed dat werd verkregen ingevolge een belastingvrije fusie niet kan worden beschouwd als een geldige herbelegging in de zin van artikel 47, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) en dat een verder onderzoek zich opdringt (Vragen en Antwoorden, Kamer, 2013-2014, nr. 158, blz. 161). In navolging van dat onderzoek kan ik meedelen dat in het gegeven voorbeeld met betrekking tot de door B verwezenlijkte meerwaarde, de machine, die door B werd verkregen naar aanleiding van de belastingvrije fusie tussen A en B, in principe in aanmerking kan komen als herbelegging voor de toepassing van die wettelijke bepaling. Het in aanmerking te nemen bedrag voor de herbeleggingsverplichting stemt overeen met de residuele afschrijfbare boekwaarde van het overgedragen actief op het ogenblik van de belastingvrije fusie, namelijk 500 in het gegeven voorbeeld. Ten slotte, op basis van de samenlezing van de artikelen 47, § 1, en 212, eerste lid, WIB92, meen ik dat de verwezenlijkte meerwaarde gespreid moet worden belast in de tijd naar verhouding tot de afschrijvingen op het als herbelegging aangeduide (overgedragen) actief die door de overnemende vennootschap in aanmerking mogen worden genomen op het einde van het belastbare tijdperk waarin de belastingvrije fusie heeft plaatsgevonden en voor elk volgende belastbare tijdperk. Dat betekent concreet dat in het gegeven voorbeeld er 100 van de meerwaarde in het boekjaar X+6 van B belastbaar wordt en 100 tijdens de volgende vier boekjaren.